Nog jarenlang nachtmerries na bombardement op kogelgieterij
Britse aanval op Delft in 1941 slechts summier in kranten verslagen
DELFT — „Jarenlang heb ik er nog nachtmerries van gehad. Pas toen ik een keer met het vliegtuig naar m'n broer in Canada ben geweest, is het overgegaan". Tuinder J. Nowé van de Buitenwatersloot in Delft kijkt bedachtzaam naar buiten. De nacht van 20 op 21 juli 1941 kan hij zich nog heugen als de dag van gisteren. Die nacht werd de zogenaamde Kogelgieterij, luttele tientallen meters verder richting Delft aan de Buitenwatersloot, gebombardeerd door een Brits eskader vliegtuigen...
Om hoeveel vliegtuigen het ging, is nooit precies duidelijk geworden, Nowé heeft slechts weet van het geluid van één machine, die bij de eerste aanval een gillende fluittoon liet horen. Dat werd gevolgd door een enorme klap. „We doken direct met ons hoofd onder het kussen; er was ineens een onzettend lawaai en alles was hel verlicht. We sliepen hier met vier jongens op een kamer en we wisten niet wat er gebeurde. Door de ontploffingen van de bommen raakte een boekenplank los en die kwam, met boeken en al, op het bed terecht. We wisten niet hoe we het hadden".
Op de plaats waar het ouderlijk huis van de verteller stond, staat nu een moderne tuinderswoning. „Die hebben we een tijd geleden laten bouwen in plaats van het oude huis. Mede vanwege de herinneringen aan die nacht. Ik zou nooit meer rustig in die oude kamer van me hebben kunnen slapen, zo'n indruk heeft die aanval op me gemaakt".
Kruitfabriek
De Kogelgieterij was al van oudsher een militair complex buiten de veste van de stad Delft. In het begin van de 17e eeuw stond ter plekke een buskruitmolen. In 1672 sloot het Gewest Holland een contract met buskruitmaker Salomon van der Heul voor de levering van kruit. Daarvoor kreeg deze toestemming op het terrein bij de bestaande kruitmolen, nog eens vier van die kruitfabrieken neer te zetten. Zeventig jaar later —het terrein met de molens was toen al diverse malen van eigenaar gewisseld— ontplofte een van de molens. Het stadsbestuur van Delft kocht het land met de opstallen daarna op.
Later werd het gebied overgedaan aan de landelijke overheid. In de jaren dertig van de vorige eeuw werd daar een fabriek voor wapentuig opgericht. Naast slaghoedjes, granaten en bommen werden er veel kogels vervaardigd, waaraan de nog steeds voortlevende bijnaam Kogelgieterij is te danken. De fabriek werd in de loop van de 19e eeuw verder uitgebreid en het terrein werd om veiligheidsredenen voorzien van een aarden omwalling. In het begin van deze eeuw kwam de wapenproduktie op een laag pitje te staan en werden de gebouwen steeds meer gebruikt als militaire opslagplaats. Kort voor de Tweede Wereldoorlog was het complex in gebruik bij de marechaussee. Ook was er 'paardenvolk' in gehuisvest geweest. Na de Duitse inval in mei '40 werden de gebouwen door het Duitse leger geconfisqueerd.
„Dat er munitie lag opgeslagen. was ons helemaal niet bekend" zo vervolgt Nowé's buurman Van Santen. Vijftig jaar geleden beleefde hij samen met —de toen eveneens twaalfjarige buurjongen— Nowé angstige uren toen de Engelse vliegtuigen hun precisiebombardement uitvoerden. „Ik denk dat het om een uur of half een was, die zondagnacht. We hoorden eerst wel een vliegtuig rondcirkelen, maar dat was niet bijzonder. Even later was dat het wel, toen dat enorme kabaal losbarstte. Het was levensgevaarlijk, naar alle kanten vlogen ontploffende kogels. Het leek wel een ontzettend zware hagelbui".
Bonnen gered
Mevrouw Nowé, geboren Lekkerkerk, zag vanuit haar ouderlijk huis aan de Dijkshoornseweg het bombardement op grotere afstand. „Het leek wel een groot vuurwerk, het was —op die afstand— een schitterend gezicht. Maar bij m'n man thuis was het minder, die woonden er bijna bovenop". Haar man vervolgt. „Ik weet nog dat m'n broer tegen moeder zei: „Ik zorg wel voor de bonnen", en hij kiepte de bonnenvoorraad in een tas en nam die mee. M'n vader was nog zo bijdehand om een waterpomp met slang te installeren voor het geval er brand zou komen. Maar het was heel angstig. Je kon het verschil tussen vliegtuigbommen en ontploffende munitie niet horen, het was één afgrijselijk lawaai. Brandende kisten munitie werden over de Buitenwatersloot geslingerd. Uiteindelijk zijn we gevlucht, naar buren een eind verderop. Daar hebben we die nacht verder in de gang gezeten, met de andere buren".
Een andere ooggetuige van het nachtelijk gebeuren, Delvenaar J. Droog, heeft van de Tweede Wereldoorlog zo'n beetje z'n hobby gemaakt. Veel boeken over die donkere jaren bezit hij en uit één daarvan — "En nooit was het stil, kroniek van een luchtoorlog", uitgegeven door de Koninklijke Luchtmacht— levert hij gegevens over deze luchtaanval. Bij de aanval zouden in totaal 24 Britse vliegtuigen gezeten hebben. Een aantal van hen viel doelen aan in het Rotterdamse havengebied. Ook werden andere doelen in Nederland bestookt. Over een aanval op Delft is echter niets te vinden in de archieven van de Britten, zo meldt het boek. De schade aan de Kogelgieterij was groot: volgens het boek werden bij de aanval 22 miljoen geweerpatronen en duizenden granaten vernietigd.
Een andere ooggetuige van de aanval is mevrouw Eijgenraam, die in de Anthonie Heinsiusstraat woonde, een zijstraat van de Buitenwatersloot. „We hadden van tevoren al via de illegaliteit enige informatie gekregen over een mogelijke aanval. Dus we waren al gespannen. Die nacht kwam er een aantal vliegtuigen heel laag overvhegen en meteen was het raak. Al de ramen vlogen door die ontploffingen eruit. En overal brandbommen, ze hebben er daar ontzettend veel van neergegooid, in de hele omgeving van de Kogelgieterij. Om verwarring te zaaien, denk ik. Het was een heldere nacht, daar hebben ze op gewacht. Ik denk dat het een half uur duurde, dat bombardement. Het werd één vuurzee, compleet vuurwerk. En ondanks de angst zijn we toch nog naar buiten gegaan om te kijken".
Been verloren
Dat er veel brandbommen werden uitgeworpen, weet ook Droog zich nog te herinneren. „Ik was een jaar of negen en we woonden toen in de Handboogstraat, en daar viel die nacht ook een aantal brandbommen. Bij slagerij Lander, op de hoek van de Buitenwatersloot, ontstond daardoor brand op de eerste etage. Verderop in de straat werd mevrouw Romijn door de gevolgen van zo'n brandbom gewond. Die moest haar onderbeen missen".
De schade aan huizen en andere gebouwen buiten het complex dat gebombardeerd werd, viel —gezien de zwaarte van het bombardement en de ontploffingen die daarop volgdeneigenlijk mee. De drijfriemenfabriek van Alex Adam aan de overkant van de Buitenwatersloot raakte zwaar beschadigd door enkele naast het doel neergekomen bommen en brandbommen. Eén bom kwam terecht op huizen aan het begin van dat deel van de Buitenwatersloot, tegenover Siberië.
„Ja, daar waren drie huizen heel zwaar beschadigd. Dat waren de huizen van Van Dijk, Kromkamp en Hagman", zo weet Nowé te vertellen. Van Santen vult aan: „Meneer Hagman is daarbij toen om het leven gekomen, z'n vrouw en nog wat anderen werden gewond. Die huizen zijn later weer herbouwd en vrouw Hagman heeft nog jarenlang een bordje op haar deur gehad met daarop "het huisje van de weduwe" geschreven. Volgens mij waren dat de enige slachtoffers onder de burgerij. Hoeveel doden en gewonden er onder de Duitsers op het complex zijn gevallen, weet ik niet. Daar hebben ze nooit iets over bekendgemaakt".
Glas rapen
Nowé: „De volgende dag werd ik door m'n vader gewoon weer naar school gestuurd. Ik ben toen wel in de bank in slaap gevallen. Toen we tussen de middag naar huis wilden, mochten we van de Duitsers niet verder. Alles was afgezet. Hebben we helemaal om moeten lopen over Sion en Den Hoorn om weer thuis te komen".
„Vierduizend ramen kapot, dat was de schade aan de tuin van mijn vader. Bijna al het platglas was vernield". Nowé toont een foto waarop de ravage aan de tuinderij goed is te zien. „Met hulp van veel tuinders uit Den Hoorn is alles opgeruimd; hele ploegen kwamen helpen glas rapen". Ook foto's van bomtrechters in de buurt van het woonhuis zitten in het album, „Weet je nog dat we samen in zo'n put hebben zitten porren met een stok?" vraagt hij aan Van Santen.
Ook die weet dat nog goed. „Als kind denk je daar niet bij na, maar dat was knap gevaarlijk. Daar zat namelijk nog een blindganger in. Trouwens, in de tuin heb ik nog vaak -tot dit voorjaar zelfs— patronen en hulzen gevonden van toen. Ik weet wel dat de Duitsers alle troep van de kade in de sloot hebben geveegd. Het grotere puin werd afgevoerd met vrachtauto's naar rijnaken, die aan het Zuideinde lagen. We hebben nog veel van die brandbommen, een soort lange palen, gevonden. En we hebben nog lang gevaarlijke spelletjes gedaan, gevonden kogels openmaken en dan het kruit aansteken... Je wist niet beter als kleine jongen".
6000 ramen kapot
De verwarring over de precieze datum van de aanval —sommige bronnen spreken van de nacht van 19 op 20, anderen van die van 20 op 21 juli— kan C. Eijgenraam uit 's-Gravenzande oplossen. „Ik had die zondag de 20e net m'n negentiende verjaardag gevierd, 't Gebeurde zo tussen half een en enen, dacht ik. We waren net naar bed, die feesten duurden vroeger niet zo lang hoor, d'r was niet zo veel te verteren. We woonden vlakbij de Kogelgieterij, het tweede huis op de Hoomsekade, zoals het toen nog heette. Later werd dat stuk ook Buitenwatersloot. M'n vader had ook een tuin met 6700 ramen, daarvan waren er meer dan 6000 kapot".
Bladerend in de oude kranten uit die tijd in het gemeentearchief van Delft, komen we het gebeuren slechts na goed zoeken tegen. Op maandag 21 juli bericht de Delftsche Courant in een eenkoloms bericht dat „in het afgeloopen weekeinde wel enkele Britsche vliegtuigen boven ons land vlogen, doch hun actie bleef zeer beperkt. Enkele brisant- en brandbommen werden afgeworpen. Wat kleinere beschadigingen, wat glasschade en dergelijke zijn te vermelden". Tot slot wordt terloops opgemerkt dat „helaas in een stad in Zuid-Holland één persoon werd gedood en één gewond". Einde bericht.
Op de familieberichtenpagina staat echter een droef bewijs van het gebeuren: „Heden overleed geheel onverwacht, tot onze diepe droefheid, onze beste zorgzame man, vader, behuwd- en grootvader Jacobus Hagman, op den leeftijd van 59 jaar". De advertentie is ondertekend door S. R. Hagman—Scholten, Buitenwatersloot 238 in Delft, gedateerd 21 juli 1941. Wrang stond naast de annonce een advertentie met een aanbieding voor een "oorlogsschade-verzekering"...
In de Delftsche Courant van dinsdag 22 juli staat een "Gedragslijn bij luchtalarm" te lezen. Daarin wordt verwezen naar de „ernstige ongevallen als gisteren, die onze stad teisterden" en wordt de bevolking opgeroepen toch vooral gehoor te geven aan het bevel dekking te zoeken als het luchtalarm gaat.
Nog een dag later schrijft ene R. J. van Pagee in een ingezonden brief, dat dat bericht eigenlijk wel mosterd na de maaltijd is. „In vredestijd zijn we met het alarm vertrouwd geraakt. Maar er haperde nu wat. Daar wordt een kleinigheid vergeten. De sirenes loeiden niet. En twee dagen later schrijft het hoofd van de luchtbeschermingsdienst wat we moeten doen bij luchtalarm".
In het naschrift geeft de redactie toe: „Ja, de inzender heeft niet helemaal ongelijk. Het doet wat vreemd aan dat de burgers na gebeurtenissen als die van zondagnacht van officiële zijde den raad krijgen van straat te blijven bij het sein luchtalarm". De redactie besluit met: „We hebben de kwestie opgenomen te bevoegder plaatse, en het ligt in het voornemen de sirene in de toekomst in werking te stellen..."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1991
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 1991
Reformatorisch Dagblad | 20 Pagina's