Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

£en pretentieuze rammelaar

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

£en pretentieuze rammelaar

Bults "Bruidspaar op één been" lijdt zwaar onder 'ikkerigheid', opzettelijke constructie en allerbedroevendste stijl

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onlangs deed Anne Bult een tweede pennevrucht het levenslicht zien: "Bruidspaar op één been". Waarom de verschijning van deze nieuwe boreling bepaald geen gelukwens waard is, hoop ik in het vervolg duidelijk te maken.

Het boekje (op de achterflap nogal weids aangeduid als "roman") bestaat uit drie delen. In het eerste deel staat Anne centraal, een afgestudeerde hts'er. Zowel zijn carrière als zijn huwelijk met Wikka mag geslaagd genoemd worden. Toch is er ook verdriet en teleurstelling: een van de kinderen is een mongooltje, Anne ontkomt als veertiger ternauwernood aan een relatie met zijn secretaresse en hij raakt ook nog in een heuse midlife-crisis.

De lucht klaart echter weer op, Anne en Wikka keren zelfs weer terug naar de (volledig uit zicht geraakte) kerk. Deze "revival" wordt als volgt beschreven: „Wij kozen een ons vertrouwenwekkende pastor uit en hadden met hem een geloofsondersteunend gesprek. In deze beweging naar het geloof en de kerk viel ons beiden op, dat wij heel anders zijn gaan geloven. Meer laag-bij-de-grond om zo te zeggen" (pag. 58). Dan wordt Wikka ziek en sterft. Anne is radeloos, maar na het lezen van Romeinen 7:2 en 3 ziet hij weer perspectief: „Ik ga op zoek naar nieuw geluk. .. Het mag nog ook... Ik heb een op koper nog wat van Wikka's spulletjes laten ophalen" (pag. 70).

Symbolisch

Het tweede deel gaat ook over ene Anne, nu een weduwe. Enkele jaren na de dood van haar eerste man, Cryps, hertrouwt zij met Nico. Haar gelukkige huwelijk duurt zeventien jaar. Dan sterft Nico en Anne gaat naar een verzorgingstehuis. In beide verhalen krijgt de man een sierring met een fraaie steen. Beide paren verkeren enige tijd in Afrika; Wikka koopt er een mahoniehouten vrouwenhoofd, Nico een dito mannenhoofd, beide "en profil" (en niet "en profiel", zoals Bult spelt) uitgesneden. Deze twee voorwerpen keren terug in het derde deel, dat slechts vijf bladzijden telt: een jong stel, Zoë en Zensel, kopen bij een opkoper de twee houten koppen die daar waren terechtgekomen. En zo gaat het leven dus

Het boek eindigt nogal symbolisch: het begon bij A (Anne) en eindigt bij Z (Zoë, dit is leven; en Zinsel/Vincent, dit is de overwinnende): het leven overwint, in de gang der geslachten. De slotzin geeft aan dit thema nog een stichtelijke, zij het kreupel geformuleerde draai: „Hij maakt van het jonge begin tot het uiteinde allen mooi rond". De titel verwijst naar het echtpaar, waarvan de ene helft wegvalt door de dood; de houten koppen, elk op een apart voetstuk, vormen daarvan het symbool.

'Ikkerigheid'

„De schrijver bemoedigt de lezers in deze roman op zijn best: de hoop doet leven". Aldus de flaptekst. Welnu, op die boodschap is inderdaad weinig af te dingen, maar over de wijze waarop Bult die heeft vormgegeven, valt werkelijk geen goed woord te zeggen.  

Het geheel is wel erg opzettelijk geconstrueerd: het ligt er net iets te dik bovenop om geloofwaardig te zijn. Verder lijdt het boek zwaar onder een overmaat aan 'ikkerigheid', stellig veroorzaakt door de voortdurende neiging tot zelfreflectie, zelfs over de meest alledaagse futiliteiten. Dit wreekt zich vooral als er een schijn van diepzinnigheid wordt gesuggereerd. Enkele voorbeelden: Ontrouw en berouw zijn wel klankgekoppeld, maar vallen in de tijd nooit samen: het laatste komt steeds als laatste van deze twee. Het eerste gaat aan het tweede vooraf (pag. 36). Zoiets lijkt mij een open deur op hangaarformaat.En hoe quasi-diepzinnigheid kan leiden tot de meest plompe, mijns inziens ontoelaatbare, banaliteiten, toont de volgende passage: „Zou God niet met en in leegte hebben kunnen leven? De aarde was aanvankelijk leeg en dat zat gekoppeld aan woest. Maar dan schept vullen Hem groot plezier. En je kunt daarna kennelijk, zoals Hij dat zelf deed, naar invullingen met voldoening kijken. Ik mag hier toch wel in die tegenstellingen denken? Wij lijken op Hem. Wij mochten de aarde vol maken en velen hebben dat met plezier gedaan" (pag. 53).

Op het vlak van de eroriek betracht Bult ook de nodige smeuïgheid (door te suggereren wat hij net niet wil zeggen): „Het vadertje en moedertje spelen is voorbij. Van mij mag Wikka moeder worden, als ik aan maar de vader in dat spel  mag  zijn" (pag. 14). Even verder: „De grote liefde beheerst onze geest en ons lijf Wij spelen samen en doen daarin niet kintlerachtig" (pag. 15). De volgende onthulling vraagt ook enige creativiteit van de lezer: „Na afloop van ons bedsermoen hebben wij een poosje "in braille" gevrijd. Wij alleen weten wat wij daarmee bedoelen" (pag. 25). Het is maar een greep; maar zou iemand werkelijk opvoedkunde, onderwijskunde en praktische theologie gestudeerd moeten nebben (zie de achterflap) om een dergelijke verzameling enormiteiten bij elkaar te schrijven?

Echte literatuur citeren is helaas ook niet de sterkste kant van de auteur. Over Cryps als opvoeder horen we: „Graag citeerde hij vader Cats: „Kleine kinderen trappen op het kleed. Grote kinderen stampen op het hart" (pag. 88). Nu moet citeren wel nauwkeurig gebeuren en liefst met de juiste auteursnaam. Het was namelijk niet Cats, maar Joost van den Vondel die zijn treurspel "Joseph in Dothan" besloot met de woorden: „Och, d'ouders teelen 't kint en maecken 't groot met smart, het kleene treet op 't kleet; de groote treên op 't hart". Dat klinkt altijd nog beter dan het stampen van Cats bij Bult!

Geen stijl

Het ergste waarmee de lezer echter wordt geconfronteerd, is de stijl van dit boekje; die is ronduit allerbedroevendst. Van de Anne uit het eerste verhaal lezen we ergens: „Geen volmaakte zin, denk ik hyperkritisch" (pag. A7). Het ware te wensen geweest dat de auteur iets van dat kritische van zijn hoofdpersoon had overgenomen aleer dit boekje ter perse ging. De fouten zijn namelijk legio.

De auteur kent niet het verschil tussen "hen" en "hun"; hij wisselt zonder enige reden van werkwoordstijd (verleden/tegenwoordig), hij spelt „overschreiden" (pag. 54) en arbeidsame (pag. 108). Verder formuleert hij slordig. Zo heeft Edith Piaf „een vastberaden, klagerige stem" (pag. 10). Erg benieuwd hoe zoiets klinkt! Elders lezen wij over „onaandoenlijke zaken" (pag. 51), terwijl dingen toch over het algemeen geen aandoeningen hebben!

Aan aperte fouten in de zinsbouw biedt het boek zelfs een ware 'hoorn des overvloeds'. Op dit punt rammelt het op vrijwel ieder bladzijde. Een enkel voorbeeld: ,Als ik dacht dat er een gelaatstrek over haar gezicht gleed..." (pag. 9). „Margitta hoort bij ons op haar onzelfstandige wijze als de drie anderen op hun zelfstandige wijze dat horen" (pag. 30). „Dat is in deze cultuur een symbool, waarmee je dagelijks omgaat en jou in je alledaagse activiteiten tot steun is" (pag. 45). „De ring symboliseerde in de naadloze vereniging van de twee uiteinden hem die niet noch door de tijd, noch door de dood te verstoren liefdesband" (pag. 65). „Snapt u het niet... noch... noch?" Op blz. 90 alleen al zijn drie fouten in de zinsbouw te vinden!

Zin of onzin?

Waarom zo'n uitvoerige bespreking gewijd aan zo'n wanprodukt? Omdat er zoveel wordt gepretendeerd: „De stijl (van deze 'roman op zijn best') is beschouwend en explosief; heeft kracht en werkt verrassend", meldt ons de achterflap. Nu, verrassingen biedt de stijl inderdaad genoeg, maar vermoedelijk andere dan de hier bedoelde; in dit opzicht moeten we helaas spreken van een roman op zijn slechtst! 

De inhoud overtuigt noch in de beschrijving van geluksmomenten, noch in de weergave van verdriet; er is veel goedkoop sentiment, quasi-vlot aan elkaar gebabbeld in een stijl die de lezer met enig taalgevoel hetzij treurig, hetzij explosief stemt. Het is onbegrijpelijk dat een respectabele uitgeverij als Boekencentrum een dergelijke misdracht ter wereld heeft gebracht, nog wel voorzien van een pretentieus geboortebericht.

Als dergelijke proza voor christelijke literatuur moet doorgaan, kunnen wij de winkel beter sluiten en met weemoed terugdenken aan christelijke auteurs van niveau als C. Rijnsdorp en J. K. van Eerbeek, wier boeken vaak vol ingehouden humor waren, geschreven in een sobere, maar zuivere en authentieke stijl!

Wij achten dit boek voor leerlingen in het voortgezet onderwijs absoluut ongeschikt (tenzij als hèrschrijfoefening). Van harte afgeraden dus! 

N.a.v. "Bruidspaar op één been", door Anne Bult; uitg. Boekencentrum, Zoetermeer, 1992; 119 blz.; prijs 21,90 gulden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1993

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's

£en pretentieuze rammelaar

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1993

Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's