Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van den Broek geen vice-voorzitter, maar evenmin (daardoor) verliezer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van den Broek geen vice-voorzitter, maar evenmin (daardoor) verliezer

Voorkeur voor meer ervaren Van Miert is alleszins redelijk en eerlijk

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

BRUSSEL - De EG-ministers van buitenlandse zaken hebben afgelopen maandag zes vicevoorzitters van de Europese Commissie benoemd. De nieuwe EG-commissaris Van den Broek Is er niet bij. „Een nederlaag voor hem en voor Den Haag", aldus een Nederlandse waarnemer, nadat Van den Broeks opvolger als minister van buitenlandse zaken, Kooijmans, net tegenover Nederlandse correspondenten had verkondigd dat voor hem de hele benoemingsprocedure van zes nieuwe commissarissen een enigszins overbodige exercitie was.

Overbodig, hoe dat zo? Moet de Fransman Jacques Delers, die de EG-Commissie met vaste hand bestuurt en bestiert, dan niet worden bijgestaan door enkele secondanten? Toch wel. Over die noodzaak is iedereen het eens, maar waarom moeten dat er zes zijn? Dat is eigenlijk wat veel. Daarom is er in het Verdrag van Maastricht voorzien in twee vice-voorzitters van de Commissie, uiteraard naast een voorzitter. Het Verdrag van Maastricht is volgens sommigen in Europa bijna rond en daarom is het eigenlijk toch een beetje zot om nu nog, misschien maar voor een paar maanden, de oude situatie te herstellen en toch nog zes plaatsvervangers te benoemen. De hooggeleerde minister Kooijmans lijkt deze argumentatie te steunen.

Maar andere bewindslieden wijzen erop dat het nog wel even kan duren met de ratificatie van het roemruchte verdrag dat genoemd is naar onze Limburgse hoofdstad. Daarom dus toch maar zolang het duurt de oude situatie hersteld en zes commissarissen benoemd. Daarbij denkt men ongetwijfeld ook aan een betere uitgangspositie voor de eigen kandidaat wanneer er straks weer vier 'vice-ministers' moeten verdwijnen. Daar is overigens op dit moment weinig van te zeggen, want de vice-voorzitters worden nu volgens het Verdrag van Rome benoemd door de lidstaten. Als straks -of: ooit- het Verdrag van Maastricht in alle EG-lidstaten is geratificeerd en het daarmee automatisch van kracht wordt, zullen de twee plaatsvervangers benoemd worden door de Europese Commissie zelf.

Kortzichtig

Heeft Nederland nu een 'nederlaag' geleden omdat Van den Broek is gepasseerd en in zijn plaats z'n gekwalificeerde Belgische collega Karel van Miert zich vice-voorzitter mag noemen? Dat lijkt een toch wel wat al te kortzichtige en chauvinistische redenering. 'De heren (en dame) zeventien' van de Europese Commissie komen uit twaalf lidstaten. De vijf grote lidstaten leveren twee commissarissen. Gewoonlijk zijn enkele van de commissarissen uit de grotere landen tevens vicevoorzitter van de Commissie en daarna valt de eer van deze veelal ceremoniële titel bij toerbeurt ook toe aan vertegenwoordigers van kleinere lidstaten.

Gewoonlijk is daar iemand bij van een van de drie Benelux-landen (België, Nederland en Luxemburg). De laatste acht jaar is de Nederlandse commissaris in de Commissie, Andriessen, vice-voorzitter van de Commissie geweest. Die titel combineerde hij eerst (in zijn tweede zittingsperiode) met het beheer van de landbouw-portefeuille en daarna met de dubbel-portefeuille van buitenlands beleid en buitenlandse handel. België heeft daarbij dus al één periode een stap achteruit gedaan ten gunste van Nederland. Vier jaar geleden gold Andriessen als een van de zwaargewichten in de Commissie en in gezamenlijk overleg besloten Den Haag, Brussel en Luxemburg hem nog eens voor vier jaar te benoemen als vice-voorzitter. De nieuwe Belgische commissaris Van Miert zou zich eerst maar eens vier jaar moeten warm lopen.

Grote ijver

Welnu, dat heeft Van Miert gedaan. Met succes. De Belgische socialist gaat zijn werkzaamheden serieus en met grote ijver te lijf, hetgeen beslist niet van alle EG-commissarissen gezegd kan worden. De Vlaming beheerde in zijn eerste periode in de Europese Commissie de portefeuilles van transport en van consumentenzaken. Daar kwam vorig jaar ad interim ook nog de milieuportefeuille bij, nadat de Italiaan Ripa di Meana terugkeerde naar Rome om daar minister voor milieuzaken te worden. Dat is alles bij elkaar zeker geen kleinigheid. In de loop van de afgelopen jaren is Van Miert op zijn beurt dus een zwaargewicht geworden. Een hardwerkende, toegankelijke, no-nonsense-commissaris, die ook gemakkelijk met zijn collega's overweg kan.

Het kan dan ook niet verwonderen dat hij de voorkeur verdient boven nieuwkomer Van den Broek. Bovendien was het allang de beurt aan België om de 'Benelux-post' binnen de Commissie als plaatsvervanger in te vullen. Een alleszins eerlijke, consequente en logische gang van zaken dus. Waarom dan toch sommige commentaren spreken van een afgang en terechtwijzing van Van den Broek? Dergelijke conclusies kunnen makkelijk ontstaan wanneer men onkundig is van bovengenoemde roulatie-afspraak binnen de Benelux-landen. Daar komt natuurlijk nog bij, dat Den Haag het vertrek van Van den Broek naar Brussel luxueus verpakt heeft met de mededeling dat de ex-bewindsman een „zware post" zou krijgen.

Teleurstelling

„Wij sturen niet zomaar iemand die genoegen hoeft te nemen met de eerste de beste portefeuille. Neen, Den Haag kan eisen stellen". Aldus de suggestie. Het liep allemaal wat bescheidener af. Het pakket verantwoordelijkheden dat Andriessen de afgelopen vier jaar in z'n eentje had beheerd, werd begin dit jaar verdeeld over de Brit Sir Leon Brittan en Van den Broek. Brittan beheerde in de vorige samenstelling van de EG-Commissie de portefeuille mededingingsbeleid, die nu beheerd wordt door Van Miert. Daarvoor in de plaats is Sir Leon nu verantwoordelijk voor de portefeuille buitenlandse handel. Het buitenlands beleid is Van den Broek toebedeeld. De Nederlandse oud-bewindsman is daarmee in de eerste plaats verantwoordelijk voor de toetredingsonderhandelingen met Oostenrijk, Finland en Zweden.

Voor hemzelf is z'n niet-benoeming ongetwijfeld een teleurstelling. In privé-kring deed hij de laatste maanden namelijk nogal zeker over de benoeming, ook als hem daarbij gewezen werd op het feit dat een van de andere Benelux-landen nu toch wel weer eens aan de beurt was. Die houding, gevoegd bij zijn matige populariteit in sommige perskringen, creëert dan al snel de suggestie van een „nederlaag". „Van  den Broek krijgt eerst de halve jas van zijn voorganger Andriessen en daarna gaan de versierselen van de ceremoniële rol van sergeant-majoor dan ook nog eens naar een ander".

Geen nederlaag

Maar die visie lijkt wat al te zeer gekleurd door boontje-komt-om-z'nloontje-gevoelens van mensen die Van den Broek niet erg hoog hebben zitten. Misschien heeft de nieuwe EG-commissaris de kuil waarin hij volgens sommigen is gevallen, wel een beetje voor zich zelf gegraven, doordat hij wat al te hoog van de toren heeft geblazen. Maar verder -is de benoemingsprocedure logisch, consequent en fair tegenover onze Benelux-partners. Zoiets is voor sommigen misschien spijtig, maar een „nederlaag" is het beslist niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 maart 1993

Reformatorisch Dagblad | 17 Pagina's

Van den Broek geen vice-voorzitter, maar evenmin (daardoor) verliezer

Bekijk de hele uitgave van woensdag 10 maart 1993

Reformatorisch Dagblad | 17 Pagina's