Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Onderdak voor Turkse zwerfkinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onderdak voor Turkse zwerfkinderen

Stichting biedt verschoppelingen van de maatschappij perspectief

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

ISTANBOEL - Meer dan 15,000 kinderen tussen de zes en de twintig jaar leven op straat in de inmiddels tien miljoen mensen tellende metropool Istanboel. Ze zijn verslaafd aan het snuiven van verfverdunner, lijm of een ander goedkoop te verkrijgen bedwelmend middel. In totaal schat men het aantal zwerfkinderen in Turkije op zo'n 65.000.

In juli 1992 werd de "Stichting voor de bescherming en ontwikkeling van kinderen en jongeren zonder onderdak" in het leven geroepen. Van meet af aan heeft de stichting enorme publiciteit gekregen op de Turkse televisie, radio en in allerlei dag- en weekbladen. Ook in de internationale pers wordt volop aandacht besteed aan de organisatie. Het resultaat is dat vanuit landen als Denemarken, Nederland en Duitsland met name Turken vragen hoe ze kunnen helpen. 

Het is Turkijes eerste project voor de opvang en rehabilitatie van straatkinderen in de grote stad. De overheid heeft zich tot nu toe alleen op weeskinderen gericht. Daarvan wonen er in Istanboel ongeveer duizend, verspreid over vier staatstehuizen.

Gebroken gezinnen

Initiatiefnemer van dit nog maar amper zes maanden bestaande project voor de straatjeugd is Yusuf Ahmet Kulca (32), ongetrouwd en als journalist werkzaam bij een van de grootste dagbladen van Turkije, Hürriyet (Vrijheid).

Hij is afkomstig uit Centraal-Azië en belandde op z'n zevende in Turkije. Met zijn broers werd hij in een staatstehuis voor weeskinderen geplaatst. Toen hij achttien was mocht hij weg en hij zwierf twee jaar lang op straat. Na zijn militaire dienst studeerde hij pedagogiek aan de universiteit van Istanboel. 

Uit wat voor milieu komen de straatkinderen ?

„Veel van deze kinderen komen uit gebroken gezinnen, sommigen zijn weggelopen uit de staatstehuizen. Ze zijn lichamelijk of seksueel mishandeld, en hun ouders zijn gescheiden of hertrouwd. Soms zijn de vaders of moeders verslaafd aan drank en kunnen ze vanwege de armoede niet meer zorgen voor hun kroost. De kinderen worden gedwongen te werken of te bedelen en krijgen zodoende geen kans om naar school te gaan. Uit wraak stelen ze vaak geld van hun ouders en lopen weg. De politie vindt hen meestal wel en brengt ze terug naar de familie. Dit herhaalt zich drie of vier keer, tot zo'n kind gewiekst genoeg is om de politie te ontlopen.

Al snel worden ze dan opgenomen in een groep van zeven tot tien jongens die elkaar beschermen. Vaak zijn het 'bloed-broeders', dat wil zeggen dat ze hun polsen hebben opengesneden en die als symbool van verbondenheid tegen elkaar aan gehouden hebben. Die binding maakt het voor hen nog moeilijker om terug te keren naar huis. 

Om in leven te blijven gaan ze autoruiten wassen bij de verkeerslichten, venten op straat, bedelen, stelen en roven. Zo'n 80 procent van hen is seksueel misbruikt. Omdat ze als verschoppeling worden behandeld, vertrouwen ze niemand buiten de eigen groep. Zo worden ze getekend voor het leven". 

Vertrouwden ze u wel?

„In het begin vertrouwden ze mij ook niet. Ze denken direct dat je van de politie bent, of dat je hen wilt verkrachten of gebruiken voor het bedelen. En dat is een logische reactie, want tot voor kort waren ze niet anders gewend. De publieke opinie begint dank zij alle aandacht in de pers nu om te slaan en mensen beginnen aardig te doen.

De laatste vier jaar heb ik 's avonds en 's nachts op straat rondgezworven om een natuurlijke relatie met hen op te bouwen. Als ze een jas of een paar schoenen nodig hebben, dan geef ik hun die. Als ze ziek zijn, breng ik ze naar de polikliniek. Andere straatjongeren zien dat en het nieuws verspreidt zich snel".

Op de vraag of dit soms niet ontmoedigend is, knikt Yusuf. „Geduld is erg belangrijk, evenals de overtuiging dat een kind gered kan worden van de straat. Als iemand vier tot tien jaar op straat heeft geleefd, duurt het reïntegratieproces zes maanden tot twee jaar. Vaak praat ik met hen over de gevaren en houd ik ze een spiegel voor om te laten zien wat er in de toekomst van hen zal worden als ze zo doorgaan. Over tien jaar ben je nauwelijks meer mens en leef je als een dier, zeg ik bij voorbeeld".

Zelf kiezen

De organisatie van Yusuf heeft een opvanghuis waar op dit moment twintig kinderen terechtkunnen. Ze worden onderzocht; krijgen een bed, kleren, therapie, maaltijden, zakgeld en medische hulp. 

Hoe is het toelatingsbeleid geregeld?

„Nadat er een natuurlijke vertrouwensrelatie is ontstaan, komt er een moment dat zo'n kind zegt: „Yusuf, ik wil van de straat af'. Het is belangrijk dat ze er zélf voor kiezen het straatleven vaarwel te zeggen. De jongens die uiteindelijk in het huis worden opgenomen, hebben vaak ademhalingsziektes, luizen en schurft. Ze worden gewassen, geknipt, krijgen nieuwe kleren en gaan voor bloed-, urine-, long- en knoonderzoek naar het ziekenhuis. Dan volgt het proces van afkicken van de tinner, lijm of drugs. Ten slotte wordt het kind ingeschakeld bij huishoudelijke taken, doet het boodschappen, gaat naar een concert, voetbalt en leert zodoende weer zich normaal te gedragen in de maatschappij.

Het moeilijkste is vaak de hereniging met de familie. In hoeverre dat realiseerbaar is, hangt erg af van de reactie van de ouders. De tijd zal het leren. In elk geval zijn ze altijd welkom bij ons".

Op dit moment zijn ongeveer dertig vrijwilligers -onder meer medici, psychologen, advocaten, journalisten en studenten- bij het project betrokken. „Het ontbijt wordt door het regionale gemeentebestuur geregeld, de lunch door de catering-service van de luchthaven en het avondeten maken we zelf klaar. Mensen geven spontaan giften, kleren, allerlei spullen, de Lion's Club draagt financieel bij, enzovoort. De grote vraag rijst, hoe het in de toekomst verder moet. Er is nu al een wachtlijst.

In feite hebben we op korte termijn vijf verschillende huizen nodig: een eerste-opvangcentrum, een plek voor kleine kinderen, onderdak voor grote(re) kinderen, een huis voor de schoolgaande jeugd en onderdak voor werkende jongeren.

We zouden heel graag zien dat de lokale stadsbesturen opvangcentra openden waar de zwerfjeugd kan eten en slapen en die zodoende een brugfunctie kunnen vervullen. Samenwerking tussen overheid en vrijwilligersorganisaties is absoluut noodzakelijk. Wereldwijd is iedereen zich zo langzamerhand wel bewust van de problemen op dit gebied, maar volgens mij kan internationaal nog veel meer worden samengewerkt".

Aan het eind van het gesprek merkt Yusuf op: „We beschouwen dit werk als een succes wanneer 80 procent van de straatkinderen in samenwerking met anderen uit de goot wordt gered. Wat mij betreft mogen er nog meer organisaties komen met hetzelfde doel voor ogen".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1993

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Onderdak voor Turkse zwerfkinderen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 februari 1993

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's