,v(\rkan is even oorlog voeren in de Krajina"
Extremistische ServiscJie nationalisten maken nizie in hun hartiand Kosovo
PRISTINA - Naarmate je vanuit de buitenwijken naar hét stadscentrum van Pristina loopt, wordt de posterdichtheid groter. Hier geen Albanese opschriften meer, afbladderend van ruiten en muren. Hier rijen afbeeldingen van één man, Arkan.
Arkans beeltenis is er in twee varianten. De ene toont hem als geslaagd zakenman, in snel pak en ontspannen houding. Op de andere plaat staat hij stram in vol militair ornaat. Arkan heeft dan een Servisch legeruniform aan met sabel. Jaar van produktie: 1916, toen Servië met Rusland in de Eerste Wereldoorlog streed tegen de combinatie Duitsland-Oostenrijk. Veel mogendheden, groot of regionaal, weifelden nog in dat derde oorlogsjaar. Twee jaar later lag Europa in puin.
In Joegoslavië begon de strijd in juni 1991 en Rusland trekt wederom al meer partij voor Servië. En de grote mogendheden? Zij weifelen nog steeds.
Etnische zuiveringen
Arkan, dat Roofkat betekent, is een bijnaam voor Zeljko Razjnatovic. Razjnatovic is een man van begin veertig, licht kalend, maar met een vrolijk en zelfs beleefd jongensgezicht. Van Arkan wordt, vooral door Albanezen in Kosovo, gefluisterd dat hij homoseksueel is. Die geaardheid wordt in het voormalige Joegoslavië niet geaccepteerd als je aanvoerder van een paramilitair Servisch leger bent en spierballenvertoon en het anderszins uitstralen van mannelijkheid je handelsmerken zijn.
Arkan is ijdel en beschouwt het stigma van oorlogsmisdadiger, dat hem door vooral de Kroaten, alle Bosnische moslims en politici als Lawrence Eagleburger, de voormalige Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, is opgeplakt, als een eer. In een televisievraaggesprek met de BBC ging hij prat op zijn wapenfeiten als etnisch puinruimer, militair strateeg en zakenman.
In Bosnië is Arkan betrokken geweest bij etnische zuiveringen. In Krajina was hij de laatste weken actief als commandant van paramilitaire vrijwilligers, vooral Serviërs, die in die regio in zuidelijk Kroatië de meerderheid vormen en düs hun eigen republiekje willen. In de Servische hoofdstad Belgrado beheert Arkan horecazaken, hotels en een eigen bank.
En in Kosovo ^liet hij zich in december vorig jaar kiezen als parlementslid.
Kosovo is drie keer zo klein als Nederland, telt iets meer dan twee miljoen mensen en was tot 1989 vrij zelfstandig als autonome provincie binnen de republiek Servië, die weer deel uitmaakte van de socialistische federatie Joegoslavië. De verkiezingen voor het Servische parlement werden hier en bloc geboycot door de Albanezen, die 90 procent van de bevolking in Kosovo vormen. Alle zetels in dat gebied vielen toe aan radicale Serviërs en Arkan was hun kampioen.
Bijlmerbajes
Een avondje kijken naar de gelijkgeschakelde tv-zender in Pristina toont zijn activiteiten als "geachte afgevaardigde". Zo wordt hij ook consequent op de Servische televisie betiteld. Dat de met intense pro-Servische propaganda gelardeerde nieuwsflitsen in krukkig Albanees worden voorgelezen door een Serviër, maakt het geheel alleen maar schrijnender.
In Nederland begint Arkan zijn carrière, eind jaren zeventig. De Bijlmerbajes heeft hem als gast, in het voorjaar van 1981. Twee jaar daarvoor had hij in Den Haag al een kleine serie gewapende overvallen gepleegd. Hij was toen al gevaarlijk, had diverse paspoorten en opereerde internationaal. Interpol kende hem ook. In Nederiand wordt hij gearresteerd en vooral vanwege de nogal forse fysieke begeleiding van zijn roofovervallen tot zeven jaar veroordeeld. Hij weet te ontsnappen door bewakers tijdens het luchten met een revolver te bedreigen. In de jaren daarna ontwikkelt hij het beroven van juweliers tot zijn specialiteit. Ook in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland brengt hij wat tijd door achter tralies en in rechtszalen.
Oorlogsprojïteur
Terug in eigen land komt hij laat in de jaren tachtig, als in Servië het bestuur wordt overgenomen door partijleider Milosevic. Arkan gedijt goed in een nationalistisch, crimineel milieu. Hij zet een keten van patisserieën en ijscozaken op en belegt daarin zijn geroofde fortuin. Hij wordt de magnaat achter de Belgradose voetbalclub Rode Ster. Van de supportersvereniging Delije maakt hij een geoliede vechtmachine, die vooral fans van elftallen in Joegoslavië met een andere etnische achtergrond afrost. In de Vojvodina zijn Hongaarse sportliefhebbers de pineut, in Kosovo Albanese kijkers.
Tijdens de oorlog zet Arkan zijn ervaring om in klinkende munt. Zijn invloed in het zakenleven in Belgrado is enorm, de zwarte handel in Servië (zeer belangrijk vanwege de Europese en VN-boycot tegen dat land) loopt grotendeels via hem en zijn stromannen; kortom, Arkan is hèt type van de oorlogsprofiteur, die niet alleen geniet van de woekerwinsten, maar wel degelijk ook van de kick van het geweld. Zijn emiciteit als Serviër schijnt hij pas laat ontdekt te hebben en zelfs als ideologische vlag dekt het de rottende lading slecht.
Ruzie
Arkan is veelal te vinden op de bovenverdiepingen van Hotel Grand in Pristina, waar hij als parlementariër kantoren heeft 'gehuurd'. Daar wemelt het ook van de "Arkanovci" of "Tigrovi", de Tijgers, zoals de aanhang van Arkan zich noemt. Het is paramilitair, een samenraapsel van afgezwaaide soldaten, onderwereldfiguren en verknipte radicale Serviërs. Schattingen over de omvang van Arkans legertje lopen uiteen van enkele duizenden tot tienduizend.
In ieder geval wordt er in Hotel Grand min of meer officieel gerekruteerd voor de weer opgelaaide oorlog in Kroatië. De Franse cameraman en journalist Jean Batist, die voor Agence France Presse (AFP) in Kosovo werkt, werd tijdens het filmen van zo'n inlijving (verveling, drank, geld) aangehouden door Servische politie. Het informatieve praatje op het bureau verliep weinig stimulerend.
Arkan is er nu niet, 's morgens half negen in Hotel Grand. Het hotel doet veel groezeliger aan dan de naam doet vermoeden. Het is beige waar het wit moet zijn, en het grint dat de bepleistering vormt van de balkonnetjes is smerig.
Arkan is even weg. Oorlog voeren in de Krajina. Dus enkele weken geen schietpartijen in de lucht of ongecoördineerde patrouilles door de straten van het centrum van Pristina, waar geen Albanees meer komt.
Bovendien heeft Arkan ruzie met collega-radicalen. Zijn poster is niet de enige die te zien is. Kapetan Dragan en Bokan, andere Servische houwdegens, hangen er ook te vergelen. En in het voormalige gebouw van de Communistische Partij van Kosovo zetelt nu de Servische Radicale Partij van Vojslav Seselj (39). Deze nationalist, die een vijfde van het Servische parlement beheerst, is verbaal nog felIer dan Arkan. Hij prefereert het do-1 den van vijanden met roestige schoenlepels in plaats van messen, omdat je dan het verschil tussen een steek en een tetanusinfectie niet meer kunt zien.
In Kosovo, waar allerlei lang geleden bedwongen ziektebeelden door de armoede en het gebrek aan medische voorzieningen voor de Albanezen weer opduiken, wordt zo'n opmerking onthouden. De organisaties van Seselj en Arkan zouden in Kosovo met elkaar in conflict zijn geraakt. Niet over nu, maar over straks, over het verdelen van de buit.
Kosovo heeft een loodmijn in Trepca, industrieën bij Glogovac en veel .steenkool en ijzererts. Een dubieus Amerikaans rapport zou hebben uitgewezen dat in de bodem redelijk omvangrijke oliereserves zitten. Kosovo wordt dus naast nationalistische twistappel ook economisch een aantrekkelijk wingewest. Voor de Albanezen en Serviërs extra reden om hun claims overeind te houden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's