Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Algemeen Reglement van 1816 was hard nodig

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Algemeen Reglement van 1816 was hard nodig

Promovendus ds. W. H. den Ouden: Eenheid kerk was verlamd door provincialisme

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Het Algemeen Reglement van 1816 was de enige mogelijkheid om de kerk in Nederland weer tot eenheid te brengen. De kerk zelf kon het niet klaarspelen vanwege haar verlammende provincialisme. Ik zie het Algemeen Reglement als positief. Hoe had het anders gemoeten?"

Tot deze opzienbare slotsom komt ds. W. H. den Ouden, hervormd emeritus predikant in Rotterdam, die volgende week op 74-jarige leeftijd promoveert op het proefschrift "Kerk onder patriottenbewind. Kerkelijke financiën en de Bataafse Republiek 1795-1801". 

Ds. Den Ouden heeft al vele jaren iets met 'kerk en geld' te maken. Van 1971 tot 1991 was hij secretaris van de hervormde synodale commissie geldwerving en van 1973 tot 1992 kreeg hij landelijke bekendheid als voorzitter van de landelijke interkerkelijke commissie geldwerving, die jaarlijks de actie Kerkbelans organiseert. Hij publiceerde in 1982 het boek "Kerk en geldwerving".

Ds. Den Ouden erkent dat het Algemeen Reglement van 1816 de structuur draagt van een zekere staatsinvloed en dat de besturen het voor het zeggen kregen in de kerken, maar het is voor hem de vraag of de kerkeraden deze bestuurlijke leiding aangekund hadden. 

„De kerk werd verlamd door het federalisme. Tegenover de eenheid van de staat moest ook de eenheid van de kerk komen, waardoor het Algemeen Reglement ook van politiek belang was. 

Er was ook geen generale synode, zelfs al tweehonderd jaar lang niet meer. Het was voor het jonge Koninkrijk der Nederlanden niet verteerbaar dat een zo grote kerkelijke organisatie -zo'n 57 procent van Nederland was in die tijd hervormdfederalistisch was opgezet. 

Toen kerk en staat in de Bataafse Tijd werden gescheiden, kwamen niet alleen de financiën in gevaar, maar werd ook het bestuur bedreigd".

Geen enkele band

„Er bestond voor 1816 geen Hervormde Kerk, er bestonden wel provinciale kerken. Deze hadden echter geen enkele band met elkaar, behalve dat zij afgevaardigden naar elkaars synoden stuurden. De nood in die tijd was dat de kerk tot eenheid moest komen en de kerk onmachtig was dat te realiseren. Dus moest de eenheid van buitenaf opgelegd worden", zo verklaart ds. Den Ouden. de hervormde emeritus predikant 'concludeert dan ook dat eerherstel 'op zijn plaats is van de -vooral in afgescheiden kringen beruchte- minister van eredienst ds. J. D. Janssen. 

„Ik kan hem zeer positief beoordelen. Het is dankzij ds. Janssen dat predikanten hun rijkstraktementen konden behouden, want ook roomskatholieken eisten in die tijd hun rechten op. 

Ook de rol die ds. Janssen organisatorisch vervulde, acht ik positief We maken altijd een fout dat we onze situatie van 1994 projecteren op het verleden. '1816' is onder de gegeven omstandigheden een zegen voor de kerk geweest", aldus ds. Den Ouden. 

Hij vraagt zich verder af waaróm eigenlijk in het Algemeen Reglement van 1816 geen leertucht werd opgenomen. „Die leertucht werd in de tijd van de Republiek uitgeoefend door de staat. Als er bijvoorbeeld hoogleraren afgezet moesten worden, gebeurde dit door de overheid. Maar door de scheiding van kerk en staat in 1795 was de overheid neutraal geworden en had zij niets meer over de leer te zeggen". Vanwege het provincialisme moet ds. Den Ouden zelfs zeggen: "Als in 1816  de leertucht was ingevoerd, dan had men waarschijnlijk elkaar de kerk uit gevochten".

Bevrijding

Ds. Den Ouden ziet de gebeurtenissen in de Bataafse Republiek als een bevrijding. Het federalisme was groot in de Nederlandse kerk. Iedere provincie had haar eigen ontwikkeling doorgemaakt. 

„De kerk in Zeeland was bijvoorbeeld afhankelijk van de betaling door de overheid. Dat kwam doordat de kerk alle goederen van de hand had gedaan in de Reformatie om geld te krijgen ten behoeve van de Tachtigjarige Oorlog. Men spreekt wel eens van „geen kerkegeld voor geweld", maar hier ging het om de eigen vrijheid. De goederen werden geconfisqueerd, terwijl de overheid het op zich nam de salarissen van de predikanten te betalen". 

In provincies als Noord- en Zuid-Holland werden de salarissen echter uitbetaald via "geestelijke kantoren". In de provincies Friesland, Groningen en Drenthe is de Reformatie veel later tot ontwikkeling gekomen en heeft de kerk een eigen financiële structuur. De kerken in deze provincies hadden talrijke bezittingen. Hét grote probleem in de Bataafse Tijd was om een zekere eenheid in deze chaotische toestand te scheppen. 

In 1798 kwam er een staatsregeling die alle kerkelijke goederen verbeurd verklaarde. De opbrengst zou aangewend moeten worden voor onderwijs en armenzorg. Deze stringente maatregel moest in drie jaar zijn beslag krijgen. En dan blijkt, aldus ds. Den Ouden, dat de kerk veel actiever en alerter gereageerd heeft dan tot nu toe werd aangenomen. Dat is een van de conclusies van zijn onderzoek. Er werden in de gemeenten overal gemeentecommissies opgericht, die naast de kerkeraden de financiën moesten gaan beheren. 

In 1801, toen de verbeurdverklaring haar beslag moest krijgen, werd de zaak echter plotseling teruggedraaid. De overheid liet de goederen weer over aan de kerk. „Men zag de regeling als onbillijk", zo verklaart ds. Den Ouden deze ommezwaai. 

„Als de Hervormde Kerk tweehonderd jaar lang door de overheid is  verzorgd, kan zij niet in drie jaar  tijd een eigen financiële organisatie  opzetten, ongeveer vijfhonderd pre dikanten betalen, zorg dragen voor  de geëmeriteerden en ook nog eens  voor de kerkgebouwen. In 1798 was  deze maatregel een echt revolutio naire ingreep, maar die hele revolutie heeft na drie jaar haar kracht verloren". 

In 1806 werd het nationale belastingsysteem ingevoerd. Het gevolg was dat de predikantstraktementen van staatswege betaald werden. In 1808 werden alle uitbetalingen, althans voor zover die door de overheid geschiedden, geconcentreerd op het ministerie van financiën. Deze regeling van "rijkstraktementen" bleef van kracht tot de zogeheten afkoopregeling in 1982. Dat gebeurde voor de provincies Zeeland, Holland en Utrecht bijvoorbeeld. Bij de noordelijke provincies bleef men afhankelijk van de opbrengst van de grote kerkelijke bezittingen.

Oorsprong kerkvoogdij

De gemeentecommissies, die in de Bataafse Tijd een slapend bestaan hadden, kwamen in 1810 weer tot leven. Want wat gebeurde er? Toen in dat jaar de kerkgebouwen weer aan de gemeenten werden overgedragen, werden de gemeentecommissies belast met het beheer van de kerkelijke goederen. Deze commissies zijn de voorlopers van de latere kerkvoogdijen geweest. Er kwam dus naast het bestuur (dat in handen was van de kerkeraden, de classes en de synoden) het beheer, en die beide stonden los van elkaar. Ds. Den Ouden benadrukt dat de kerkeraden geen enkele bevoegdheid hadden over deze gemeentecommissies. Het beheer was nietaan de kerkeraad maar aan de plaatselijke kerkelijke gemeente op gedragen en die gemeente stelde -in de vorm van een gemeentecommissie- de beheerders aan. 

Ds. Den Ouden is er op zichzelf genomen niet gelukkig mee dat er zo een scheiding tussen beide bevoegdheden is ontstaan. „Geld is een  geestelijke zaak, de kerkvoogdij kan  nooit los van de kerkeraad geld wer ven en het beheer voeren. De kerk voogdij heeft de kerkeraad nodig. Je  bent immers samen voor het beleid  verantwoordelijk, samen moetje een  beleidsplan maken". 

Het Algemeen Reglement van 1816 regelde overigens niet het beheer. De 'opperkerkvoogd' Koning Willem I had het beheer al geregeld met aparte provinciale reglementen.

Pas in 1870 trok de overheid zich  terug uit het beheer van de Hervormde  Kerk. Toen mocht iedere  gemeente kiezen op welke wijze de  kerkvoogdijen gingen functioneren,  hetzij vrij beheer, hetzij beheer onder  toezicht.

Belangrijke periode

Voor ds. Den Ouden is de tijd van 1795-1801 een belangrijke periode. In 1795 werd Nederland een eenheidsstaat. „Alle politieke en kerkelijke lijnen kwamen toen samen, geënt op Nederland als een eenheidsstaat". Hij beschouwt de scheiding tussen kerk en staat ook als positief. „Het is ook te gek dat de Hervormde Kerk als enige kerk mocht functioneren. 44 procent van de bevolking was niet-hervormd". 

Dat er een bevoorrechte gereformeerde kerk was, had zijns inziens alleen maar nadelen. „De kerk liep geheel aan de leiband van de overheid, bijna twee eeuwen lang. In Zeeland mocht niet eens een provinciale synode bijeengeroepen worden, alleen een classisvergadering. Voor iedere synode moest toestemming gevraagd worden en dan zaten er twee commissarissen-politiek bij die de macht hadden bepaalde dingen te annuleren". 

Ds. Den Ouden voelt desgevraagd ook weinig voor het gereformeerde theocratie-ideaal, de hechte samenwerking tussen kerk en staat met het oog op de kerstening van het volksleven. „Het gaat om een vrije kerk in een vrije staat. Ik heb weinig voordelen gezien van een staatskerk". 

De revolutie heeft volgens hem ook positieve effecten gehad. „Zij heeft van de staat een eenheidsstaat gemaakt, zij heeft ook de tolerantie gebracht. Voor 1795 mochten alleen hervormden publieke ambten bedienen. Het is niet terecht dat men de Bataafse Tijd vooral als een produkt van de Franse overheersing ziet. De beweging der patriotten wilden vooral de democratie invoeren. 

De eerste democratische grondwet van 1798 mislukte; er moest gewacht worden tot 1848". Ds. Den Ouden voelt dus weinig voor het idee van de overheid als voedsterheer der kerk. „De overheid heeft alleen tot taak ervoor te zorgen dat de kerk kan functioneren. Zij kan niet zelf ingrijpen".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1994

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Algemeen Reglement van 1816 was hard nodig

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 juni 1994

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's