Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

's Avonds zijn alle schapen zwart

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

's Avonds zijn alle schapen zwart

Niemand op Terschelling denkt bij het„op 'e riid" gaan nog aan St. Jan

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

TERSCHELLING - Paapse feestdagen leiden een taai bestaan. Daar kunnen de Terschellingers over meepraten. Hoewel het eiland sinds 1578 de „nije leer" hoorde verkondigen, bleven allerlei voor-reformatorische feesten tot in deze eeuw gewoon in ere. Zo is het „op 'e riid" gaan op Terschelling rechtstreeks afgeleid van de traditionele St. Jansprocessie. Geen enkele eilander zal echter tijdens een huifkartocht op een zomerse dag nog aan de apostel Johannes denken.

Heel vroeger, toen het eiland nog heidens was, heette het midzomerfeest. Maar met de komst van het katholicisme veranderde het in een processie rond de herdenking van St. Jan. Op het oostelijke deel van Ter-, schelling, dat nog steeds St. Janshoek heet, zou een beeld van de apostel hebben gestaan. Op de tweede zondag na St. Jansdag (24 juni) reden de eilanders op versierde boerenwagens „naar de Grië", een weidegebied op de oostpunt van het eiland, om de heilige Johannes voorspoed en zegen af te smeken voor de komende oogst.

Na de Reformatie verdween het roomse karakter van het feest. Hoewel, volgens overlevering voerde men in 1790 nog in de achterste wagen van de stoet een houten beeld mee, dat op de St. Janshoek in de grond werd gezet om er omheen te dansen. De bekende Terschellinger geschiedschrijver Gerrit Knop weet te vertellen dat er een stropop werd meegevoerd die ter plaatse werd verbrand. Hoe het ook zij, de processi&.verwaterde gaandeweg tot een 'ordinair' dagje uit. St. Jansdag werd de religieuze vlag die de seculiere lading moest dekken.

Naar de kerk

De dag voor de tocht maakten de vrouwen een mand (braskoer) met proviand klaar. De boerenwagens werden opgetuigd met een huif en bloemen en de donkergroene, alledaagse zijschotten werden vervangen door feestelijk beschilderde exemplaren, 's Avonds vond de generale repetitie plaats. De liederen die onderweg gezongen zouden worden, werden vastgesteld en geoefend. De volgende morgen gingen de dorpelingen -uiteraard- eerst naar de kerk. Zo rond één uur 's middags verzamelden de wagens zich in Midsland. Na eerst een keer rond het plaatselijke godshuis te zijn gereden, zette men koers naar de Grië. Op de bok van de voorste wagen zat de oudste voerman, met naast zich de speelman.

Het vele zingen onderweg maakte de deelnemers dorstig. Daarom werd bij ieder sylstje (een duiker onder de weg om het grondwater af te voeren) geroepen: lens ut 'e wein. De wagens stopten dan ogenblikkelijk. De lens was namelijk de pen die moest voorkomen dat het wiel van de wagen liep. In werkelijkheid was er niets aan de hand, maar de gelegenheid werd gebruikt om de mand met proviand aan te spreken!

Kussen

Hoewel er stevig werd gedronken, ontaardde de tocht volgens beschrijvingen nooit in dronkemanspartijen. „Ik heb maar zelden een wagen terug zien keren met schreeuwende en tierende dronken feestgangers; het waren dan meestal menschen die ook buiten het op 'e riid gaan meer geestrijke dranken gebruikten dan een normaal mensch kan verdragen", zo schrijft een Terschellinger. Een zwart schaap langs de weg gaf het recht om aan een andere behoefte te voldoen. De jongens mochten dan namelijk hun buurvrouw —ongevraagd— kussen. Op de terugtocht, als het schemerig werd, bleken er bijna uitsluitend zwarte schapen te lopen...

Eenmaal bij de Grië aangekomen, verbleven de feestgangers daar enkele uren. De tijd werd doorgebracht met eten, drinken, zingen en kringdansen. Volgens overlevering hielden de mannen ook „opwindende wedstrijden" met de boerenwagens. Zo tegen het avondeten keerde het gezelschap weer terug. Vaak werd halt gehouden in Oosterend voor een broodmaaltijd. De tocht eindigde met een rondje om de kerk in Midsland, terwijl er dan tevens koekjes werden gestrooid voor de thuisblijvers. Een paar dagen later kwamen de „op 'e riid"-deelnemers nogmaals bij elkaar. Dit keer voor de zakelijke afrekening. Ook deze avond werd voor een belangrijk deel gevuld met dans en spelen.

In zwang

De 81-jarige Cor Swart, die tientallen jaren fotograaf was op Terschelling, heeft in zijn jeugd het „op 'e riid" gaan drie keer meegemaakt. Van de tocht in 1937 heeft hij nog foto's. Volgens Swart waren het vooral „jongeren in de vrijersleeftijd" die „op 'e riid" gingen. Hij schat het gemiddelde aantal deelnemers op zo'n zestig meisjes, verdeeld over tien wagens, en twintig jongens, die op paarden achter de stoet aanreden.

Volgens Swart is het „op 'e riid" gaan tot 1940 in zwang geweest. „Tijdens de oorlog ging het uiteraard niet door en daarna is het nooit meer goed op gang gekomen. Het is eigenlijk doodgebloed. De originele boerenwagens zijn er nauwelijks meer en bovendien kan men tegenwoordig met de fiets of de auto veel sneller bij de Grië komen". Volgens overlevering zou ook een veldwachter van het vaste land, die in de jaren dertig werd overgeplaatst naar Terschelling, debet geweest zijn aan de verdwijning van het feest. Hij had een grote hekel aan het „op 'e ridd" gaan...

Nog steeds trekken bepaalde families en verenigingen op Terschelling er bij mooi weer op uit met de huifkar voor een plezierrit naar de Grië. Hoewel dit als „op 'e riid" gaan te boek staat, heeft Swart persoonlijk moeite met die benaming. „Er is wel verwantschap, maar de sfeer is toch heel anders". Herstel van het originele „op 'e riid" gaan is volgens de gepensioneerde fotograaf niet meer mogelijk. „We hebben het in 1956 nog een keer in scène gezet voor een televisie-opname, maar het Krijgt dan toch iets kunstmatigs. Het was eigenlijk niet meer dan een opvoering, een kijkspel".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 17 juni 1991

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

's Avonds zijn alle schapen zwart

Bekijk de hele uitgave van maandag 17 juni 1991

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's