„Consumenten krijgen te weinig produkten tegen te hoge prijs"
Bezwaren tegen monopolie-marktvorm gelden niet bij volledige mededinging
Het SGR-model gaat ervan uit dat als Structuur en Gedrag vasdiggen, de marktuitkomsten (resultaten) voorspelbaar zijn. We passen dit toe op twee marktvormen uit de micro-economie, namelijk volledige mededinging en monopolie.
Bij volledige mededinging zijn er de volgende veronderstellingen: Structuur: • veel vragers/veel aanbieders; • homogene produkten; • volledige informatie; • vrije toetreding. Gedrag: • de ondernemers streven naar maximale winst.
Aangezien er zeer veel ondernemers zijn, wordt de prijs bepaald op de markt. De ondernemer past zijn produktie zodanig aan dat zijn marginale kosten (de toename van kosten als hij één produkt meer produceert) gelijk zijn aan de marktprijs. Zijn winst is dan maximaal. Aangezien hij dus niet zijn prijs kan veranderen maar wel zijn hoeveelheid, spreken we van een hoeveelheidsaanpasser. Zie hiervoor figuur 1.
Vraag en aanbod
Op de markt wordt de prijs bepaald door vraag en aanbod. Deze prijs is voor de individuele producent een gegeven. Zijn gemiddelde opbrengst (GO), de prijs, is daarom gelijk aan zijn marginale opbrengst (MO). Voor maximale winst moet hij ervoor zorgen dat de stijging van de opbrengst niet meer opweegt tegen de stijging van de kosten. Dus in punt A. Zijn winst is dan het verschil tussen de gemiddelde opbrengst en de gemiddelde kosten, vermenigvuldigd met het aantal verkochte produkten, het grijze gebied.
Op korte termijn kunnen de ondernemers winst blijven maken. Op lange termijn echter komen er nieuwe toetreders op de markt, aangetrokken door de winsten. We zien dit vaak bij agrarische produkten. Het aanbod neemt toe, de curve verschuift naar rechts en de prijs op de markt daalt. Hierdoor dalen ook de GO en de MO van de indiviPrijs
poor drs. J.Ktem
figuur 2 duele producent. Dit zal net zo lang doorgaan tot er op die markt geen winst meer wordt gemaakt. De maatschappelijke resultaten zijn veel ongunstiger. Schematisch ziet het eruit als volgt:
Er ontstaat dan het volgende: Resultaat: • prijs gelijk aan de marginale kosten; • geen winst; • produktie tegen minimale gemiddelde kosten.
Dit is een zeer aantrekkelijke situatie. De prijs die de afnemer betaalt, is precies gelijk aan de noodzakelijke kosten van de laatst geproduceerde eenheid. De producent wordt gedwongen zo efficiënt mogelijk te produceren en ontvangt geen winst.
Monopolie
Bij een monopolie geldt het tegenovergestelde van volledige mededinging. Structuur: • één aanbieder, veel vragers; • produkt zonder substituten; • volledige informatie; • geen vrije toetreding. Gedrag: • ondernemers streven naar maximale winst.
Allereerst moet de vraag beantwoord worden welke hoeveelheid de monopolist tegen welke prijs zal aanbieden. Belangrijk is in dit verband zijn zogenaamde prijs-afeet-functie. Dat is de functie die het verband weergeeft tussen de prijs en de hoeveelheid die hij tegen die prijs kan verkopen. In figuur 3 is dat de GO-lijn (gemiddelde opPrijs markt figuur I A hoeveetheid individuele producent m 100 stuks
Er ontstaat het volgende: Resultaat: • prijs hoger dan marginale kosten; • ondernemer maakt een winst; • kostprijs ligt boven wat minimaal mogelijk is. figuur 3 maximale kosten
Vanuit maatschappelijk oogpunt zijn er twee bezwaren tegen monopolie, die niet gelden bij volledige mededinging. In de eerste plaats wordt niet efficiënt geproduceerd. Het produkt wordt niet aangeboden tegen de marginale kosten. Dit betekent dat de afnemers een te hoge prijs betalen, terwijl anderen het produkt niet kopen vanwege dit verschil. Kortom, er wordt te weinig geproduceerd, tegen te hoge kosten. brengst, dus de prijs per produkt).
In de tweede plaats leidt monopolie tot een onrechtvaardige inkomensverdeling. De consument betaalt immers een stukje overwinst aan de producent. Er vindt dus inkomensoverheveling plaats van klant naar aanbieder.
Enige aanbieder
Aangezien de monopolist de enige aanbieder is, valt zijn prijsafzetlijn samen met de collectieve vraaglijn naar zijn produkt. Deze prijsafeetlijn verloopt dalend. Immers, de monopolist kan meer verkopen als hij zijn prijs naar beneden brengt. Als hij streeft naar maximale winst, moet zijn marginale opbrengst MO gelijk zijn aan zijn marginale kosten MK. Hier is MO niet gelijk aan de prijs. Immers, als de monopolist meer wil verkopen tegen een lagere prijs, moet hij ook zijn oude klanten die prijsverlaging geven.
Concluderend kunnen we zeggen dat de consument te weinig produkten krijgt tegen een te hoge prijs.
De artilelen op deze pagina sluiten aan bij de onderwerpen voor de eindexamens gescliiedenis aardriilslunde, maatscliappijleer, economie en biologie voor het voortgezet onderwijs. Ze worden enerzijds geschreven op het niveau van de leerlingen, terwijl de auteur anderzijds het gehele
lezersplubliek als doelgroep voor ogen heeft gehad.
Daardoorligt de MO altijd beneden de GO. Heeft de ondernemer zijn hoeveelheid bepaald (in de figuur is dat punt A) dan zoekt hij met behulp de prijsafzetlijn daar de prijs, bij punt
ilpvan ^m^
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's