Religieus humanisme botst met geref. leer
Prof. C. Graafland spreekt bij GTSV Voetius over het verbond
UTRECHT - „Nou maak ik het even niet meer mee! Wie is Coccejus dan?" Een theologisch student raakte even van slag toen een medestudent prof. dr. C. Graafland bevroeg op diens verbondsvisie. Hij wilde weten of de hoogleraar wellicht niet enigszins in de lijn van Coccejus dacht. Gisteravond vergaderde de Gereformeerde Theologische Studenten Vereniging "Voetius" in Utrecht. Prof. Graafland sprak daarbij in een van de zalen van de christelijke gereformeerde kerk in Utrecht zijn sympathie uit voor wat inhoudelijk in de drieverbondenleer wordt voorgestaan.
De vraag aan de hoogleraar haakte in op diens lezing. Eerst legde de hoogleraar vanwege de Gereformeerde Bond toen maar kort uit wie Coccejus was, „omdat u dat toch wel moet gaan weten", en zei kort dat Coccejus het genadeverbond zag als een gebeuren dat in de tijd plaatsvindt. „En waar ik nu sta? Als het waar js -en dat is de vraag- dat Coccejus de verbondsgeschiedenis ziet als voortgaande geschiedenis in het heil, dan zie ik daarin belangrijke schriftuurlijke noties. God is handelend bezig in de verkondiging. En daarbij moeten we beseffen dat het bij Coccejus om hetzelfde heil gaat als bij andere gereformeerde vaderen".
Foka for praeses
De ingang naar de zaal aan de Wittevrouwensingel in Utrecht waar men vergaderde was ditmaal duidelijk gemarkeerd met aanplakbiljetten die opriepen om een van de vrouwelijke voetianen als praeses te kiezen: "Foka for praeses" en "Laat Foka het karwei afmaken". Evenwel verzamelde Johan Trouwborst 42 stemmen en kreeg Foka van de Beek er 14, zodat bij de GTSV Voetius (nog) geen geschiedenis geschreven werd door een voetianinne tot leidsvrouwe te verkiezen.
Prof. Graafland is mentor van de GTSV Voetius en zijn lezing werd door de huidige praeses aangekondigd als historisch: „uw laatste lezing als mentor". De hoogleraar reageerde daarop door te zeggen dat hij de laatste tijd wat dat betreft veel historische momenten meemaakt, omdat hij veel dingen voor het laatst als hoogleraar doet. Hij refereerde over "Gods verbond in de geschiedenis". Het zwaartepunt van zijn lezing lag bij de botsing tussen de gereformeerde en de religieus-humanistische verbondsvisie.
De hoogleraar zag af van een bijbels-theologische en een systematischdogmatische beschouwing, maar ging in op de vraag hoe over dit onderwerp in de gereformeerde traditie gedacht werd. Hij noemde de verbondsgedachte zeer eigen aan de gereformeerde theologie. Uitvoerig ging hij in op de relatie tussen verbond en verkiezing, waarbij hij nadruk legde op de notie van een eeuwig verbond. Hij zei dat in onze traditie ook het genadeverbond naar de eeuwigheid getrokken is. Daarbij noemde hij het wezenlijk -„en niet zomaar een gereformeerdheidje" dat de goddelijke oorsprong van het verbond geworteld is in de eeuwigheid.
Invloedrijk
De hoogleraar tekende de „invloedrijke streng gereformeerde visie met nadruk op de minimale inbreng van de menselijke beslissing, de beperking van het verbond tot de uitverkorenen, Gods keus voor de enkeling en weinig aandacht voor het maatschappelijke en stoffelijke". Daarna behandelde hij „corrigerende reacties". De ene is dan het uit de Middeleeuwen afkomstige nominalisme, waarvan hij de grondgedachte uitwerkte: het verbond is wel van eeuwigheid maar mensen kunnen in vrijheid beslissen en in de praktijk kon men dan de eigen zaligheid verdienen.
Ook tekende hij de lijn van het religieus humanisme, met de nadruk op de wilsvrijheid, alsmede een ethisch moralistische verbondsvisie. Vandaar nam de hoogleraar een sprong naar Karl Barths kijk op het verbond, waarin een sterk universalistisch karakter aanwezig is. Ook ging hij in op Berkhofs theologie in een bevragende samenvatting.
Drie verbonden
Verder besteedde de hoogleraar aandacht aan de posities van het werkverbond en het genadeverbond in de gereformeerde theologie en daarbij met name ook aan de notie van de menselijke verantwoordelijkheid. Daarbij sprak hij uit dat de gedachte van de drie verbonden zijn sympathie heeft, waarbij hij met nadruk zei dat het daarbij gaat om een variant binnen de klassiek gereformeerde verbondsleer, met maximale aandacht voor de menselijke verantwoordelijkheid. „Het gaat mij niet zozeer om de constructie van de drieverbondenleer, maar om wat er inhoudelijk in wordt voorgestaan. Het is in ieder geval beslist géén variant op de religieus humanistische leer in dezen". In de discussie zei hij overigens dat het bijbels is om ook deze kwestie niet in een schema onder te brengen: „Ik wil dat niet en kan dat niet". Verder zei hij hierover dat de diepte van de verkiezing wel een hoogtepunt in het geloof is.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 februari 1993
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 24 februari 1993
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's