Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In het land van de jungle en bergen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In het land van de jungle en bergen

i\3\z\o^\Z3^=i Wt=3^ t=iü C3POQÜ t Maartien, Hanna, Lennart, Antke en Kees verbleven tien jaar op eiland Irian Jaya

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door het beroep van je vader kan jouw leven er soms heel anders uitzien dan dat van leeftijdsgenoten. Magneet hoopt hier in een aantal afleveringen aandacht aan te besteden. Vandaag de eerste aflevering: Mijn vader is... zendingsmedewerker.

Zodra je het huis van de familie Janse in Waddinxveen binnenstapt, ontwaar je veel vreemde voorwerpen. Ze doen denken aan verre landen. Er hangt een grasrokje, een schild, een oorlogsvest, een stenen bijl. De voorwerpen komen van het eiland Irian Jaya, waar het gezin tien jaar gewoond heeft.

Lennart (17) en Kees (15) verbleven de langste periode op het Indonesische eiland in de Stille Oceaan. Hun drie zussen Maartien, Antke en Hanna gingen eerder terug om examen af te leggen op een Nederlandse school. Sinds juli 1991 is het gezin voorgoed in Nederland terug. Maar als Lennart zou mogen kiezen, ging hij weer terug naar het land waar hij opgroeide. Voorlopig komt het er niet van. Eerst zal hij op De Driestar examen moeten doen, vervolgens hoopt hij naar de pabo te gaan, en misschien gaat hij dan terug naar het land van de jungle en de bergen.

Daarmee lijkt Lennart op zijn vader. Deze was onderwijzer en later hoofd van een basisschool in 's-Gravenpolder. In 1981 ruilde hij zijn baan in voor het zendingsveld. Hij werd uitgezonden door de zending van de Gereformeerde Gemeenten. Zijn taak was cursussen op te zetten voor degenen die geen andere school konden bezoeken, zoals naai- en landbouwcursussen. Verder was hij verantwoordelijk voor de bouw van scholen. Later, toen ds. C. G. Vreugdenhil in Nederland was teruggekeerd, gaf hij ook les op de theologische school in Langda.

Spannend

Maartien (23) en Hanna (19) herinneren zich de verhuizing naar het verre land nog wel. Ze waren toen 10 en 6 jaar. De anderen waren nog heel klein. Maartien: „Het was, heel spannend. Ik zie het nog voor me: alles werd thuis ingepakt en toen begon de grote reis. Eigenlijk had je geen idee van wat je te wachten stond. Je dacht er gewoon niet over na". Hanna vult aan: „Alles in onze nieuwe woonplaats Langda was onbekend. Je was opeens als blanke een uitzondering tussen al die bruine kindertjes. Maar dat wende snel".

De familie Janse betrok een houten huis in Langda. Het dorpje ligt 2000 meter hoog op een plateau. Aan de ene kant is een diep ravijn en aan de andere kant zijn hoge bergtoppen, „'s Morgens vroeg kon je sneeuw op de toppen zien", herinnert Lennart zich. „Rond een uur of tien begon de bewolking vanuit het ravijn omhoog te trekken, en kwam Langda helemaal in de mist te liggen. Dan werd het een stuk frisser, 's Middags moesten we vaak de open haard stoken". Lennart vervolgt: „We woonden daar best wel geïsoleerd. Rondom waren het gebergte en de jungle. Er waren geen wegen naar het dorp toe". Hanna: „Als we naar een andere plaats moesten, was het het verstandigst een vliegtuigje te regelen".

In de kost

Maartien, Hanna, Antke, Lennart en Kees kregen samen met een paar andere zendingskinderen les aan een speciale school. Eerst de lagere school, en toen ze wat groter werden, kwam er een extra onderwijzer voor mavo. Hanna: „Om de drie maanden ging de school naar een andere plaats. De ene keer was de school vlak bij ons woonadres, de volgende keer bij een ander zendingsgezin. In het laatste geval zaten we in de kost. Het is natuurlijk zielig als de een een heel jaar thuis is en de ander een heel jaar weg. Om de paar maanden pakte je dus al je boeken in".

Lennart: „Gedurende de tijd die we van huis waren, zat je echt ver weg. Alleen met een vliegtuigje kon je thuis komen. In de vakantie gingen we wel terug, maar verder moesten we het doen met mondeling contact". Kees: „Zaterdagsmiddags hadden we een vast praatuurtje via de radio".

De schooldag duurde van half 8 tot 3 uur. Hanna: „We hadden lestijden van 40 minuten. Tien minuten korter dan in Nederland dus. Daarentegen deden we in die 40 minuten veel meer dan in de 50 minuten in Nederland. Eer het in een gewone Hollandse klas rusüg is, is toch al heel wat tijd verstreken. Ons klasje bestond uit hooguit zeven man. Naast ons leslokaal hadden we een ruimte met een tafeltennistafel. Als de les afgelopen was, zei de meester wel eens: In Nederland hebben ze nu leswisseling. Dan mogen jullie tafeltennissen". Lennart: „Je moest afwisseling hebben, anders was de school echt saai. Vooral het laatste jaar. Toen waren Kees en ik helemaal alleen".

Behelpen

Hanna: „Het was best wel behelpen. Zo hadden we bij voorbeeld bij scheikunde geen gasbrander en geen speciaal lokaal. Je had eigenlijk helemaal niets". Om een linoleumsnede af te drukken, werd een vel papier met stencilinkt ingesmeerd, vervolgens werd het linoleum erop gelegd, en dan moest er flink op gesprongen worden. Want een pers ontbrak. „Dat was niet echt een succes", vertelt Lennart. „Je kon precies zien waar we met onze voeten gestaan hadden. Daar was de inkt tot in de kleinste naadjes doorgedrongen".

Een dag in de week kregen de Nederlandse kinderen een Indonesische onderwijzer. Maartien: „Dat moest omdat we op een internationale school zaten. De taal, aardrijkskunde en geschiedenis van het land waren verplichte vakken". De kinderen leerden onder andere het volkslied en de provincies van Irian Jaya. Hanna: „Meestal zaten we meer te keten dan op te letten. Hij durfde ons niet aan te pakken. Want we waren kinderen van de zending en daar keek hij toch wel een beetjft tegenop".

Het leren van de Indonesische taal -Irian Jaya is een provincie van Indonesië- was voor de kinderen geen probleem. Kees: „Indonesisch spreken deden we eigenlijk wel. Dat leerden we vanzelf als we met vriendjes uit de buurt speelden. En dat deden we vaak. Bij voorbeeld voetballen met de jongens van het dorp. Soms wel met 80 man tegelijk. Het ging niet volgens de regels, maar het was wel gezellig". Toen ze wat kleiner waren, probeerden de jongens met de anderen spinnen en kevers te vangen.

Brieven

De vrienden in het verre dorpje zijn Lennart en Kees nog niet vergeten. „Onze vader gaat er regelmatig kijken. Dan geven we hem gelijk een heleboel brieven mee. Als hij terugkomt, heeft hij brieven van onze vrienden bij zich. Postzegels zijn voor de mensen daar veel te duur".

Lennart denkt even na: „Ik geloof dat ik daar meer vrienden heb dan hier. Vooral toen we net terugkwamen -dat was in de zomer van 1991- was het heel moeilijk om hier vrienden te maken". Als hij tussen Nederland en Irian Jaya zou mogen kiezen, was het voor hem niet moeilijk: Irian Jaya natuurlijk. Hanna studeert inmiddels Indonesisch in Leiden. Ook zij is Irian Jaya niet vergeten... Dit is de eerste aflevering in een serie over "Mijn vader is...". Over drie weken verschijnt aflevering 2: "Mijn vader is... schipper".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 15 maart 1993

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's

In het land van de jungle en bergen

Bekijk de hele uitgave van maandag 15 maart 1993

Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's