Jantje is onaangepast
De psychiatrie is onderweg naar de nuance
Hij heette Jantje. Jantje liep de hele dag heen en weer tussen Alkmaar en Heiloo. lederen kende hem, want Jantje was een vrolijk ventje. Hij zwaaide naar iedereen. En hij grijnsde. Jantje was heel gelukkig, dat kon je zien, hoewel hij anders was dan anderen. Jantje woonde ook niet thuis. Dat kon niet. Psychiatrisch centrum St. Willibrord te Heiloo. Daar woonde hij. In Heiloo hebben ze de wereld van Jantje in beeld gebracht.
Week van de Psychiatrie
Op dit moment vindt de Week van de Psychiatrie plaats. Deze wordt georganiseerd door verschillende organisaties die zich richten op het welzijn van de geestelijke-gezondheidszorg. Morgen wordt de week in Utrecht afgesloten. Daar voeren diverse sprekers het woord over het thema van dit jaar: "Kunnen we kiezen?"
Er wordt veel gesproken over bewuste keuzen in de zorg. In de geestelijke-gezondheidszorg zijn die keuzen tot op heden beperkt gebleven tot een keuze voor of tegen een totaalpakket van zorg: opname in een psychiatrisch-ziekenhuis betekent kiezen voor wonen, begeleiden, behandelen, bepaald medicijngebruik en vrijetijdsbesteding in één. Ook in de ambulante zorg wordt lang niet altijd een keuzemogelijkheid geboden: één therapie, waarbij medicatie vaak een min of meer verplicht onderdeel is.
Nee zeggen tegen onderdelen van het aanbod is eigenlijk onmogelijk. Daarnaast Is het voor cliënten op praktische gronden vaak onmogelijk iets te ondernemen buiten de Inrichting. Maatschappelijke integratie is een lovenswaardig streven, maar als iemand niet bulten de inrichting kan werken of vrije tijd kan doorbrengen, omdat om 12.00 uur het eten op tafel staat of omdat op een bepaalde tijd 's avonds de deur op slot gaat, dan Is dat streven een mislukking.
De Week van de Psychiatrie Is een jaarlijks terugkerend, behoorlijk alternatief gekleurd fenomeen, waarbij de samenwerkende organisaties aandacht vragen voor de vaak kwetsbare positie van cliënten, aankomende cliënten en ex-cliënten van de geestelijke-gezondheidszorg.
Een beetje luguber, dat is het wel. In de kelders van de oude inrichting in Heiloo gaat het oude gesticht weer leven. Want wat nu zo mooi "psychiatrisch centrum" heet, heette vroeger "gesticht", "krankzinnigengesticht ' of zelfs "gekkenhuis". En er was niemand die daarvan van schrik achterover viel. Later trad meer mildheid in. Het grote gebouw in het donkere bos ging "inrichting" heten, nog weer later "psychiatrisch ziekenhuis".
Vroeger heette het dus gewoon "gesticht" en het is dat gestichtsleven datje in Heiloo terug kunt vinden. Dwangbuizen, spanlakens, elektroshock-apparatuur, rammelende sleutelbossen. Een unieke collectie hulpmiddelen uit een grijs verleden is keurig bijeen vergaard. Tot en met een Berkel-snijmachine. Maar die hoort er in museaal opzicht eigenlijk niet écht bij: ,Aan deze machine stond elke ochtend, twintig jaar lang, van zes tot tien uur, broeder Gabinius boterhammenworst te snijden. Boterhammenworst voor vierduizend boterhammen. Broeder Gabinius had dan ook een rechterarm zo dik als een boomstam. Kwam van dat draaien aan die slinger. Gabinius hield met die ene arm, als het moest, twee patiënten in bedwang".
Nationaal museum
Binnen de geestelijke-gezondheidszorg bloeit de belangstelling voor het verleden op. Om die interesse een meer permanente basis te geven, werd in 1986 de Stichting Museum GGZ in het leven geroepen. De stichting ijvert voor de oprichting van een „permanent nationaal museum en documentatiecentrum voor de geschiedenis van de geestelijke-gezondheidszorg". Het museum zou gehuisvest worden in het op een na oudste psychiatrische ziekenhuis in Nederland, het Willem Arntz Huis te Utrecht, daterend uit 1461. In financieel opzicht blijkt daar voorlopig echter te weinig draagkracht voor te zijn.
In 1990 werd het eerste Europese congres over de geschiedenis van de psychiatrie gehouden. Dat was in Den Bosch, de stad van het allereerste stedelijke dolhuis in Nederland: "Reinier van Arkel" (1442). Alom bezint men zich in de psychiatrie op zijn historische wortels.
Psychiatrische ziekenhuizen doen daarin volop mee. Talloze beschikken reeds over een min of meer permanente tentoonstelling over de eigen geschiedenis: Zon en Schild in Amersfoort, Veldwijk in Ermelo, St. Bavo in Noordwijkerhout, het Jorisgasthuis in Delft en het Psychiatrisch ziekenhuis Wolfheze. Sinds vorig jaar kan in deze reeks worden bijgeschreven Psychiatrisch centrum St. Willibrord Heiloo. In al die pogingen om iets van een roemrucht verleden boven water te krijgen, staat steeds —van toen tot nu- dezelfde vraag centraal: Hoe gaan wij om met hen die psychisch ziek zijn? Sluiten we ze op? Binden we ze vast, zoals weleer? Of verzorgen en behandelen we hen liefdevol en deskundig, zoals nu wordt gepoogd?
Geloofiinspiratie
Het museum in St. Willibrord werd vorig jaar zomer geopend. Enkele verplegers in ruste trokken zich het lot van de kostbare historische spullen aan die in de kelder van het oude Heiloose gesticht lagen te vergaan. Johan Oosterbaan is een van hen. Hij liep in het verplegersvak ruim 33 jaar mee: „Verpleging was vroeger voor een belangrijk deel liefdewerk. Het kwam voort uit een stuk geloofsinspiratie en uit die wortels is in 1929 St. Willibrord ontstaan. Wie toen "geestelijk gestoord" was, werd in Heiloo opgenomen en verzorgd. Maar verzorgen was vooral: opbergen, afzonderen, zorgen dat de samenleving er geen last van heeft".
Medicijnen waren er nog niet, hooguit opium of morfine. Oud-Willibrordverpleger Ben Oud -ook hij liep zo'n 33 jaar mee: „Er was heel wat agressie op de afdeling. Je had geen middelen om dat te hanteren en je liep met twee broeders op tien patiënten. Willibrord telde 640 patiënten en er waren 120 broeders, de schilder, de stoker, de kok en de timmerman niet meegerekend. Agressie moest dus beheerst worden door het morele overwicht van de broeder. Dat klinkt nu misschien vreemd, maar zo werkte dat nu eenmaal. En als niets meer hielp, had je nog dwangmiddelen, zoals een permanent bad waarin een al te opgewonden patiënt dagen, weken of zelfs maanden in lauwwarm water af kon koelen. Er waren ook de isoleercel, het spanlaken, de dwangbuis. Machtsmiddelen, voorkomend uit een stuk onmacht. Bang? Nee nooit. Het was je leven".
Elektroshock
Het Psychiatrisch centrum St. Willibrord was in 1939 de eerste Nederlandse inrichting waar de eléktro-shock werd ingevoerd. Een zeer omstreden therapie, „maar het was toch niet zó'n vreselijke ervaring als wel wordt beweerd", zegt Johan Oosterbaan. „Maar ik was natuurlijk niet het slachtoffer, dus ik heb gemakkelijk praten. Patiënten waren er altijd wel erg angstig voor. Aan de andere kant: een shock hielp wel! Je had soms mensen die dagenlang voor zich uit zaten te kijken, helemaal verstard waren, en na zes of twaalf behandelingen liepen ze fluitend de poort uit. Ik ben dus blij dat de mogelijkheid om te shocken bestaat, maar ik ben ook blij dat er strenge controle is".
Het leven in de inrichting had een massaal karakter. Alles was gericht op de grote groep. Iedereen stond gelijk op, zat gelijk aan tafel, ging gelijk naar therapie en gelijk naar de kerk. Het dagritme was heel strak. Iedereen had zijn eigen taak. Wat deden ze al niet? Linnen weven, matten naaien, boeken inbinden. Schilderijen maken, de mooiste werkstukken soms. „Niets doen was in elk geval helemaal verkeerd, net zo gevaarlijk als des duivels oorkussen", zegt Johan Oosterbaan. „Het deed er niet toe wat je deed, als je maar wat deed. Desnoods stuurde je een patiënt met schop en kruiwagen op pad. Gat graven, zand in de kruiwagen, zand uit de Kruiwagen, gat weer dicht'.
Oosterbaan: „Het psychiatrische vocabulaire is geschoond. Wat vroeger een krankzinnige heette, een zenuwlijder, heette later een patiënt en heet tegenwoordig cliënt. En de dokter en de cliënt noemen elkaar tegenwoordig ook al bij de voornaam: „Jantje', „Pietje". Ouwe-jongens-krentenbrood".
Oud: „Wat vroeger "gek" was, heet nu anders. Je hebt verschillende categorieën. De een is verstandelijk gehandicapt, er zijn mongooltjes, zwakbegaafden, psychoten, neuroten, schizofrenen, psychiatrische patiënten, drugskikkers en alcoholisten. Het zijn allemaal "displaced persons", maar ze zitten toch verschillend in elkaar. Vroeger zei je: „Die of die is gek". Dat was één pot nat. Nu zegje, om te beginnen: „Hij is onaangepast". Maar de verschijnselen zijn nog steeds dezelfde: ze horen stemmen, zien hallucinaties, dingen die er helemaal niet zijn".
Oosterbaan: „Wij behandelden in de beginjaren van Willibrord onze patiënten als echte zieken. Wie opgenomen werd, ging direct onder de wol, ziek of niet. De bloeddruk werd gemeten, én de temperatuur, en het gewicht werd opgenomen. Je werd echt ziek verklaard. Nu ziet het leven in een psychiatrisch centrum er heel anders uit. Het gaat veel meer op basis van vrijwilligheid. Zo van: „Wil je hulp? Goed". Of: „Wil je liever geen hulp? Nou, gaat u dan maar weer". Nu kan alles, mits de cliënt het wil. De verpleging is veel individueler geworden en de cliënt draagt meer verantwoordelijkheden. Het kan nu best gebeuren dat iemand 's avonds een kronkel in zijn hoofd krijgt, alle ruiten ingooit die hij onderweg maar tegenkomt, opgepakt wordt, in Willibrord wordt afgeleverd, een nacht goed slaapt, en de volgende morgen zegt: Daaag, ik ga naar huis".
Nuance
Oud: „Er is nu veel meer openheid in de psychiatrie. Welke zinnige journalist maakte vroeger nu een reportage over een psychiatrische inrichting? Dat dééd je gewoon niet. De laatste twintig jaar staat de psychiatrie echter volop in de publiciteit, en dat is goed. Psychiatrie is een onderdeel van de samenleving en dat mag dus geen taboe zijn. Maar het stigma is er nog steeds. Als je in Amsterdam zegt dat je naar Heiloo gaat, zeggen ze: „Zóhóo, ga jij naar Heiloo?" En in Friesland zeggen ze: „Die en die is enkele reis Franeker gegaan"".
Oosterbaan: „De psychiatrie is onderweg naar de nuance. Het is een heel jong segment van de medische sector en men is bezig allerlei facetten te verfijnen. Het gaat de goede kant op. Maar aan de andere kant, als het gaat om zorg, om aandacht, om hygiëne, dan was het vroeger beter dan nu. Er is nu minder structuur, meer chaos, meer wanorde. Toen wij jong waren, zei je tegen een patiënt: We gaan het zus en zo doen, want dat is goed voor je. Nu is het meer een advies, een poging: Zullen we het zus doen? Nee? Liever anders, liever zó?"
Anoniem
Het museum maakt het verleden tastbaar. Het gesticht was een wereld op zich, een dorp, met alles erop en eraan. Er was een kapper, een schoenmakerij, een bakkerij, een eigen keuken, een eigen operatieafdeling. In Heiloo beschikken ze zelfs over op video overgezette films van insulineen cardiazol-shockkuren uit de jaren dertig. Die worden aan gewone museumbezoekers niet getoond. Te schokkend.
Bij de ingang van het museum staat stokstijf een zwart geklede broeder. Superrooms. Dat klopt, want St. Willibrord werd opgericht door de Congregatie van de Broeders van Onze Lieve Vrouwe van Lourdes. Op 1 januari 1993 verliet het centrum zijn rk-signatuur. Ook hier sloeg de ontzuiling toe. Een hele zaal is in het museum gewijd aan het roomse leven. Patiënten droegen gestichtskleding, allemaal hetzelfde grauwgrijze pak. Ze hadden geen cent op zak. Het individu telde niet. Het ging om de groep.
Wie overleed kreeg een doodshemd. Er waren drie soorten. "Eerste klasse", een hemd van zijde met blauwe streepjes. "Tweede klasse", een hemd van zijde zon.der streepjes. En "Zonder klasse". Een hemd van behangselpapier, van papierfabriek Goudsmit & Hoff.
Veel patiënten overleden eenzaam. Anoniem. Slechts een nummer. Familie was er niet of liet niets meer van zich horen. En in het gesticht ging de dood meestal ongemerkt aan anderen voorbij. Menigmaal zonk de kist neer in de groeve slechts nagestaard door de grafdelver.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1993
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's