Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een stappenplan

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een stappenplan

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

De wetenschap is weer een stap verder. Vorig jaar werd bekend dat de eicel van een koe zich, na bevruchting buiten die koe, in de eileider van een schaap tot embryo kan ontwikkelen. Zo konden eicellen, die uit een geslachte koe waren gehaald, toch tot wasdom komen. Tegelijkertijd was en is men druk doende de embryo's in een heel vroeg stadium zo te behandelen dat er vele —erfelijk gelijke— exemplaren ontstaan. Dat noemt men dan klonen.
Inmiddels hebben we het schaap niet meer nodig. Een bevruchte eicel werd in een schaaltje met eileidercellen gekweekt tot een volwaardig embryo. Dat werd daarna in de (draag)moederkoe geplaatst. Daar ontwikkelde de vrucht zich voorspoedig. 'Moeder en kind' maken het goed. En passant werd meegedeeld dat de eicel nu uit een levende koe werden gehaald.
Wat zal de volgende stap zijn? Het laboratorium waar vele embryo's kunstmatig worden bevrucht en in schaaltjes worden gekweekt, is geen verbeelding meer. Klonen wordt dan makkelijker. Wèl heeft men nog draagmoeders nodig. Maar er zal ongetwijfeld geprobeerd worden na te gaan of die wel écht nodig zijn. In ieder geval heeft de mens de handen vrij om in de eerste levensfase van het dier te combineren en te manipuleren.
Volgens sommigen gaat het daarbij om de exploitabele superkoe. Volgens anderen is dat niet het geval, maar volgt de mens zijn aangeboren drang tot weten.
Hoe dan ook, het spookbeeld van de labora
toriumkoe is weer een stapje dichterbij. En daarmee ook de realisatie van wat A. L. Huxley in 1932 al in een toekomstroman beschreef: de laboratoriummens. Want wat bij het dier kan, is in principe ook toe te passen bij de mens. Dat heeft de recente wetenschapsgeschiedenis op dit terrein wel geleerd.
Moeten we nu concluderen dat de wetenschap met deze ontwikkeling een stap te ver ging? Tenslotte neemt zij de biologische toekomst van het levende wezen steeds meer in de hand. Een antwoord geven op die vraag Is moeilijker dan het lijkt. Zolang er wetenschap is, wordt het leven in al zijn facetten door de resultaten daarvan beïnvloed. Dat geldt niet alleen voor resultaten van de theorie —het willen weten wat leven is- maar ook voor die van de praktijk, bij voorbeeld in de medische en landbouwsector.
Daarbij komt dat wat nu in Utrecht gedaan wordt met embryo's, in zeker drie andere laboratoria in het Westen ook wordt toegepast. Bij de vraag of de wetenschap te ver ging speelt dus ook nog een zekere mate van concurrentie mee.
Een andere benadering van dezelfde vraag is die van het nut. De voorzitter van het Produktschap voor zuivel, drs. H. Schelhaas, verklaarde eerder dit jaar tegenover het RD dat 'de zuivel' „dit soort onderzoek niet zo urgent vindt". Maar wat vandaag niet is, kan morgen zijn. En dan vraagt men resultaten en niet om met een onderzoek te starten.
De vraag "een stap te ver?", is al vele malen gesteld. Dat gebeurde in situaties die in hun tijd en omgeving net zo gecompliceerd, of angstaanjagend, waren als nu. Trouwens, |n alle wetenschap. pen komt die vraag voor. De geschiedenis heeft geleerd dat de mens systematisch het antwoord "nee" geeft. "Ja", zou immers gelijk zijn aan de wetenschappelijke ontwikkeling op dat gebied stilzetten.
Heiligt het doel dan alle middelen? Die vraag stoot door tot de kern: Met welk doel bedrijven wij wetenschap? Schelhaas zei in hetzelfde interview: „Ik heb —intuïtief— aarzelingen. We zien ons vee wellicht met te weinig respect, t^ veel als gebruiksvee, te weinig als schepselen Gods". Daarmee schetste hij in wezen de algemene tegenstelling tussen materialisme en geloof.' Het gaat ten diepste —niet alleen in het geval van de laboratoriumembryo's, maar bij alle wetenschap— om de vraag naar het doel van de'mensheid. Ontwikkelt de mens zichzelf en de om hem heen levende werkelijkheid volgens het evolutiemodel of bedrijft hij wetenschap uit dankbaarheid? Denkt de mens de gevolgen van de zondeval te boven te komen, of zoekt hij met zijn (wetenschappelijk) werk het koninkrijk Gods?
Voor de christen komt er dan een moment dat hij zeggen moet: Op dit terrein geen stap verder. Geen stap verder is: zich begeven in vreemdelingschap. Dat verplicht om na te denken over hoe wetenschap dan wèl moet worden bedreven en hoe haar resultaten recht gebruikt worden. 

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1989

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's

Een stappenplan

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 1989

Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's