Veel ministers waren Nederlands hervormd
Proefschrift mevrouw dr. mr. W. P. Secker over alle bewindslieden in ons land tussen 1848 en 1990
Van de 437 ministers die ons land tussen 1848 en 1990 hebben gediend, waren velen lid van de Nederlandse Hervormde Kerk (45 procent), of in elk geval protestant (63 procent). De achterstelling van de rooms-katholieken bij allerlei overheidsbenoemingen is vooral wat de ministersposten betreft heel duidelijk. De enkele roomse minister in de vorige eeuw was vooral een trouwe aanhanger van de liberale staatsman Thorbecke. De verdeling van de kabinetsposten naar evenredigheid van de deelnemende coalitiepartijen kreeg pas na 1945 haar beslag.
Dit stelt mevrouw mr. W. P. Secker in haar proefschrift "Ministers in beeld. De sociale en functionele herkomst van de Nederlandse ministers 1848 - 1990", waarop zij enige maanden geleden aan de Rijksuniversiteit in Leiden promoveerde. Uit onderzoek concludeerde de promovenda dat in de vorige eeuw vier van de vijf ministers protestant waren. Dat was, volgens haar, een gevolg van de opvatting dat Nederland „een protestantse natie" was.
De rooms-katholieken werden voortdurend achtergesteld. Zelfs nadat de vooroorlogse RKSP in 1918 de meeste kamerzetels had veroverd, bezetten roomse ministers toch minder portefeuilles dan hun antirevolutionaire en christelijk-historische collega's. Volgens mevrouw Secker duurde het tot in de jaren zeventig van deze eeuw voordat op kabinetsniveau de verzuilde structuur werd doorbroken. Toen trad een roomse minister, dr. J. A. van Kemenade, aan voor een sociaal-democratische partij, de PvdA.
Onderzoeksproject
De dissertatie vormt een weerslag van een onderzoek van Secker naar de maatschappelijk herkomst van alle 437 Nederlandse ministers sinds 1848. Dit onderzoek is een onderdeel van een groter onderzoeksproject van de Leidse universiteit naar politieke elites. Aan de hand van een voor alle personen geldende en dus gestandaardiseerde set gegevens, schetst de nieuwe doctor een beeld van deze ministers.
Daarbij heeft zij aandacht voor de ministersgroepen als geheel, maar ook voor de individuele ministers, onderscheiden naar de door hen beheerde portefeuille en de door hen vertegenwoordigde politieke richting. Bovendien belicht Secker de veranderingen die zich in de loop van de tijd hebben voorgedaan bij de rekrutering van ministers.
Secker komt tot de conclusie dat het ministerschap in de laatste decennia steeds meer is gepolitiseerd. Momenteel komt slechts een van de drie bewindslieden niet uit het parlement. Eind vorige eeuw was dat juist andersom, toen kwam maar een van de drie ministers uit het parlement. Van de 428 bewindslieden waren er 437 man.
Achtergronden
Secker heeft nog wat andere achtergronden op een rijtje gezet. De meeste ministers kwamen uit een beter milieu (70 procent) en hadden een academische opleiding (71 procent) genoten. Ze hadden overheidservaring, kwamen vooral uit het westen des lands (41 procent) en bij voorkeur uit de stad (71 procent). De gemiddelde leeftijd van de excellenties is door Seeker berekend op rond de 50 jaar.
Twee derde van de ministers kan als departementaal deskundige worden aangemerkt. Een toonaangevende positie in de Tweede Kamer wordt meer dan vroeger beloond. Voor voorzitters van coalitiefracties is bijna op voorhand een plaats in een toekomstig kabinet gereserveerd. Specialisme blijkt hierin van ondergeschikte betekenis, politieke bekendheid is daarentegen vrijwel onontbeerlijk.
Secker laat op details in haar dissertatie af en toe wat steken vallen. Zo rekent zij op pagina 219 de huidige voorzitter van de Tweede Kamer, drs. W. J. Deetman, en de CDA-senator van Dijk tot de antirevolutionairen, terwijl deze oud-bewindslieden echt uit de christelijk-historische bloedgroep van het CDA afkomstig zijn. Overigens is het proefschrift goed leesbaar geschreven en dat is op zich zelf een compliment waard.
Eenzijdigheid
Ook deze promovenda is niet ontkomen aan een zekere eenzijdigheid in de manier waarop zij de feiten op een rijtje heeft gezet. Zo blijkt uit een alinea over L. Chr. Keuchenius, van 1888 tot 1890 minister van koloniën, bepaald weinig invoelingsvermogen voor de motieven die deze bewindsman tot zijn manier van regeren brachten.
Volgens Secker rezen er tegen Keuchenius bezwaren „toen deze, eenmaal in functie, zich een al te eenzijdige en fanatieke godsdienstige houding aanmat jegens de Islam in Nederlands-Indië. In het kabinet-Mackay (...) had Keuchenius alleen de portefeuille van Koloniën op zich genomen om te voorkomen dat een katholiek deze plaats zou bezetten. De liberale oppositie verweet hem al te theologisch te handelen. Een lid van de Eerste Kamer meende in hem een „lijder aan godsdienstwaanzin" te zien".
Bij zo veel eenzijdig negatieve typeringen behoort in een proefschrift uit het oogpunt van objectiviteit ook iets van de andere kant naar voren te komen. Overigens is dit proefschrift onmisbaar voor iedereen die zich bezighoudt met politicologie of parlementaire geschiedenis. Mede door het normale taalgebruik kunnen ook de in de politiek geïnteresseerde 'leken' met dit boek hun winst doen.
N.a.v. "Ministers in beeld. De sociale en functionele herkomst van de Nederlandse ministers 1848-1990", door dr. mr. W. P. Secker; uitg. DSWO Press, Leiden; 400 blz.; prijs 52,50 gulden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's