Walvis kan magnetische golven voelen
Zeedierenpark in Harderwijk onderzoekt raadselachtige strandingen
De raadselachtige, regelmatig terugkerende strandingen van grote aantallen walvissen worden hoogstwaarschijnlijk veroorzaakt door storingen in het aardmagnetisme. De zeezoogdieren blijken te beschikken over een zintuig waarmee zij het magnetisme van de aarde kunnen aftasten om zo hun weg over de wereldzeeën te vinden. Als er storingen optreden kunnen zij de verkeerde kant worden opgestuurd, waardoor ze soms op stranden terecht komen. Daar wacht hun een zekere dood.
Tot deze conclusie komt R. Kastelein, als bioloog verbonden aan het Zeedierenpark in Harderwijk, die samen met N. Gerrits van de afdeling Anatomie van de Erasmus Universiteit in Rotterdam bij walvisachtigen zocht naar een zintuig voor aardmagnetisme. De resulta• ten van de studie presenteerde de ' wetenschappelijke onderzoeker uit Harderwijk voor het eerst op een internationaal symposium over zintuigen van walvissen en dolfijnen, dat van 24 tot en met 26 augustus in Rome werd gehouden.
Het zijn vooral de potvissen, zwarte zwaardwalvissen en grienden, levend in de open oceaan die geregeld in grote groepen terechtkomen op stranden langs de kusten van Zuid-Amerika, Afrika en Australië en soms ook in Europa. Opvallend is dat de strandingen plaatshebben op plekken waar het aardmagnetisme onregelmatig is. Dit wordt veroorzaakt door bewegingen op de scheidslijnen van de aardschollen, waarop de continenten drijven.
De bioloog en anatoom zochten daarom naar een zintuig bij de walvisachtigen dat gevoelig is voor magnetische golven. In de hersenen van de zeezoogdieren vonden zij niets wat direct wees op de mogelijkheid de magnetische signalen op te vangen. Ze bevatten namelijk geen metaaldeeltjes, zoals die wel bij lagere diersoorten (een-celligen) worden aangetroffen.
Spoel
De onderzoekers kwamen tenslotte tot de bevinding dat een deel van de hersenen van walvissen en dolfijnen werkt als een soort „elektrische spoel", waarmee de magnetische golven kunnen worden opgevangen. Ook sommige zoogdieren op het land, waar dat deel van de hersenen overigens veel minder ontwikkeld is, beschikken over een dergelijk zintuig. „Het is daarom begrijpelijk dat honden soms over afstanden van honderden kilometers de weg naar huis kunnen vinden", aldus Kastelein.
Hij ging naar Rome met nog meer opmerkelijke resultaten van onderzoek naar de zintuigen van zeezoogdieren. Samen met andere medewerkers van het Dolfinarium Harderwijk ontdekte hij hoe walrussen hun voedsel op de zeebodem met hun snorharen opzoeken. Met behulp van psychologische tests, waarbij een walrus geblinddoekt werd, kwamen zij erachter dat het dier de buitenste, lange snorharen gebruikt om een object ruwweg af te tasten. Vervolgens gebruikt hij de korte voelsprieten in hét midden om het voorwerp nader te inspecteren. Het dier bleek in staat .3 millimeter dunne voorwerpen met een oppervlakte tot 0,4 centimeter (ter grootte van de kop van een -lucifer) te kunnen identificeren. Hij maakte daarbij duidelijk onderscheid tussen objecten met een scherpe hoek en voorwerpen die rond of enigszins rond waren.
Ooglenzen
Een ander onderzoek waarmee het zeezoogdierencentrum in de Italiaanse hoofdstad voor de dag kwam, betreft het gezichtsvermogen van bruinwsseri (een dolfijnensoort van de Noordzee). Samen met prof. dr. Jl. Spekreijse en drs. R. Zweypfenning van het Interuniversitair Oogheelkundig Instituut in Amsterdam ontdekte het Dolfinarium dat bruinvissen zowel onder als boven water even goed kunnen zien als zoogdieren op het land. Gebleken is dat het oog van het zeedier zich snel aan de veranderende omstandigheden aanpast. „Interessant daarbij is de werking van het speciale oogslijm van de bruinvis. Nader onderzoek zou weleens van nut kunnen zijn voor het oplossen van het probleem dat sommige mensen hebben met kunststof ooglenzen", aldus Kastelein.
Samen met prof. dr. J. Dubbeldam van de de afdeling Ethologische Morfologie van de Rijksuniversiteit jn Leiden kwam men er in Harderwijk achter waarom dolfijnen gedurende vrijwel hun hele leven papillen aan de rand van hun tong hebben.
Jonge vleeseters op het land en varkens hebben die ook, maar dan alleen in de zoogperiode. „Het is ons gebleken dat ze bij de dolfijn een dubbelfunctie hebben: bij het zogen om de melk zonder morsen binnen te krijgen en later om het zoute water buiten de bek te houden", aldus Kastelein.
Het wetenschappelijk onderzoek aan de zintuigen van walvissen en dolfijnen is volgens de bioloog van groot belang voor de bescherming van deze dieren. Over de gehele wereld sterven jaarlijks zo'n 600.000 dolfijnen in de netten van vissers. Dit gebeurt vooral in het noorden van de Stille Oceaan waar vissers uit Japan, Thailand en Taiwan elke nacht hun netten met een totale lengte van 120.000 kilometer uitzetten. Op het ogenblik wordt gewerkt aan de ontwikkeling van visnetten die walvissen en dolfijnen met hun sonarsysteem kunnen waarnemen.
Met de opgedane kennis uit onderzoeken aan zintuigen van zeezoogdieren kan men volgens Kastelein tevens nieuwe technologieën ontwikkelen, bij voorbeeld sonarsystemen voor de scheepvaart of onderwatercamera's. Ook kan men daarmee het effect inschatten van de verstoring van de natuur door bijvoorbeeld geluiden van schepen en boortorens. Ten slotte kan de huisvesting van dieren in parken worden verbeterd, als men meer weet -over de gevoeligheid voor diverse zintuigprikkels zoals geur, smaak, temperatuur en geluid.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1989
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 augustus 1989
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's