Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Mens tussen Schepper en anti-God

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mens tussen Schepper en anti-God

Paulus is anders dan de theologie leert en ook anders dan de Statenvertaling, zegt drs. Baaij

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Er zijn in het bestaan van de mens slechts twee machten, de Schepper-God en de mens. Of moeten we zeggen: de mens en God? Alle machten die zich in het bestaan van de mens manifesteren, ontstaan of vanuit deze God of vanuit deze mens. De machten die door de Schepper worden onthuld, zijn gericht ten leven. Die vanuit het schepsel zijn gericht ten anti-leven".

Zijn vader was dooplid van de Gereformeerde Gemeenten, diende als voorganger de Oud Gereformeerde Gemeenten en eindigde zijn ambtelijke bediening in de Christelijke Gereformeerde Kerken. Zoon Pieter kwam sinds zijn achttiende weinig meer in de kerk, ging desondanks op zijn 53e theologie studeren en promoveert volgende week in Brussel op een proefschrift over Romeinen 7.

Pieter K. Baaij, zoon van nu wijlen ds. W. Baaij, noemt zich „een zakelijk redelijk geslaagd man". Verscheidene vennootschappen heeft hij opgebouwd, waarvan nog een drietal bedrijven in de familie bestaat. Baaij Controle BV heeft een internationale reputatie op het gebied van regel- en beveiligingsapparatuur voor industriële aardgastoepassing. „ We zijn gewoon de beste. We krijgen orders van Korea tot Polen ", zegt de oprichter met ingehouden trots.

Van achter zijn stoel diept hij hij een stapel indrukwekkende tekeningen op. „ Kijk, zo komen ze hier binnen. Ze dragen allemaal mijn paraaf. We hebben octrooi op dit gebied". Rechts naast hem staat een mobiele kast met twee rijtjes hangmappen. „Aan deze kant draait het bedrijf, en daar heb je mijn hersens ", zegt hij, met een breed handgebaar wijzend op veertig meter theologische lectuur in zijn studeerkamer.

Bij Baaij blijven echter veel boeken dicht. „ Hier heb je mijn Griekse woordenboek van Muller en Thiel. Daar heb ik genoeg aan. Je moet alles toch zelfexegetiseren. De meeste commentaren zijn flauwekul, ze praten elkaar gewoon na". Alleen "The International Critical Commentary" vaart volgens hem een eigen koers. Vele andere commentaren hadden zijns inziens beter niet geschreven kunnen worden.

Baaijs uitleg heeft iets verdachts. „Leg je pen neer", stelt hij gerust. „Ze hebben het allemaal bij het verkeerde eind. Dat zeg ik niet om mezelf op een voetstuk te plaatsen. Maar ik ben gewoon de eerste die dit heeft ontdekt. Wie Paulus leest, moet hem immers lezen vanuit de door hem gebruikte Hebreeuwse woorden en begrippen. En dat moet je dan ook consequent doen. Even consequent als een techneut".

Achter Baaij hoor ik het zachte klikken van de beveiligingsinstallatie. In de keuken pakt zijn vrouw de telefoon op. Zoon Gerard belt, voor zaken. „Dit werk doe ik naast mijn studie", legt de promovendus uit. „Het gaat vanzelf. Met ups en downs uiteraard. Je hoeft er ook niet voor te studeren ". Bedachtzaam leunt hij achterover. „Mijn werk zag ik als plicht. Zo ben ik opgevoed. Ik heb me er echter nooit echt tevreden mee gevoeld. Dat was ik pas toen ik theologie ging studeren".

Een aantal jaren geleden kocht Baaij een landhuis in de buurt van Antwerpen. Het is zijn tweede huis. Het eerste staat in Frankrijk. In Antwerpen zit hij bovendien dicht bij de universiteit. Even buiten het erf staat een pittoresk kerkje uit 1436, met ernaast het landgoed "Vordenstein ". Het hek naar Baaijs woning gaat automatisch open. Een paar honderd meter verder ligt zijn villa, wit, omzoomd door bloesemend geboomte.

Twee honden houden de wacht bij mijn auto als ik twee uur later voor de tweede keer op de stoep sta. „Kijk, daarmee heb ik me onderweg beziggehouden", zeg ik tegen Baaij. Zijn vorsende blik rust op de "Levensbeschrijving en preken " van zijn vader. Even later volg ik hem opnieuw, terug, nu naar de kelder. „Ik heb zijn bibliotheek gekregen. Die is net binnen. Misschien zit dat boekje er wel bij".

Zoekend gaan zijn ogen langs 700 vergeelde banden. Patrick, Polus en Wells zie ik, Matthew Henry, A Brakels Redelijke Godsdienst en ook Berkouwers Dogmatische Studiën. Perkament en goud op snee staat hier gebroederlijk bijeen. Baaij heeft intussen een aantal preekschriftjes gevonden. „Hij maakte er wel werk van, zie je ". Een plank hoger liggen twee exemplaren van de gezochte levensbeschrijving...

„Dat ik die in huis heb. Ik heb dat boek werkelijk nog nooit gelezen", zegt Baaij, als hij mij opnieuw voor gaat naar boven. De reis eindigt kris kras door het huis bij een dressoir in de voorkamer. Baaij's hand rust op een grote Statenbijbel. „Ik zal je laten zien hoe het begonnen is. Toen ik deze Bijbel opnieuw in handen kreeg, las ik deze opdracht. Ik dacht: Dat moet ik dan maar eens gaan doen ".

De Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel spreekt over deze stelling in het proefschrift van drs. Pieter K. Baaij uit het Belgische Schoten (bij Antwerpen) geen oordeel uit: Zijn dissertatie over Romeinen 7 is echter door hen aanvaard. De faculteit verwijst hiervoor naar het oordeel van decaan prof. dr. J. T. Nielsen en co-promotor prof. dr. L. Floor. Baaijs theologisch-wetenschappelijk onderzoek naar, zoals hij dat noemt, de wortels van Romeinen 7 is daarmee geaccepteerd.

Het grootste deel van de 520 pagina's tellende studie bestaat uit een woordvoor-woord-uitleg van Romeinen 7. Voorafgaand licht Baaij zijn lezers in over "Paulus en de gemeente", met uitspraken over de Pastorale brieven, I Clemens, Ignatius, Marcion, Augustinrs en de Paulus-perceptie van het latere christendom. Hierna volgen hoofstukken over "De kern van Paulus' evangelie" (Romeinen 1:16 en 17), "Het recht van God op het geopenbaard hebben van de gerechtigheid in het nu van de tijd", en "Het antwoord dat God verwacht van Abraham (Romeinen 4:22), van "wij" (Romeinen 5:10), van "zij" (Romeinen 5:17) en van "jullie" (Romeinen 6:18)".

In zijn inleiding schrijft Baaij van mening te zijn dat Romeinen 7 het kerngedeelte is in deze brief. „Het gaat Paulus, dunkt mij, niet om wat mensen 'weten' óver de wet en óver de Schriften of óver de God van Israël, maar om wat ik, de mens, van-God-Zelf-uit heb Ieren wéten.

Dat kan alleen als ik, de mens, naar dit spreken van God wil horen", zo schrijft hij. Zijns inziens heeft Paulus woord voor woord afgewogen, zowel naar het Grieks als naar zijn Hebreeuwse achtergrond, voordat hij het op de bewuste plaats neerschreef.

Augustinus

De vroege christengemeente heeft Paulus' leer van het Evangelie vertekend, door de navolging van Christus als middel te zien om deel te krijgen aan het nieuwe leven, licht Baaij toe. Bij de Griekssprekende Ignatius is naar zijn inschatting al niet eens meer sprake van een werkelijk verstaan. De door Polycarpus bestreden ketter Marcion zou aan dit „misverstaan" deels een einde hebben gemaakt door alleen de brieven van Paulus als „heilige Schrift" te erkennen.

Luther

Een bezwaar vindt Baaij wel dat Marcion voorbijgaat aan de joodse achtergrond („de intellectuele sleutel, die Paulus aanreikt om hem te verstaan") van de „ex-rabbijn" Paulus, maar uitgaat van de hellenistische tekst. Augustinus deed er volgens hem nog een schep bovenop, door de introductie van „geloof-op-maat, overeenkomstig de feitelijk geïnspireerde schrift-op-maat", alsook door een theologie die is gebaseerd op „eigen inzichten en vooral op eigen gevoelens".

Luther ging, zo betoogt Baaij, eveneens uit van de Griekse tekst, zonder voldoende te beseffen dat Paulus „vanaf zijn vroegste jeugd, zowel in huiselijke kring als voor wat zijn aansluitende scholing betreft, opgevoed is in het jodendom".

„Hij was ook niet als een diaspora-jood met al de gespletenheid van dien". Het voorbijgaan aan deze handreiking zou Luthers verstaan van Paulus hebben „vertroebeld".

Geen commentator

Baaij: „Zowel de begrippen alsook de zinsconstructies ontleent Paulus aan het Hebreeuws. Er is hem alles aan gelegen dat zijn woorden in de tijd niet verworden, maar dat zij de door hem gegeven inhoud behouden. Daarom maakt Paulus zo veel mogelijk gebruik van de bekende begrippen die ook de Septuaginta toepast".

De winst van zijn onderzoek ligt volgens Baaij in zijn analyse van de achter het Griekse tekst hggende Hebreeuws. Hij komt hierbij tot de conclusie dat Paulus ter verduidelijking van het door hem gedachte Hebreeuws de Griekse woorden bij voorbeeld „bewust" voorziet van bepaalde voorzetsels om de achterliggende gedachten beter te benaderen.

Paulus en het kwaad

Door deze nieuwe manier van vertalen („een commentator ben ik niet") komt Baaij tot een sterkere nadruk op, wat hij noemt, „Gods spreken als eerste oorzaak voor het antwoord van de antwoordendgemaakte mens". Ook leerde het hem dat „rechtvaardig-zijn buiten de eigen mogelijkheden van de mens ligt".

Niet het weten vanuit het verstand, maar het weten van het door God verlichte verstand uit staat, zo zegt hij, in Paulus' brieven centraal. Ook schrijft hij dat Paulus "het kwaad" niet als een buiten hem bestaande macht heeft leren verstaan, maar dat hijzelf, de mens Paulus, "het kwaad" is. „Tot deze kennis, tot dit wéten, komt de nieuwe mens Paulus, zodat de apostel het hoofdstuk kan besluiten met één grote belofte voor deze mens: Ondanks zijn mens-zijn dient deze nieuwe mens Paulus vanwege deze God de Wet van God; en dus kan hij léven".

God als Eerste. Alles hangt af van Zijn openbaring. Het geloof volgt slechts op de voet. Dat lijkt verdacht veel op centrale gedachten in de levensgeschiedenis van uw vader.

„We hadden een goede relatie. Dat wel. Maar op zijn preken werd ik na zeer vele jaren gewezen. Voor zover hij die verstond, heeft mijn vader heel dicht bij de Schrift proberen te leven. Hij was tegen godsdienst. Dat heb ik wel van hem meegekregen. Dat anti-godsdienstige. Nee, van godsdienst moest mijn vader niets hebben".

Kohlbrugge kwam door het lezen van de Romeinenbrief tot de conclusie „vleselijk te zijn, verkocht onder de zonde". Wat vindt u van zo'n exegese?

„Kohlbrugge? Ik herinner me niet ooit iets van hem te hebben gelezen. Maar als hij hiermee wil zeggen dat de zondaar God Zijn recht als Heer van Zijn Schepping onthoudt, dan ben ik het met hem eens. Als oorzaak van de zonde noemt Paulus overigens de begeerte. Daarom staat "Jij zult niet begeren" zo centraal in Romeinen 7".

De zonde is, zo schrijft u in een van uw stellingen, van één mens uit de kosmos binnengebracht en is derhalve niet anders dan de schepping van de mens. Verder stelt u dat de mens als de „anti-God" verantwoordelijk is voor deze misdaad en wordt uitgenodigd tot geloof. Het begrip "schuld" komt in uw visie echter nauwelijks ter sprake.

„Geloven is vertrouwen op de belofte van de God van Israël. Geloven is God op Zijn spreken antwoorden. Geloven is opdracht. Het geloof is nooit opdracht. Geloven leidt ook niet tot geloof. Het geloof is ook nooit doel. Het geloof is ook nooit bezit. Geloof is de gave van de antwoordende God op de Hem antwoordende mens. Het gaat erom dat wij naar het spreken van de God van Israël willen horen. Aan hen die horen belooft deze God dat ze opnieuw schepsel worden in Zijn nieuwe schepping".

U hebt Paulus begrepen?

„Ik denk hier met „ja" op te kunnen antwoorden. Wie Paulus wil begrijpen moet zich immers eerst verdiepen in de mens Paulus, om daarna de apostel Paulus te kunnen horen spreken. Ik heb mij nu bijna vijf jaar hier intensief mee beziggehouden".

Invoelingsvermogen vereist ook geloof. Als ik de preken van uw vader lees, lees ik ze tegen de achtergond van zijn leven.

„Ik ben niet gaan studeren uit geloofsverdieping of zo. Ik ben wetenschapper. Ik bestudeer Paulus feitelijk op een wijze zoals ik me met de techniek heb beziggehouden. Het bijzondere is wel de steeds opnieuw terugkerende verwondering, omdat het allemaal zo anders is dan je in je beste momenten van bezinning denkt. Anders ook dan je als theoloog leert en ook anders dan bij voorbeeld de Statenvertaling je laat horen".

Geloven heeft implicaties voor het dagelijkse leven. Geloven heeft ook gevolgen voor het denken in gemeenschap. „Laat de onderlinge bijeenkomsten niet na", lees ik in de Hebreeënbrief. Hoe denkt u daarover?

„De kerk als instituut is een dubieuze zaak. De mens heeft er de macht over het Woord van God overgenomen. Dogmatiek en kennis daarvan moeten ons geloof niet bepalen. Maar als ons weten over de Schrift ons geloof gaat bepalen, dan is het met de Bron van het Léven gedaan. Wat dat betreft ben ik de tegenpool van mijn broer. Die is altijd trouw naar de kerk blijven gaan. Ik ben er van mijn vijftiende tot mijn tweeën vijftigste nauwelijks meer geweest. Voor de kerk is dan voorts wel essentieel dat de herders van het volk ook herder zijn die, evenals Paulus, zich beperkt weten tot het Evangelie van de God van Israël. Mijn broer is een luisterend type. Ik ben meer een spreker dan een luisteraar".

Uw toekomst?

„Misschien word ik nog wel dominee, wie zal het zeggen. Dat heeft mijn vader altijd al gewild. Maar ook als vertaler kun je nut hebben. In ieder geval hoop ik in de komende jaren nog een belangrijk stuk verder te gaan met de vertaling van de Romeinenbrief'.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 mei 1992

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's

Mens tussen Schepper en anti-God

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 mei 1992

Reformatorisch Dagblad | 32 Pagina's