De muzikale stijl van Musica ad Rhenum
Jed Wentz: De negentiende eeuw is voor mij niet meer dan een soort notengevangenis
Er wordt over het Nederlandse muziekleven in de 17e en 18e eeuw vaak denigrerend gesproken. Volgens de Amerikaanse, in Utrecht woonachtige fluitist Jed Wentz is dat onterecht. „In Nederland werkende musici gingen in die tijd hun eigen weg. Zij waren niet gebonden aan de heersende smaak van het hof. Ze konden doen wat ze wilden en lieten zien wat ze in hun mars hadden. Zo is er een heel virtuoze en soms wat bizarre muzikale stijl ontstaan. De muziek moest opvallen en mensen pakken. Als je het zo bekijkt, worden tal van vreemde trekjes in die muziek plotseling heel begrijpelijk". Als muzikaal leider van het ensemble Musica ad Rhenum demonstreert Jed Wentz zijn overtuiging met verve.
Wentz studeerde moderne fluit (traverso) aan het Oberlin Conservatory of Music in de VS (Ohio). Nog altijd is hij blij dat hij die moderne studie heeft gevolgd. Maar al voordat hij eindexamen deed, wist hij dat hij zich zou gaan verdiepen in de uitvoeringspraktijk van de barokmuziek. Hij kwam naar Nederland om specifiek traverso te studeren, 18e-eeuwse muziek. „Niet die van de 19e eeuw, want die is voor mij een soort notengevangenis".
Hij zag er absoluut geen gat in om in Amerika te blijven. „De competitie is daar enorm. Toen ik afstudeerde, kwam er een baantje vrij bij een opera-orkest in New York. Tweede fluit, geen baan waarvan je droomt, maar er solliciteerden wel 200 mensen. Toen ik in Oberlin ging studeren, hebben er 84 mensen voorgespeeld. Van hen werden er vier aangenomen. Dat zijn de verhoudingen in Amerika. Je moet ontzettend hard werken om er aan de bak te komen. Daar wilde ik van af. Ik wilde iets anders gaan doen, voelde me aangetrokken tot datgene wat met muziek wordt uitgedrukt".
Musica Antiqua
Jed Wentz kwam naar Nederland en zette zijn studie voort bij Barthold Kuijken aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar hij in 1985 het diploma Uitvoerend Musicus behaalde. In 1987 sloot hij zich aan bij Musica Antiqua Köln, het befaamde gezelschap van Reinnard Goebel, waarmee hij regelmatig is opgetreden met programma's van kamermuziek en fluitconcerten.
Op den duur boterde het niet meer zo bij Musica Antiqua Köln. Wentz: „Ik wil me niet tegen dit ensemble afzetten, maar de muzikale lijn die was ingezet, werd niet voortgezet. En ik wilde me daar zo graag verder in verdiepen".
Dat leidde ertoe dat in februari 1990 door Jed Wentz het gezelschap Musica ad Rhenum werd opgericht. Inmiddels heeft hij enkele cd s met dit ensemble volgespeeld en deze week is de eerste van een serie van drie programma's afgesloten. De volgende twee worden in januari en februari gespeeld.
De programma's hebben elk een thema. Rond "de vioolvirtuoos" ging het in het eerste programma om trio- en solosonates van Biber en Petersen. De composities van David Petersen zijn nu eens ingetogen en meditatief, dan weer uitdagend en expressief Ze zijn in stijl en in kwaliteit vergelijkbaar met de werken van de beroemde Oostenrijkse componist Heinrich I. F. Biber. In "de gebroeders Graf' (het thema in januari) gaat het om kwartetten, trio's en solo's van Mozart en de gebroeders Graf.
Sturm und Drang
Christiaan Ernst Graf was hofkapelmeester in Den Haag. Evenals de composities van zijn broer Friedrich H. Graf, weerspiegelen Chr. E. Grafs werken de kosmopolitische sfeer van het 18e-eeuwse Den Haag. De "Sturm und Drang" van de vroeg-Romantiek kondigt zich al aan in heftige emoties en forse gebaren. In "de rivalen", het thema in februari, klinken concerti en trio's van Locatelli en Groneman. Zij waren dé twee grote violisten in het Nederland van de 18e eeuw. Ze wedijverden door het componeren van virtuoze kamermuziek. Dit duo laat een geestige en speelse stijl horen.
Is er dan nu onder ons wel belangstelling voor 17e- en 18e-eeuwse Nederlandse muziek?
„Er heerst in Nederland een soort anti-chauvinisme. Volgens de gevestigde orde stelt de muziek uit deze periode niet zo veel voor. Dat is natuurlijk niet nieuw. Al in de 18e eeuw hebben twee personen er laatdunkend over geschreven. De belangrijkste was de Engelsman Charles Burney; hij stond bekend als een zeurpiet. De ander was de Groningse organist Jakob Lustig; hij had last van wraakgevoelens. En nog altijd zijn er Nederlandse musici die heel sceptisch tegen de muziek uit deze periode van de geschiedenis aankijken. Ze kunnen deze niet echt waarderen. Zelf ben ik er wel door gefascineerd, omdat het eigenlijk buiten alle bestaande categorieën valt. Aan elk stuk zit iets vreemds. Het vervelende is, dat deze muziek dan onmiddellijk tot middelmatig of ondermaats wordt bestempeld. Terwijl je die muziek juist moet associëren met de culturele atmosfeer van die tijd. Aan het hof was men conservatief ingesteld, maar in de verlichte kring van de burgerij was alles mogelijk. Daarbinnen was er een hang naar het bizarre en het virtuoze. Dat sprak de mensen aan. Je vindt die overeenkomsten ook in de schilderkunst en andere kunsten .
Tempo
Op basis van eigen research komt Jed Wentz met zijn ensemble Musica ad Rhenum tot een geheel nieuwe uitvoering van 17e- en 18e-eeuwse Nederlandse kamermuziek, een repertoire dat ten onrechte vergeten werd.
Wat is er nieuw aan die uitvoering
„Wat ik wil overbrengen, is de boodschap dat het goede muziek is. Maar je moet het dan wel interpreteren op de manier waarop het in de bronnen wordt beschreven. Helaas bestaat vandaag de dag de tendens om maar een plaat uit de kast te trekken en alles na te doen. Toen ik bij Kuijken studeerde, had ik ook een vast vertrouwen dat hij de bronnen goed bekeken had. Dat was ook zo, maar je moet ze ook zélf bestuderen. Alleen zo kom je verder. Tempo en expressie zijn wezenlijke elementen in de muziek. Op basis van wat oude bronnen over het tempo in de 17e en 18e eeuw zeggen, wil ik een nieuw gevoel voor verhoudingen ontwikkelen.
De tempi die de fluitist Quantz in de 18e eeuw noemt, zijn vaak ontzettend snel. En er is altijd een tendens geweest om steeds langzamer te, gaan spelen. Dertig jaar na de dood van Lully werd gezegd dat zijn opera's veel trager werden uitgevoerd dan tijdens zijn leven. En kijk ook maar wat er gebeurd is met het Adagietto uit Mahlers Vijfde Symfonie. Nu wordt dat op het halve tempo uitgevoerd als waarop Mahler het voorstond. In Nederland zijn we echter snel geneigd om iets tot amateuristische muziek te bestempelen, die dan vervolgens niet te snel moet worden uitgevoerd. Dat is een misvatting".
Leonhardt
Toch moet Jed Wentz mij eens uitleggen hoe het zit. Leonhardt, Harnoncourt, Koopman en consorten hebben ooit te boek gestaan als ware snelheidsmaniakken. Daarbij baseerden zij zich op dezelfde bronnen als waarop Jed Wentz zich nu beroept. Maar inmiddels hebben zij behoorlijk ingeleverd op dat enorme snelle tempo.
Wentz: „Dat is een kwestie van persoonlijke 20e-eeuwse smaak. Voor mijn gevoel gaat het ten koste van de muziek wanneer je het authentieke tempo ervan terugneemt. Ik stel de muziek voorop en niet allerlei ideeën die mensen daarvan hebben. Als je muziek van Bach wilt spelen, vind ik, dat je het boek van zijn leerling Kirnberger gelezen moet hebben, waarin deze precies zegt in welk tempo Bach zijn werk uitvoerde. Maar ik had collega's ^ die dat niet wilden, omdat het zo'n dik boek was. Daar begonnen ze niet aan. Daarom wil ik niet aangevallen worden door mensen die zeggen dat er nooit zo snel gespeeld is, want ze weten niet waarover zij praten. Ze kunnen hooguit zeggen: „Zo snel wil ik niet spelen", bij voorbeeld omdat ze het niet mooi vinden. In het ergste geval zijn zij niet eens in staat om in een dergelijk tempo te spelen".
Jed Wentz ervaart dat zijn ideeën enthousiast door het publiek worden ontvangen, terwijl zijn eigen beroepsgroep nog te vaak de nodige vraagtekens plaatst.
Passie
Volgens Wentz is er geen andere wetenschap die meer invloed heeft op het menselijk hart dan de muziek. „De beschreven emotionele reacties op muziek uit de 18e eeuw werden in de jaren zeventig van onze eeuw beschouwd als het toppunt van wansmaak. Maar men scheen te zijn vergeten dat dit vroeger juist een van de kenmerken was van een uitgelezen smaak. In de 18e eeuw was net niet absurd en ook niet smakeloos dat iedereen begon te huilen bij een mooie melancholische passage. Niet alleen componisten maar ook uitvoerende musici waren verantwoordelijk voor het opwekken en in goede banen leiden van de passie van het publiek. Ik ben van mening dat nu, driehonderd jaar later, de mens niet wezenlijk veranderd is, al gebruiken psychologen nu termen als "subjectief bewustzijn' in plaats van passie .
Geeft u eens precies aan hoe anders uw uitvoeringen zijn dan die van de gevestigde orde?
„De extremen zijn veel groter. Snel is, echt heel erg snel en langzaam is heel erg langzaam. Maar meen nu vooral niet dat we bij alles aan het denken zijn wat we nu eens nieuw kunnen doen. Daarom is het niet alleen het tempo waarop we teruggrijpen. We houden gewoon heel erg veel van deze 17e- en 18e-eeuwse muziek. Het is muziek die ons fascineert en intrigeert. Het bizarre en het virtuoze horen er gewoon bij".
Maar er is ook zoiets als goede smaak!
„Die was er ook in de 17e en 18e eeuw en daar is in die tijd veel over geschreven. Uit de esthetische traktaten van die tijd weten we wat de goede smaak is geweest. Het is opmerkelijk dat er ook toen verschillende uitvoeringspraktijken waren. Er wordt zelfs gesproken over de grote smaak en de kleine smaak. Toe maar! Vergeet niet dat 18e-eeuwse bronnen schrijven over "idiote reeksen noten". Een voorbeeld van "muzikale waanzin" is Bachs Chromatische fantasie en fuga. Dat stuk zit vol met uitdrukkingen van de allergrootste wanhoop, pijn, angst en droefheid over de dood. Dat moet je dan ook horen en voelen als je dit stuk weergeeft".
Instrumenten
Jed Wentz is wars van dogmatismen in de uitvoering. Maar hoe flexibel is dat? Wentz: „Binnen bepaalde grenzen is dat heel erg flexibel. Mattheson (1739) schrijft letterlijk dat er geen regel is die niet gebroken mag worden om iets uit te drukken. Dat betekent voor mij niet dat je grenzen straffeloos kunt overschrijden. Je moet begrijpen wat de verhoudingen zijn in de muziek en vanuit de kennis van de historie moetje dat op basis van je eigen ervaringen tot uitdrukking brengen. Dat is iets anders dan het streven naar een kopie van wat in de 18e eeuw is geweest.
Ik verbied niemand om oude muziek op moderne instrumenten te spelen. Maar ik wil die muziek zo goed mogelijk tot klinken brengen en daarvoor gebruik ik meestal authentieke instrumenten, omdat die gewoon beter zijn dan moderne instrumenten. Soms moet je constateren dat een goed modern instrument beter is dan een slecht oud instrument".
Artistieke keuze
Jed Wentz wil absoluut niet de indruk wekken alleen maar kritiek te hebben op de huidige gevestigde uitvoeringspraktijk. „Ik wil inzicht overdragen in de achtergronden van de 17e- en 18e-eeuwse muziek. Elke musicus van nu heeft het recht om zijn eigen artistieke keuzes te maken, zoals elk publiek op zijn beurt het recht heeft deze wel of niet mooi te vinden. We leven nu in zulke andere omstandigheden dat niet iedereen alle idealen uit de 18e eeuw kan of wil overnemen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1993
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 november 1993
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's