Unilever schittert met nieuw^e records
Unilever behoorde de afgelopen twee weken tot de uitblinkers op de Amsterdamse effectenbeurs. De koers van het aandeel steeg, in navolging van de winst, naar een niet eerder bereikt niveau. Doordat deze onderneming geen enkel produkt op de markt brengt onder de eigen naam bestaat er nogal wat onbekendheid ten aanzien van haar; reden genoeg om er de schijnwerpers eens op te richten.
De betrokken multinational tekende recent in meer dan een opzicht records aan. Zo kwam de nettowinst in 1992 voor het eerst in de geschiedenis uit boven de vier miljard gulden. Mede onder invloed van de publikatie van dat gunstige resultaat over het achterliggende boekjaar zette de beurskoers een flinke sprint in. Die rally leidde diverse malen tot een nieuw hoogste punt aller tijden, waarbij vorige week dinsdag tevens de barrière van 200 gulden werd geslecht.
Beleggers vertonen momenteel de neiging de meer cyclische waarden de rug toe te keren en hun kapitaal naar kwaliteitsfondsen te sluizen. Tot laatstgenoemde categorie rekent men ook Unilever, dat veel minder last ondervindt van de inzinking van de conjunctuur dan bedrijven in bij voorbeeld de staalindustrie, de chemie en de papiersector. De notering van de international klom binnen een week van rond 196 tot per saldo -afgelopen maandag- 214,50 gulden, een sprong van ruim 9 procent. Winstnemingen veroorzaakten daarna een correctie, maar gisteren volgde weer een sterke opmars, tot een slotkoers van 212,80 gulden.
Merknamen
Wat voor soort onderneming gaat er eigenlijk schuil achter Unilever? Het fonds is ooit aangemerkt als 'de bekende onbekende'. De meeste mensen hebben ongetwijfeld wel eens van de naam gehoord, maar velen weten niet wat ze zich erbij moeten voorstellen. Dat komt doordat het concern geen produkten verkoopt onder de aanduiding Unilever. Bij Philips, KLM, Aegon en Heineken, om enkele andere beurs-nv's te nemen, ligt dat eenvoudiger. Unilever treedt naar buiten met, wereldwiid bezien, honderden verschillende merknamen. We sommen er een dertigtal op die we in Nederland aantreffen: Blue Band, Zeeuws Meisje, Era, Croma, Becel, Linera, Diamant, Ola, Iglo, Magnum, Caraco, Calvé, Royco, Unox, Zwan, All, Omo, Sunil, Dubro, Robijn, Lux, Jif, Vim, Sun, Andy, Glorix, Signal, Timotei, Vinolia en Axe. Iedereen kent ze vanuit de schappen in de supermarkt of via de reclameboodschappen. Het assortiment is veelomvattend. Waarschijnlijk draagt elk huishouden in ons land bij aan de omzet van de industriële gigant.
De oorsprong van Unilever ligt in Nederland en Groot-Brittannië. Aan deze kant van de Noordzee begon het bij twee handelaren in boter in het Brabantse Oss, Simon van den Bergh en Anton Jurgens, in de jaren zeventig van de vorige eeuw. Later stapten ze allebei over op de produktie van margarine. In 1927 bundelden de twee concurrenten, die toen al volop exporteerden, de krachten in de Margarine Unie. Engeland bezat een, eveneens internationaal opererende, zeepfabrikant: Lever Brothers. De firma's gebruikten beide plantaardige vetten en oliën. Zo ontmoetten zij elkaar. In 1930 kwam het tot een fusie en ontstond Unilever.
Structuur
Deze historische achtergrond verklaart dat het huidige concern twee moederbedrijven heeft, te weten Unilever NV in Rotterdam en Unilever PLC in Londen. Hun raden van bestuur bestaan uit dezelfde personen. De presidenten van deze colleges vormen samen met een derde persoon het feitelijke topmanagement, het zogeheten Special Committee. Kenmerkend voor de verdere structuur van de organisatie is de grote mate van decentralisatie. De werkmaatschappijen, zoals Calvé in Delft, mogen vrij zelfstandig opereren. In elk land worden de daar gevestigde onderdelen van Unilever gecoördineerd door een nationale directie.
De multinational haalt regelmatig de publiciteit met de verwerving en de verkoop van bedrijven. Zo vonden vorig jaar 22 acquisities plaats, waarmee in totaal een bedrag was gemoeid van 960 miljoen gulden. Maar er werden ook 21 dochters afgestoten. Volgens de hoogste baas, F. A. Maljers, heeft de directie nog een lange lijst van aantrekkelijke overnamekandidaten achter de hand.
Uit de weergegeven reeks merknamen komt naar voren dat we de activiteiten van Unilever kunnen verdelen in drie segmenten (met tussen haakjes hun aandelen in de omzet van 1992, die in totaal 76,6 miljard gulden bedroeg): voedingsmiddelen (52 procent), wasmiddelen (24 procent) en toiletartikelen (13 procent). De dan nog resterende 11 procent heeft betrekking op een scala van overige produkten, waaronder smaakstoffen, verpakkingsmateriaal en glycerine. Kijken we naar de geografische spreiding, dan zien we dat Europa 59 procent van de omzet voor zijn rekening neemt, Noord-Amerika 19 procent en overige gebieden 22 procent.
Winstontwikkeling
Unilever is qua omvang de nummer twee van de fondsen die verhandeld worden in Amsterdam. De beurswaarde (het aantal aandelen vermenigvuldigd met de koers) valt op dit moment te berekenen op zo'n 34 miljard gulden. Alleen Koninklijke Olie steekt daar met 85 miljard ver bovenuit. Het eerder genoemde bedrag omvat trouwens alleen de aandelen van de hier genoteerde NV. De waarde van NV en PLC samen gaat in de richting van de 60 miljard. Op de lijst van de grootste industriële ondernemingen in de wereld (waarbij de omzetcijfers dienen als basis voor de rangschikking) komen we Unilever tegen rond de twintigste plaats. Verder kunnen we vermelden dat het mammoetconcem 283.000 medewerkers telt.
Sommigen bestempelen Unilever als een erg saai fonds. De bestuurders treden immers zelden naar buiten met verrassende of spectaculaire ontwikkelingen. De Nederlands-Britse combinatie bevindt zich altijd in rustig vaarwater. Als we bij voorbeeld het winstverloop sinds het begin van de jaren tachtig in kaart brengen, verschijnt er op papier een vrijwel gestaag opwaartse lijn. De hellingshoek verschilt enigszins per periode -in 1987, 1988 en 1989 was het stijgingspercentage iets forser dan in de drie jaren daarna- maar van echte uitschieters naar boven of naar beneden is geen sprake.
Alleen in 1982, toen de recessie de hele wereld in haar greep had, viel de winst even terug, met bijna 15 procent. In 1988 werd voor het eerst de drie miljard gulden overschreden. Vorig jaar sneuvelde, zoals reeds opgemerkt, de grens van vier miljard gulden. Het nettoresultaat over 1992 bedroeg om precies te zijn 4002 miljoen, en dat betekende een toename van 5 procent ten opzichte van de 3803 miljoen in 1991.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 6 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's