Gulden blijft verankerd aan D-mark
Onder invloed van de aanhoudende rentestijging in West-Duitsland is discussie ontstaan over de koppeling van de gulden aan de D-mark. Aan de volgzaamheid van De Nederlandsche Bank hangt op dit moment een behoorlijk prijskaartje. Niettemin verzekert minister Kok dat de monetaire politiek niet zal worden gewijzigd. Over langere termijn bezien, biedt het huidige uitgangspunt immers de beste garantie op een zo laag mogelijke rente en inflatie.
Angst voor een verder oplopende rente blijft een belangrijke factor op de financiële markten. In Japan sluit men niet uit dat binnenkort de centrale bank aldaar het disconto zal verhogen. Wat betreft de Verenigde Staten moeten we eerder rekening houden met een verstrakking dan met een verruiming van de kredietteugels. Dit laatste concluderen we uit opmerkingen van Greenspan en uit het jongste cijfer over de consumentenprijzen. De groei van de Amerikaanse economie trekt volgens de voorzitter van de Federal Reserve Board weer aan en het tempo van de geldontwaarding versnelde in januari tot 5,2 procent.
In Europa spelen de ontwikkelingen rond de plannen voor een Duitse monetaire unie de hoofdrol; dat zal waarschijnlijk voorlopig ook wel zo blijven. De vrees bestaat dat de vervanging van de Ostmark door de D-mark leidt tot meer inflatie in de Bondsrepubliek en dat de Bundesbank zich daarom in de toekomst genoodzaakt ziet haar tarieven te verhogen. De kapitaalmarkten nemen met de recente rentestijging als het ware al een voorschot op die gang van zaken.
Geen ruimte
Handhaving van een harde gulden is de hoeksteen van het beleid van De Nederlandsche Bank (DNB). In de praktijk betekent dit het bewaren van een vaste verhouding tussen onze munt en de D-mark, die vanwege de kracht van de Westduitse economie nu eenmaal geldt als de sterkste valuta binnen het Europese Monetaire Stelsel (EMS). Volgens afspraak is de D-mark officieel 1,1267 gulden waard. De noteringen die dagelijks via vraag en aanbod tot stand komen, mogen slechts binnen een smalle bandbreedte rond die spilkoers fluctueren.
Deze koppeling laat aan Duisenberg weinig of geen ruimte over om een eigen rentepolitiek te voeren. DNB is met handen en voeten gebonden •aan de Bundesbank, zowel wat de wisselkoers als wat de rente aangaat. Tijdens een debat met minister Kok over de plannen van de regering-Kohl, jongstleden woensdag, merkte een Tweede-Katnerlid terecht op dat we mogen spreken van nagenoeg een, de facto, monetaire unie tussen Nederland en de Bondsrepubliek. Als wij op eigen houtje de vergoedingen op de geldmarkt verlagen, verliest de gulden aan aantrekkelijkheid ten opzichte van de D-mark. In het uiterste geval zou dat kunnen nopen tot een devaluatie. Om de koers op peil te houden, moeten we dus de maatregelen die ze in Frankfort treffen vrijwel onverkort volgen.
Alleen als de gulden er erg goed voorstaat, is een afwijking mogelijk. Als we een kans zien de rente te verlagen zonder de positie van de gulden aan te tasten, zullen we die zeker aangrijpen, zo zei Duisenberg een maand geleden in een toespraak. Dat gebeurde wat betreft het disconto voor het laatst in de zomer van 1988. De Bundesbank besloot destijds tot een verhoging van een half procent, DNB beperkte de aanpassing tot een kwart procent. De gulden kon toen in de ogen van de beleidsmakers in Amsterdam wel een stootje verduren.
Vertrouwen
De nauwe binding heeft op dit moment tot gevolg dat de rente bij ons op een hoger niveau ligt dan op grond van binnenlandse factoren noodzakelijk is. Zij pakt thans dus ongunstig uit; we betalen er een flinke prijs voor. In dé afgelopen tijd kondigde de Bundesbank diverse malen een verhoging van de tarieven af. Zij beoogde op die manier de oververhitte conjunctuur in de Bondsrepubliek af te koelen en het inflatiegevaar te beteugelen. Wij scoren op het gebied van de prijsstabiliteit echter beter dan onze buren. Terwijl de geldontwaarding bij de Duitsers vorig jaar 3,0 procent bedroeg, kwamen wij uit op 1,3 procent. Nederland heeft de prijsontwikkeling dus beter onder controle. Derhalve had de rente hier niet zo hoog behoeven te worden opgeschroefd.
De vraagtekens die sommigen plaatsen bij de opstelling van de centrale bank zijn dus alleszins begrijpelijk. Waarom niet een wat lossere band van de gulden met de D-mark? We moeten bedenken dat in die situatie het vertrouwen van de financiële wereld in onze munt ernstige schade oploopt. Marktpartijen gaan ervan uit dat de verhouding tussen gulden en D-mark stabiel blijft, dat zij bij het aanhouden van tegoeden of waardepapieren in eerstgenoemde valuta geen koersrisico lopen. Wordt dat vertrouwen door een zwenking van het beleid ondermijnt, dan vermindert de bereidheid om in guldens te stappen.
Het buitenland zal dan bij voorbeeld minder belangstelling tonen voor onze staatsleningen. Beleggers zijn alleen bereid die nog te kopen als zij een soort risicopremie ontvangen, dus een hogere rente, met het oog op mogelijke koersverliezen. Langs die weg krijgen we de rekening gepresenteerd. De rente stijgt, het verschil ten opzichte van de Duitse tarieven neemt toe. Bovendien, als de gulden in het internationaal verkeer in waarde daalt, wordt onze invoer duurder en importeren we inflatie. We herhalen daarom: de koppeling aan de D-mark biedt de beste garantie op een zo laag mogelijke rente en inflatie.
De les uit 1983
Het verleden heeft dat ook geleerd. In maart 1983 revalueerde de D-mark. Duisenberg had toenmalig minister Ruding geadviseerd om de gulden gelijk op te laten gaan. De bewindsman besloot echter anders. Hij wilde via een goedkopere munt de export stimuleren. De gulden maakte pas op de plaats en werd daarmee ten opzichte van de mark 2 procent minder waard. Die beslissing behoorde echter tot de categorie eens-maar-nooitweer. In de eerste weken erna stroomde er veel kapitaal weg naar het buitenland. De gulden kwam onder zware druk te staan en de rente moest omhoog. De geldmarkttarieven in Nederland lagen vóór de herschikking onder die in West-Duitsland, maar klommen daarna erbovenuit.
Naar die les wordt nog vaak verwezen. Het is al met al een goede zaak dat Kok tegenover de Tweede Kamer, schriftelijk en mondeling, het uitgangspunt van het Nederlandse monetaire beleid heeft herbevestigd. Over de vastberadenheid van DNB in dit opzicht mogen geen twijfels rijzen op de financiële markten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 februari 1990
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 24 februari 1990
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's