„Om goed van de Meester te spreken"
Ds. G. C. Kunz is vijfentwintig jaar predikant in de Hervormde Kerk
PAPENDRECHT - „Na vijfentwintig jaar predikantschap kan ik niet anders zeggen dan dat ik een zondig mens ben en dat ook blyf. Daarboven staat Gods trouw. Hij bleef mij ondersteunen, ook als het moeilijk was. De Heere is goed. Hü is het waard om geprezen te worden".
Ds. G. C. Kunz hield vorige week zondag in de hervormde gemeente van Papendrecht een jubileumdienst. De tekstkeuze vras niet moeilijk. Hij preekte over dezelfde tekst als bij zijn intrede in Polsbroek en Vlist in 1969: 2 Korinthe 4:7, over de schat in aarden vaten, „opdat de uitnemenheid der kracht zij Godes en niet uit ons".
Een kwarteeuw predikant zijn, betekent terugzien op een lange periode van preken. „Dat is voor mij ten diepste een zaak van verwondering, dat God een zondig mens als ik ben nog wilde gebruiken. Hij is een heel goede Meester voor me geweest. Het is zo'n heeriijk werk om groot van Hem te spreken. Ik weet het wel hoor, de bestrijding was er ook, maar ik mocht tegelijk ervaren dat mensen door de boodschap die ik mocht doorgeven, geraakt werden".
Ds. Kunz heeft bij de voorbereiding voor zijn jubileumpreek zijn eerste Polsbroekse preek nog eens doorgelezen. „De lijn van de preek van vorige week was dezelfde. Ik mag in alle eerlijkheid getuigen dat ik me toen zeker een „aarden vat" voelde. Maar in de loop der tijd is dat besef wel verdiept. Ik denk maar dat de Heere me klein heeft gehouden om dat wat meer te beseffen".
Vat en schat
„Wat was ik enthousiast in Polsbroek! Iemand zei eens: Onze dominee wil in een halQaar tijd heel Polsbroek bekeren. Ik wil niet beweren dat ik nu niet meer enthousiast ben, maar ik heb wel geleerd dat de Heere werkt ondanks een dominee". „Niet het vat maar de schat", zo herinnert de jubilerende predikant zich een uitspraak van zijn christelijke gereformeerde collega M. C. Tanis uit een recente bestuursvergadering van de Guido de Brèsscholengemeenschap, waarvan hij nu opnieuw bestuurslid is.
Ds. Kunz komt uit Delft en werd gekipt en gebroed onder predikanten als L. Vroegindeweij, W. L. Tukker en J. van Rootselaar. Zelf ziet hij vooral ds. Vroegindeweij als het middel dat de Heere gebruikte bij zijn roeping tot predikant. Vooral diens pastorale bewogenheid raakte het toen nog jonge gemeentelid. Hij kwam bij de Vroegindeweijs regelmatig over de vloer door zijn vriendschap met zoon Piet. Op zaterdagavond volgde hij bij deze predikant catechisatie met een groep van wel veertig tot vijftig jongeren die doordeweeks moeilijk konden.
Na zijn eerste gemeente Polsbroek volgden Werkendam, Dordrecht, Waddinxveen en Papendrecht, stuk voor stuk gemeenten in een betrekkelijk kleine kring rond Rotterdam. Hij omschrijft dat zelf als volgt: „Er was wel verschil tussen dorp en stad, maar alle gemeenten ademden dezelfde geestelijke ligging". In Dordrecht maakte hij het voor de eerste keer mee dat gemeenteleden hem wegstuurden bij de voordeur. „Ik ben geen lid van de Bond, zei een mevrouw met wie ik kennis wilde maken. Ik heb toen wel duidelijk gemaakt dat ze in mijn wijk woonde en dat ik niet de ledenwerver van de Bond was. Ik kwam er desondanks niet in. Dat deed me verdriet. In de stad heb ik overigens wel gemerkt dat de trouw van de gemeente groot is, ondanks het ontbreken van sociale controle".
Verder zegt hij: „In de afgelopen vijfentwintig jaar heb ik wel een ontwikkeling bemerkt in hervormd-gereformeerde kring. De vleugels zijn meer gepolariseerd. Het geesteloze wordt gecoinpenseerd met uiterlijk vertoon. In zekere zin voel ik me steeds eenzamer. Ik doel dan op de breedte van de kring. Ik voel me in het midden van het hervormd-gereformeerde volksdeel thuis. Zelf wil ik niets liever dan het Woord des Heeren uitdragen en van hart tot hart spreken".
Uitzien naar de zondag
In hervormd-gereforméerde kring zit ten diepste ook niemand op Gods Woord te wachten, zegt ds. Kunz. „Dat ligt bij mij van nature ook zo. Wij allen, voorganger en gemeentelid, moeten ingewonnen worden voor de Koning. Maar ik moet wel elke zondag de preekstoel op. De ene week ligt het zo dat als ik met mijn preek bezig ben, ik tegen mijn vrouw zeg: Ik wou dat het al zondag was. Je ziet er reikhalzend naar uit. Ik zou dan wel direct goed willen gaan spreken van Hem. Maar het is ook wel eens teleurstellend als je zelf makkelijk staat en de mensen kijken alsof de boodschap aan hen voorbijgaat. Het gebeurt ook dat je na de preek zucht omdat je niets kwijt kon en het allemaal niet ging. En dan hoor je later dat de Heere het toch gebruikte... Zo moet ook ik er steeds tussenuit, het houdt me klein. Overigens wil ik ook wel kwijt dat het een zegen is voor een predikant als je, zoals ik, een vrouw hebt die geestelijk volledig met je meeleeft".
Zegen
De betrekkelijke eenzaamheid is dit jaar voor een paar dagen doorbroken, zo blijkt in het gesprek. „Ik ben weer naar 'de Haamstede-conferentie geweest. Een zegen om met collega's uit de Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten bezig te zijn met de dingen van Gods Koninkrijk. Dan mag je bemoedigd, gesterkt en toegerust weer verder gaan. Eerst dacht ik dat ik geen tijd had voor zoiets. Ik hoop er steeds weer heen te gaan, want ik ervaar voortdurend grote geestelijke eensgezindheid".
Ds. Kunz merkt verder op dat prediking en pastoraat zijn hart hebben. Maar hoe kijkt hij dan tegen het proces Samen op Weg aan? „We weten allemaal dat SoW totaal niet leeft in onze kring, integendeel. Diep in mijn hart wil ik wel graag weten hoe het afloopt. Dan denk ik ook aan theologiestudenten die straks hun handtekening moeten zetten. Kunnen zij dat aan in de nieuwe kerk? Ik hou mijn hart vast. Ik heb makkelijk praten, want als dominee heb ik God mijn jawoord nog gegeven in de Nederlandse Hervormde Kerk. Daarin weet ik me door de Heere geroepen".
Zorg voor de kudde
Over het SoW-proces zegt hij verder: „Ik kom predikanten tegen die heel naïef menen dat het allemaal wel losloopt, als zij maar hun plekje houden om te preken. Naïef is dat, want een hervormde gemeente is niet los verkrijgbaar. Anderen beweren nu vol verve dat als de nieuwe kerk gestalte krijgt, ze hun toga aan de wilgen hangen. We zullen dat maar eens afwachten. Mij zul je geen van beide opmerkingen horen maken".
De zorg van ds. Kunz over de ontwikkelingen in SoW-verband is, dat de Hervormde Kerk „ons ontnomen wordt". „Mijn grootste zorg is hoe het zal gaan met de geestelijke zorg aan onze gemeenteleden. Hoe gaat het straks met de kudde?" Ondanks de SoW-perikelen is hij er echter tegelijk tot in het diepst van zijn ziel van overtuigd dat de Heere goed is. „Daarom blijf ik, zolang ik kan, goed spreken van Hem, want Hij is het meer dan waard".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 oktober 1994
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 5 oktober 1994
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's