Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het bijbelse renteverbod in de praktijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het bijbelse renteverbod in de praktijk

Dr. ir. A. van der Rijst: „De aandeelhouders zoals we die op dit moment kennen, zijn eigenlijk speculanten"

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Iemand die volgens bijbelse normen wil leven, behoort zijn spaarcenten te beleggen op een risicovolle wijze en niet onder te brengen in veilige obligaties. Die consequentie trekt dr. ir. A. van der Rijst uit het oudtestamentische renteverbod. Hij schreef een dissertatie over deze bepaling uit de mozaïsche wetgeving en meent dat ook uit zakelijk, economisch oogpunt toepassing van dit voorschrift in onze tijd valt aan te bevelen. „Niet voor niets staat er: Opdat het u welga.

Arie van der Rijst (62) verwierf vorig week voor de tweede keer in zijn leven een doctoraat. Via lts, mulo en mts kwam hij op de Technische Universiteit in Delft terecht. Aan die instelling studeerde hij in 1958 af als werktuigkundig ingenieur en verdedigde hij in 1969 zijn proefschrift "Beschouwingen over de vestigingsplaats van de Westeuropese staalindustrie".

De afgelopen jaren bracht hij onder supervisie van twee hoogleraren in de bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen nog een wetenschappelijke studie tot stand, cue als titel kreeg 'Ander ondernemerschap".

Geloof

De inmiddels gepensioneerde en in Bennekom woonachtige promovendus was 35 jaar lang in dienst van Hoogovens. Daar stond hij aan het hoofd van de afdeling strategische studies, die de raad van bestuur bij belangrijke beleidsbeslissingen adviseerde. De als technicus opgeleide functionaris van het staal- en aluminiumconcern kreeg te maken met een uitgebreid aandachtsgebied. „Dat verbreedde mijn belangstelling en wekte interesse voor wat er in de maatschappij en in de cultuur leeft, voor hoe mensen denken, voor terreinen als sociologie en filosofie", verklaart Van der Rijst.

Over hoe hij ertoe kwam zich te gaan verdiepen in de relatie tussen Bijbel en economie vertelt hij: „Ik vroeg me steeds meer af: Hoe werkt mijn geloof in op mijn handelen? Ik kreeg het gevoel dat ik 's avonds wel als christen dacht, maar dat ik zodra ik de poort van het bedrijf binnenstapte, welhaast automatisch overschakelde op een ander denkpatroon. Dan wordt ook niet van je verwacht dat je openlijk je levensbeschouwing in je doen en laten tot uitdrukking brengt. Misschien moet je wel zeggern Dan wordt juist het tegendeel van je verwacht". 

Door deelname aan een werkgroep over geloof en wetenschap werd hij uiteindelijk op het spoor gezet van het onderwerp voor zijn tweede dissertatie. Van der Rijst, afkomstig uit de Gereformeerde Kerken: „Een van de leden zei tegen me: „Wij lezen de Bijbel verkeerd. Wij zien het sabbatsjaar en het jubeljaar als iets ceremonieels, maar die door God ingestelde regels zijn bedoeld om schuldverhoudingen te vermijden".

Dat trof mij. God verbiedt rente, maar Hij weet dat de mensen Zijn geboden overtreden. Daarom heeft Hij, om net zo uit te drukken, een correctiefactor ingebouwd. Als er toch schuldverhoudingen ontstaan, moet je die fout bij het sabbatsjaar herstellen. Ten aanzien van de grond gebeurt hetzelfde bij het jubeljaar. Dan ontvangt de oorspronkelijke eigenaar immers zijn land terug".

„Ik heb er echt van genoten", merkt de promovendus over zijn wetenschappelijke arbeid in de achterliggende jaren op. Uit zijn woordenvloed spreekt een enorme gedrevenheid. Hij verdiepte zich niet alleen in de visie op de economie en in het bijzonder op de rente binnen de orthodoxjoodse cultuur, maar ook in de zienswijze daarover in de christelijke traditie, van kerkvaders, Griekse wijsgeren en de islam. Voorts nam hij de hedendaagse praktijk onder de loep. Van der Rijst: „Normaal is een proefschrift eng en diep. In dit geval betreft het echter een heel breed onderzoek".

Verbod

De Torah verbiedt rente te vragen als er geld aan een andere jood wordt uitgeleend (Deuteronomium 23:19). De Koran bevat een zelfde verbod. „Het lenen zonder rente heeft grote maatschappelijke betekenis. Een rentevrije lening kan voor de arme een mogelijkheid zijn om de cirkel van armoede te doorbreken. Voor de rijke kan een rentevrije lening een vorm van hulp zijn om een periode van te groot liquiditeitstekort te overbruggen, waardoor bijvoorbeeld een faillissement voorkomen kan worden. De rentevrije lening wordt als een daad van rechtschapenheid en als de hoogste vorm van joodse liefdadigheid gezien", schrijft Van der Rijst in zijn dissertatie.

Tot in de loop van de dertiende en veertiende eeuw was de kerk tegen rente, al hanteerde zij volgens Van der Rijst in de praktijk niet altijd die zuivere lijn. Kerkvaders als Tertullianus, Athanasius en Augustinus lieten over hun mening geen twijfel bestaan. Eerstgenoemde baseerde zich daarbij ook op een aanwijzing uit het Nieuwe Testament, te weten Lukas 6:35 : „Leent, zonder iets weder te hopen". 

De Renaissance zorgde voor een breuk in het denken en wijzigde de inzichten. De redelijke mens werd, in plaats van Gods Woord, maatstaf voor het alledaagse leven. Vóór die tijd stond alles in het teken van de voorbereiding op het hiernamaals, daarna gold als gangbare opvatting dat de mens recht heeft op geluk in het hiernumaals. Rente vond algemeen ingang.

Reformatoren

Ook de reformatoren Luther, Zvidngli en Calvijn hebben zich beziggehouden met het intrestprobleem. Luther was fanatiek tegenstander van rente. Iemand die meer terug wil ontvangen dan hij heeft geleend, is een dief. Hij onderscheidt zich niet van een rover of moordenaar, luidde zijn waarschuwing. Zwingli koos Psalm 24 als uitgangspunt. De aarde en alles wat zij voortbrengt, behoort toe aan God. Hij laat de mensen zonder vergoeding van Zijn eigendom genieten. Zouden wij dan elkaar rente in rekening mogen brengen? 

Calvijn stelde zich genuanceerder op. Hij was van oordeel, zo beschrijft Van der Rijst in zijn proefschrift, dat het renteverbod in het Oude Testament voor nieuwtestamentische christenen geen directe zeggingskracht meer had. Hij achtte dit voorschrift tijdgebonden. De Geneefee  reformator wees het vragen van rente daarom niet af, maar maande wel tot terughoudendheid. Men moest in zijn gedachtengang met rente omgaan als „de apotheker met vergif'. Het kwam bij Calvijn aan op de verantwoordelijkheid van de geldgever en de schuldenaar. Van een arme mocht men geen rente eisen, van een rijke wel.

Werkgelegenheid

In onze tijd zijn we volledig vertrouwd met rente. „Ik ben nuchter genoeg om te beseffen dat een wereld zonder dat fenomeen heden ten dage niet valt te verwezenlijken", zegt Van der Rijst. „Tegelijk zeg ik: 5 procent is beter dan 7 procent, 1 procent is beter dan 5 procent en het beste is O procent. Onder de mohammedanen wint net islamitisch bankieren (intrestvrije financieringen) trouwens terrein. Dat bewijst, dat het wel kan". De rente zal zakken als de Staat, als grootste partij op de kapitaalmarkt, minder leent, beklemtoont de promovendus daarbij. Het liefst ziet hij dat de overheid al haar uitgaven betaalt uit belastingen.

„Door het bestaan van rente worden projecten met een laag rendement niet uitgevoerd. Als een bedrijf een activiteit wil starten die wél rendabel is, maar die, na aftrek van de risicopremie, slechts pakweg 7 procent oplevert, zal het er niet altijd in slagen de vereiste financiële middelen te verwerven. Want het is misschien veel aantrekkelijker je saldo risicoloos uit te zetten bij een bank of in een staatsobligatie. Dan krijg je vaak meer dan 7 procent. Geen rente of, om wat dichter bij de werkelijkheid te blijven, een laag percentage bevordert dus de werkgelegenheid, want er komt daardoor meer vermogen beschikbaar voor minder rendabele activiteiten".

De auteur van "Ander ondernemerschap" vervolgt: „De verschaffer van het vreemd vermogen, de bank, kan het evenmin iets schelen wat er binnen het bedrijf gebeurt. Die let er alleen op dat de debiteur op tijd aan zijn rente- en aflossingsverplichtingen voldoet.

Ik heb tijdens mijn loopbaan gezien hoe het in de industrie toe gaat. Mijn ervaring is dat veel dingen die mis lopen, verband houden met het bestaan van vreemd vermogen en anoniem aandelenkapitaal. Beide categorieën schuldeisers tonen geen werkelijke interesse in het welvaren van het bedrijf Als dat ziek is, treft niemand maatregelen. Ja, het mes hakt er wel in, maar pas als de banken de kraan dichtdraaien, terwijl dat veel eerder dient te geschieden. Als het management een verkeerd beleid voert, moet het in een vroegtijdig stadium vervangen worden".

Zeggenschap

De promovendus staat als ideaal voor ogen een situatie waarin het bedrijfsleven met IDO procent eigen vermogen werkt. „En dan heb ik het over een volstrekt ander aandeelhouderschap dat het huidige", vult hij aan. „Ik denk aan geldgevers die emotioneel betrokken zijn bij de onderneming, die geloven in haar produkten en haar daarom hun spaarcenten toevertrouwen, die ook invloed uitoefenen op het reilen en zeilen". Om de betrokkenheid en inzichtelijkheid te vergroten, wil Van der Rijst een projectmatige aanpak. Hij bepleit financiering en afrekening per project, waarbij elke deelnemer een stukje van de opbrengst krijgt.

In die opzet belegt de particulier zijn overtollige financiële middelen en pensioenbesparingen dus niet in obligaties, maar in aandelen; direct of indirect, dat wil zeggen: hij regelt het zelf of hij laat het over aan een verzekeraar of pensioenfonds. Van der Rijst: „Die instituten kiezen in het hedendaagse systeem vooral voor zekerheid, voor obligaties. Tot 1956 mochten ze zelfs helemaal geen aandelen bezitten en thans ligt voor hen de limiet bij 5 procent van het kapitaal van een vennootschap. In mijn benadering sturen zij de klant elk jaar een overzicht: waarin is diens geld ondergebracht en wat heeft elk van de aanwendingen opgeleverd".

Kleine bedrijven

De voormalig medewerker van Hoogovens onderkent dat het niet accepteren van anonieme aandelen en vreemd vermogen waarschijnlijk leidt tot kleine(re) bedrijven. „Maar wat geeft dat?" zegt hij. In zijn proefschrift verwijst hij naar diverse studies waaruit blijkt dat kleine ondernemingen niet minder innovatief zijn en geen slechtere rendementen behalen dan grote(re).

Op de vraag hoe het dan moet met kostbare research-inspanningen, antwoordt hij: „Op dat terrein kun je toch samenwerken. Kijk naar de landbouw. Nederland heeft in die sector ondernemingen van een beperkte omvang. Zij plegen gezamenlijk onderzoek via de universiteit in Wageningen, met als resultaat dat we toonaangevend zijn in de wereld.

Bovendien behoeft een klein bedrijf niet zelfstandig te opereren. Het kan deel ' uitmaken van een groter geheel. Er is ook een tendens dat concerns worden opgesplitst in kleinere eenheden, zogenaamde business units, met korte lijnen, dicht bij de markt. De holding fungeert dan als strategische alliantie'.

Van der Rijst vindt zichzelf geen dromer. Wel realiseert hij zich dat structurele veranderingen niet snel zijn te verwezenlijken. „De boodschap zal nog vele malen verteld moeten worden". 

N.a.v. "Ander ondernemerschap", door A. van der Rijst. £en brochure met het samenvattende hoofdstuk plus een diskette met de complete dissertatie is verkrijgbaar bij de auteur, Diedenweg I, 6721 HP Bennekom.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

Het bijbelse renteverbod in de praktijk

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juni 1994

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's