De zorgen van een kroonprins
Willem-Alexander èn de andere prinsen die in de wachtstand staan, zitten vast aan recht op de troon
"Kroonprins ziet liefst van de troon af', kopte een krant vorige week. Alsof dat nieuws is. Iedere dag ziet kroonprins Willem-Alexander hoe zijn moeder dag en nacht in de weer is om aan het koningschap een zinvolle inhoud te geven. Ook kent hij zonder enige twijfel de uitspraak van zijn oma toen zij koningin werd: „Een taak die zo zwaar is, dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou begeren; maar ook zo mooi, dat ik alleen maar zeggen kan: Wie ben ik, dat ik dit doen mag".
Is het dan een wonder dat de kroonprins wel eens opziet tegen de taak die, als iiij tijd van leven mag hebben, ook op hem wacht? Aanleiding voor de krantekop van vorige week is de verschijning een dezer ' dagen van een roddelboek over prins Willem-Alexander. Belangrijkste feit daarin is kennelijk dat de prins van Oranje nu en dan wel eens aanhikt tegen het koningschap. Nogmaals: alsof dat nieuws is.
Nieuws is het geenszins. Zoals het ook geen nieuws is dat de andere twee zonen van koningin Beatrix en prins Claus voor geen goud van de wereld zouden willen ruilen met hun oudste broer. Johan Friso moet ooit over "Alex" gezegd hebben: „Je mag van alles met hem doen, maar sla hem alsjeblieft niet dood, want dan moet ik koning worden".
Koning tegen wil en dank
Willem-Alexander is trouwens ook niet de eerste prins die zucht onder zijn toekomstige taak. Verschillende Oranjeprinsen deden dat. Het meest sprekende voorbeeld is wel kroonprins Willem Alexander Paul Frederik Lodewijk, de latere koning Willem III. Zijn weerstand tegen het koningschap sproot voort uit een Kroonprins Willem UI wenste geen kroonprins te zijn. Foto RD regelrechte weerzin. Niet zonder grond is hij daarom wel eens betiteld als „koning tegen wil en dank". Dat was hij.
Deze Willem, zoon van koning Willem II en koningin Anna Paulowna (zuster van de autocratische Russische tsaar), was een militair in hart en nieren. Hij hield ervan orders en bevelen uit te delen. Het laat zich verstaan dat hij dan ook niets op had met de in die dagen (jaren veertig vorige eeuw) steeds meer veld winnende ideeën over „modern koningschap" en zo. Toen Willems vader in 1848 onder druk van de liberalen een meer democratische grondwet moest accepteren, verzette de prins van Oranje zich dan ook hevig. „Het woord des Konings moet staan als een rots", vond hij.
„Als een rots". De kroonprins was er de man niet naar van zijn hart een moordkuil 'te maken. Iedereen die het maar horen wilde, kreeg van hem te verstaan dat als hij eenmaal aan de macht zou komen, de staatkundige hervormingen van de baan zouden zijn. De onstuimige kroonprins raakte hierover zo in onmin met zijn vader, dat hij op het galadiner ter gelegenheid van diens verjaardag weigerde een toast op hem uit te brengen. Een schandaal natuurlijk, waar ook de talrijke aanwezige hoogwaardigheidsbekleders en buitenlandse gezanten getuige van waren. En toen zijn moeder om de pijnlijke situatie te redden dan maar zelf een dronk uitbracht op de koning, was de prins hierover zicht- en hoorbaar ontstemd. Het verhaal ging door heel Europa.
Onverzettelijk
De kroonprins liet het echter niet alleen bij woorden. Vijf dagen nadat de nieuwe grondwet van kracht was geworden (oktober 1848), schreef hij aan zijn vader een brief, eindigende met de woorden: „Diensvolgens ben ik na de meest ernstige en kalme overweging van de plichten en van de verantwoordelijkheid die stilzwijgende of uitdrukkelijke aanneming der gewijzigde grondwet mij zoude opleggen, uit geheel vrijen wil tot het stellig en onherroepelijk besluit gekomen, afstand te doen van mijne betrekking en rechten als Prins van Oranje en als erfgenaam der Kroon, alles geheel ten behoeve van mijnen oudsten zoon den Erfprins van Oranje...". De kroonprins wenste geen kroonprins meer te zijn. En hoe vertrouwelingen en vrienden ook op hem inpraatten, „Zijne Koninklijke Hoogheid blijft na iedere discussie onverzettelijk", berichtte een van hen. Inderdaad. Willems besluit was „stellig en onherroepelijk".
Niet veel later (in januari) vertrok de weigerachtige kroonprins naar Groot-Brittannië. Hoewel dat problematisch was -de prins was luitenant-generaal der infanterie en kon zich uit dien hoofde moeilijk lange tijd aan zijn verplichtingen onttrekken- lieten de ministers en de koning hem toch maar betijen, in de hoop dat hij aan gene zijde van de Noordzee tot inkeer zou komen. De heren beseften zeer wel dat zij op een gegeven moment toch weer met de kroonprins verder moesten.
"Gewichtige taak "
Dat moment kwam al heel snel. Op 17 maart 1849 stierf onverwachts koning Willem II. De prins van Oranje bevond zich op dat moment in Noord-Engeland. Hoe nu,te handelen, want door het overlijden van Willem II was zijn onwillige zoon automatisch koning Willem III geworden. In ieder geval moest voorkomen worden dat hij direct het bijltje er bij neer zou gooien. Het kabinet besloot daarom minister van buitenlandse zaken Lightenvelt naar Engeland te sturen, teneinde de nieuwe koning zo omzichtig en tactvol mogelijk te bewerken.
Onderwijl zouden de achtergebleven ministers een proclamatie uitgeven waarin de troonswisseling aan den volke kond zou worden gedaan. Die verscheen reeds de volgende dag: „Willem de Derde is Koning der Nederlanden. De gehele natie is hem trouw verschuldigd. In zijnen naam blijven allen werkzaam tot handhaving van wet, orde en rust. Reeds zijn de nodige bevelen gegeven, om aan Koning Willem III de treurige tijding over te brengen, welke hem tot de gewichtige taak roept, waarop zijne geboorte en de Grondwet Hem een onschendbaar regt geven".
Hoe zou de persoon in kwestie zelf reageren? Bij Hellevoetsluis, waar de kersverse koning het eerst weer voet op Nederlandse bodem zou zetten, posteerde zich uit voorzorg een zware delegatie, bestaande uit onder meer de ministers en de moeder van de nieuwe vorst, koningin Anna Paulowna. De vrees dat Willem onmiddellijk na aankomst in Nederland afstand zou doen van de troon, zat er goed in.
Kwade koppen
Maar die vrees werd niet bewaarheid. De missie van minister Lightenvelt en van al die anderen die gepoogd hadden de prins tot andere gedachten te brengen, was geslaagd. Nadat er ten paleize een speciale kabinetsraad was belegd, waarbij ook een deel van de koninklijke familie aanwezig was, kon het kabinet met een gerust hart een tweede proclamatie uitgeven. Willem had de regering aanvaard en verklaarde tevens „volledige medewerking te willen geven aan de uitvoering van de Grondwet...".
Zoals koning Willem II veel te stellen had gehad me zijn zoon, zo kreeg Willem III veel te stellen met zijn zoons, met name met de oudste, de kroonprins dus. Die moeilijkheden hadden alles te maken met de huwelijksplannen van de prins van Oranje. Deze had zijn oog laten vallen op de Nederlandse freule M. van Limburg-Stirum van Warmond. Noch de koning, noch de ministers waren echter gecharmeerd van een echtverbintenis met een Nederlandse adellijke dame. Liever zagen ze dat ze komende koning met een buitenlandse prinses in het huwelijksbootje zou stappen.
Maar zoals zo vaak bij dit soort ruzies. wist geen van beide partijen van wijken. De koning en zijn zoon stonden met kwade koppen tegenover elkaar. De situatie werd er niet beter op toen bleek dat de ministers in de uitzichtloze situatie die was ontstaan, bereid waren over hun bezwaren heen te stappen. Het conflict tussen de koning en de kroonprins nam nu zodanig ernstige vormen aan, dat de Prins van Oranje zich aan al zijn kroonprinselijke plichten onttrok. Hij vestigde zich in de Franse hoofdstad Parijs.
Tragisch einde
Ook in dit geval moesten diverse adviseurs en vertrouwelingen er aan te pas komen om de halsstarrige prins van Oranje weer in het gareel te krijgen. Verschillende brieven werden aan hem gericht, alle met maar één boodschap: „In het Landsbelang geven wij onzen vermoedelijke Troonopvolger eerbiedig in ernstige overweging, de plaats welke hem toekomt in het midden van het Nederlandsche volk te komen hernemen...".
Door zo lang buitenslands te blijven zou „U aan de Nederlandsche belangen enigermate vreemd kunnen worden", schreven de bezorgde ministers de prins in 1877. Maar tevergeefs. Alle bemiddelingspogingen liepen vast, aan de ene kant op een onverbiddelijk veto van de koning, aan de andere kant op de onverkorte huwelijksplannen van de kroonprins, die er in die omstandigheden weinig voor voelde zich als kroonprins voor te bereiden op zijn toekomstig ambt.
Het conflict eindigde diep tragisch. Op 39-jarige leeftijd stierf de Prins van Oranje in Parijs aan de gevolgen van een opgelopen longontsteking; ver van zijn vaderland, verbitterd, en onverzoend met zijn vader. Toen vijf jaar daarna ook nog 's konings tweede zoon (met wie hij eveneens op slechte voet verkeerde), de erg ziekelijke en teruggetrokken levende prins Alexander, in zijn paleisje aan de Haagse Kneuterdijk de laatste adem uitblies, lag het voortbestaan van de monarchie in handen van een zesjarig prinsesje, Wilhelmina.
'Ontsnappingroute'
Willem-Alexander hikt dus af en toe aan tegen het koningschap. Ervan uitgaande dat dit klopt -zou het zo zijn, dan pleit dat alleen maar in zijn voordeel, want daaruit blijkt dat hij beseft welk een zware taak er op hem wacht- kan hij dan afstand doen van zijn 'troonopvolgerschap'? Het antwoord luidt ondubbelzinnig: nee. De Nederlandse kroonprins is veroordeeld tot de troon.
Door politici en staatsrechtgeleerden is wel eens de mogelijkheid geopperd om in de grondwet een bepaling op te nemen die het prinsen en prinsessen mogelijk zou moeten maken 'eruit te stappen' als ze dat zouden willen, maar tot nog toe zonder succes. Weliswaar bevat de huidige grondwet een paar 'ontsnappingsroutes' (bij voorbeeld een niet-goedgekeurd huwelijk), maar die kunnen alleen bewandeld worden als de Koningin, de ministers en Eerste en Tweede Kamer ervan overtuigd zijn dat een bepaalde prins (of diens echtgenote) maar beter niet op of naast de troon terecht kan komen. De wil van een eventuele troonopvolger doet strikt genomen niet ter zake.
Bij de jongste grondwetsherziening (1983) is in de Tweede Kamer door de regering onomwonden uitgesproken dat als een troongerechtigde uit het rijtje van troonopvolgers geschrapt wil worden, dat niet zomaar kan. Dat is, zo verklaarde de regering, de logische consequentie van het erfelijk koningschap. De „erfopvolging is een in het publiek belang ingestelde en geregelde plicht van het regerend vorstenhuis '. Met andere woorden: prins Willem-Alexander, en ook de andere prinsen die in de wachtstand staan, zitten vast aan hun recht op de troon.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 februari 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's