£en handige prikpoes als avondhoofd
Met "jargon" en "slang" kun je ongewenste nieuwkomers buiten de groep houden
De voorman die bij het luikhoofd stond, roepend "lekko", "arait" en "up!" is weg. Het zinnetje slaat in "Op de grote vaart" (1983) van K. Norel. "Lekko" komt van het Engelse "let go", laat los; "arait" van "allright", in orde. Mare De Coster doet dat mooi uit de doeken in zijn nieuwe "Woordenboek van jargon en slang". Een meeslepende pil van 631 bladzijden.
Jargon kan een groep afbakenen, nare begrippen versluieren, mensen een loer draaien zelfs. De Coster laat de beroepstaal en de informele taal van een groot aantal beroepsgroepen de revue passeren: van beursspeculanten, medici, junkies, popliefhebbers, journalisten, studenten, zendamateurs, politieagenten en vele anderen. Er heeft zich ook onder flipperfanaten al een jargon gevormd. Die hebben het bij voorbeeld over "Chinees nieuwjaar" om het afgrijselijke lawaai aan te geven dat ontstaat als de bal tussen een aantal "paddestoelen" (hindernissen), meestal in het bovenste deel van het speelveld, heen en weer schiet.
"Tante Truus'
Het hoofdstuk "Politici" is bij tot op bijna vandaag: brede maatschappelijke discussie, tussenbalans, verkokeren. Maar hoe betrekkelijk is actualiteit. Oud-minister Ruding spuide in 1984 resp. 1987 twee leuke vondsten: "Tante Truus" (verpersoonlijking van de gehechtheid aan het eigen milieu) en "Oom Juan" (de zuidelijke landbouwproducenten van Europa, die maar eens aangepakt moesten worden). Inmiddels weten we dat "Tante Truus" heel wat langer aan het actieve leven heeft deelgenomen dan "Oom Juan".
De opzet van het boek is solide: bondige omschrijvingen, verwijzingen naar andere talen, voorbeelden uit boeken en kranten, af en toe wat etymologie en geschiedenis (een heel mooi voorbeeld: "dotteren"). Maar het is iets anders dan een dissertatie.
Persoonlijke voorkeur van de auteur en ook wel tijdsgebrek hebben, zoals hij zelf zegt, een rol gespeeld. Hoewel bij de soldatentermen bewust de woordenschat van het vroegere Nederlandsch-Indische leger is opgenomen, ligt de nadruk volgens hem overigens op het hedendaagse taalgebruik. En: de „brabbeltaal" van de diverse beroepsbeoefenaars moest „op een prettige manier voor de leek toegankelijk gemaakt worden". Daarin is De Coster met vlag en wimpel geslaagd.
"Jargon"en "slang"
De Coster heeft ook een serieuze poging willen doen tot aanvulling van het Handboek der Nederlandse Taal dat dr. Jac. van Ginneken SJ in 1913 liet verschijnen. Nadien was er geen poging meer gedaan om tot een inventarisatie te komen van verschillende groepstalen, aldus de auteur.
De grens tussen "jargon" en "slang" is vaak moeilijk te trekken. Ook slang is karakterisriek in bepaalde (beroeps)groepen, maar „slang ontstaat vooral uit zucht naar vernieuwing en uit afkeer van het conventionele woord", vindt De Coster.
Veel scheepstermen blijken van het Maleis en het Engels af te stammen. Een verhaal op zich. Het citaat van Norel is een aardige illustratie. De oude Sliedrechters hadden ook al in de gaten dat er overeenkomsten waren tussen hun dialect en het Engels. Zij adviseerden hun jongens die de baggerwereld in trokken: Zeg maar gewoon overal „waer" en „daer", dan snappen ze je best.
Niet voor specialisten
Compleet, dit boek met 8000(!) termen.' Bij politiek jargon wel de "backbencher", maar niet "amoveren", het woord dat in gemeenten met dijkverhogingsplannen al zo veel huiseigenaren uit hun slaap heeft gehouden. Bij "Zetters" wel het "hoerenjong" of de verzachtende term "boerenjongen" (regel die niet geheel volloopt en die boven aan een bladzijde of kolom is terechtgekomen), maar niet de "aanhef' (waarom blijven zó veel goed opgeleide Nederlandse journalisten en grafici zich toch behelpen met "lead"?). Bij beursjargon wel het "IMF", maar niet de "Fed'.
De Coster is nuchter genoeg geweest om deze kritiek te zien aankomen. ledere specialist uit ieder vakgebied zou immers vele woorden kunnen aandragen die in een gecombineerd iareonboek als dit niet een plaatsje konclenkrijgen. Niet voor niets bestaan er handboeken. Denk met name aan het volledige jargon van medici, inclusief „de vele Latijnse en Griekse termen waarvan zij zich bedienen". Leuk dat "prikpoes" er in ieder geval wel in staat: verpleegster die alleen maar injecties mag geven.
Soms verrijkend
Het boek zorgt voor een enorme, nooit gedachte uitbreiding van je woordenschat. In veel gevallen een verrijking. Maar niet altijd. Wie het op de salontafel te pronk wil leggen, moet er even aan denken dat er ook een dertig bladzijden met jargon van "Prostituees en pooiers" zijn opgenomen. Daarin wordt veelvuldig geciteerd uit de werken van Jan Cremer. En -om nog één voorbeeld te noemen- het taalgebruik onder soldaten is niet voor niets een onderwerp dat zielzorgers meestal nadrukkelijk aan de orde stellen voordat jongeren in militaire dienst gaan.
N.a.v. "Woordenboek van jargon en slang", door Mare De Coster"; uitg. Bert Bakker, Amsterdam, 1992; 631 blz.; prijs 59,50 gulden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 maart 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's