Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerstens "Banier" kon het onder de 'Nieuwe Orde' niet uithouden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerstens "Banier" kon het onder de 'Nieuwe Orde' niet uithouden

Legale pers in bezettingstijd tussen verzet en gelijkschakeling

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Meer dan veertig Jaar na de bevrijding is de vergruizing van vele beelden die onder ons volk leefden over de bezetting en het verzet daartegen, flink op gang gekomen. Het dilemma van 'goed' of 'fout', van NSB zwart of heroïsch wit (èn oranje), is genuanceerder dan sommigen wilden (doen) geloven. Zwart en wit waren beide soms grijs. 'Het' verzet was minder een eenheid en vooral minder omvangrijk dan 'wij' geloofden. 'De' pers ging niet alom ondergronds. Kortom, elk decennium voegt nieuwe beeldvorming toe aan de opvatting hoe Nederland de jaren van mei 1940 tot 1945 doorkwam, in verzet en aanpassing, legaal en illegaal.

 "Niet voor publicatie" van René Vos is zo'n lijvige en waardevolle aanvulling van onze kennis omtrent een omstreden kwestie: hóe goed of fout was 'de' pers in de oorlog? Waren de kranten die bleven verschijnen —zoals De Telegraaf, het Algemeen Handelsblad, De Tijd ook nog een tijdje— zonder meer fout, pro NSB, gewillige werktuigen van de 'Nieuwe Orde', die door prof. Tobias Goedewaagen op zijn departement van Volksvoorlichting krachtig werd verbreid?

Was ieder die met Goedewaagen (door het verzet als „rotkar" bestempeld) wilde samenwerken verkeerd bezig? Of kon men juist door te blijven verschijnen hier en daar uiterst subtiel de bezetter toch een hak zetten? Was, scherp gezegd, blijven uitkomen in bepaalde gevallen niet evenzeer een verzetsdaad als het zichzelf tijdelijk opheffen (zoals bijvoorbeeld het Friesch Dagblad van Hendrik Algra deed) of ondergronds gaan?

Langdurig onderzoek

Dat zijn geen vragen die simpel kunnen worden afgedaan. Dr. Vos waagde er een proefschrift van bijna zeshonderd bladzijden aan. Hij verwierf in maart in Leiden de graad van doctor in de sociale wetenschappen met zijn "Niet voor publicatie". Dat behelst een uitvoerig onderzoek naar "De legale Nederlandse pers tijdens de Duitse bezetting". René A. H. Vos (1942) studeerde bestuurskunde, werkte bij uitgeverij de Europese Bibliotheek en is nu beleidsmedewerker op het ministerie van volkshuisvesting. Waarom schreef juist hij dit boek en niet bij voorbeeld pershistoricus prof. Joan Hemels?

Deze studie heeft een lange voorgeschiedenis, die al in de jaren zestig begon, toen Han Lammers nog journalist was. Die pleitte al voor zo'n publikatie. De man die eraan begon overleed vrij spoedig. En A. J. van der Leeuw van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie moest het onderzoek wegens andere taken beëindigen. Maar Vos is sinds 1978 secretaris van de Commissie bevordering pershistorisch onderzoek van de Kon. Ned. Akademie van Wetenschappen. Vandaar dat hij nu in deze omvangrijke dissertatie met veel statistieken, tabellen en oude foto's de lotgevallen van de vaderlandse 'legale' pers, de medewerking en beknotting, de censuur en de gelijkschakeling, onderzoekt.

Pershistorie compleet

Het werd een nuttig, maar geen smeuiig boek. Het bevat overstelpend veel namen en feiten en is voorlopig wellicht het enige en onvermijdbare handboek over de kranten in de oorlog, maar voor een groot publiek en levendig geschreven is "Niet voor publicatie" niet direct. Misschien rolt uit al dit materiaal nog eens een kleinere, leesbaarder, monografie? Ondertussen lijkt me met dit boek en met de al eerder verschenen werken van andere auteurs over de illegale pers (zoals Vrij Nederland, Trouw, Het Parool en De Waarheid) en over de naoorlogse perszuivering de geschiedenis van de Nederlandse schrijvende pers in de bezettingsjaren tamelijk uitputtend geschreven.

Wie er meer over wil weten, moet natuurlijk ook de 'bedrijfsgeschiedenissen' van hedendaagse kranten die 'toen' illegaal of juist legaal waren erop naslaan. Al geven die uiteraard een vrij eenzijdig beeld, door hun heldendaden buiten proporties te vergroten of juist hun kwalijke rol te minimaliseren.

'Papieren verzet'

Het kan in dit verband geen kwaad om even te wijzen op een aardige, bescheiden expositie in het Apeldoorns gemeentemuseum Marialust, "Papieren verzet". Die is nog tot 15 mei te zien, samengesteld door onder meer de Stichting Bevrijding '45. Dat verzet betekent niet alleen de illegale pers, maar ook het vervalsen van officiële papieren als persoonsbewijzen. De expositie laat zien dat al op 15 mei 1940 het Algemeen Nederlandsch Persbureau een nieuwe, proDuitse, hoofdredacteur kreeg en dat toen reeds de joodse medewerkers werden ontslagen.

Al op 17 mei 1940 kregen de kranten opdracht om dit bericht op hun voorpagina te plaatsen: "Nederlandsche pers vrij van voorcensuur". Daarin deelde de Duitse militaire bevelhebber mee dat „De Nederlandsche pers voor den duur der bezetting van Nederland door de Duitsche militaire overheid verschijnt zonder voorafgaande censuur. Deze tegemoetkoming vooronderstelt een volstrekt loyale houding der verantwoordelijke uitgevers en redacteuren".

'Volstrekt loyaal'

Ds. G. H. Kersten was al in april 1941 teruggetreden als hoofdredacteur van het SGP-dagblad De Banier. Zijn opvolger, Kaptein, maakte er tijdelijk een Algemeen Protestantsch Dagblad onder de 'Nieuwe Orde' van. pers verspreidde zich: van Parool, Vrij Nederland en De Waarheid tot het antirevolutionaire Trouw. Dat laat meteen zien hoe ook het verzet verdeeld was: socialisten, communisten, gereformeerden etcetera. Trouw werd, met andere bladen, gedrukt bij de Koninklijke Drukkerij van S. Toom in Apeldoorn. Dat bedrijf was ook gespecialiseerd in het voor de illegaliteit vervalsen van allerlei soorten officiële documenten. De tentoonstelling toont ook de bekende spotprent met nog legaal verschijnende kranten zoals De Standaard (ARP), De Tijd (rk), het Alg. Handelsblad, De Telegraaf en Het Volk (socialistisch) aaneengeketend; het is als het ware één nazi-hand die al deze kranten volschrijft.

Holderts Telegraaf

Juist dat beeld lijkt, volgens "Niet voor publicatie", niet te kloppen. Het is, meent Vos, ook niet juist dat De Telegraaf (liever: de enige eigenaar Hak Holdert, de enige en laatste 'presslord' van ons land) volslagen pro-Duits was of uitsluitend op winstbejag uit. Holderts zoon Hak junior was wèl een bewuste NSB'er, die nog dienst nam bij de SS, maar de oude Holdert wist tot zijn dood in 1944 de krant zo lang mogelijk uit handen van de nazi's te houden, al nam hij wel tegen een fors salaris de NSB'er Huygens als 'adviseur' in dienst.

Dat betekent nu ook weer niet dat de bladen die bleven verschijnen nu zo'n heldenrol hebben gespeeld. Het was toch vooral een zaak van 'likken en schikken', van (on)vrijwillige aanpassing en zelfcensuur. Moedig besluiten om tijdelijk te stoppen was niet iedereen gegeven. Naast het Friesch Dagblad was een plaatselijk krantje voor Giessendam en omgeving, "Rondom de Giessen", zo dapper om er (in mei 1941) mee op te houden. De hoofdredacteur daarvan. De Ruiter, wilde niet langer zijn lezers „de leidende ideeën van deze tijd bijbrengen en als openbaar functionaris van de staat opvoeder en voorlichter zijn". Anderen hadden daar kennelijk minder moeite mee.

SGP-dagblad

Gedetailleerd gaat Vos in zijn boek na welke kranten na mei 1940 nog bleven uitkomen en tot hoelang. Hij bespreekt daarbij de grote bladen, de Telegraaf, het Handelsblad, De Tijd (en de houding van de Nederlandse bisschoppen en kardinaal J. de Jong, die zich scherp tegen de NSB keerde), maar ook de veel kleinere dagbladen komen aan bod.

Zoals het toenmalige SGP-dagblad De Banier, dat onder leiding van ds. G. H. Kersten een oplage had van achtduizend stuks. Vos schetst het bekende beeld van Kersten, zijn partij en de krant tegenover de bezetter. Niet 'Duits-vriendelijk' op ideologische gronden, maar omdat de Duitsers gezien werden als Gods gesel. „In de visie van deze orthodoxe christenen waren alle overheden van God gegeven", aldus Vos, die vindt dat Kersten en zijn medestanders de Duitsers zagen „als 'de roede Gods' en hun gezag zou alleen betwist mogen worden indien zij zich tegen Gods woord zouden richten". Daar valt nog wel het een en ander op aan te merken, maar Vos tekent in elk geval geen karikatuur in de trant van 'Kersten was een verkapte NSB'er'.

De Banier verboden

Vos beschrijft hoe ds. Kersten en zijn zoon S. Kersten, die directeur en plaatstvervangend hoofdredacteur van De Banier was, toch met de Duitsers in aanvaring kwamen. S. Kersten liet bij voorbeeld op 7 mei 1941 in de kinderrubriek "Ome Jan" drie Duitse soldaten toespreken met „Getrouwe God, de heidenen zijn gekomen", waarop deze soldaten antwoordden: „Wij hebben God op 't hoogst misdaan". Een en ander had tot gevolg dat De Banier eind mei 1941 verboden werd. Maar vader en zoon Kersten lieten, aldus Vos, het er niet bij zitten en klopten bij NSB-man Rost van Tonningen aan om hulp. Dat had succes, want in juli 1941 kon De Banier weer verschijnen, al mocht Kersten junior geen plaatsvervangend hoofd meer blijven. In april 1941 was A. Kaptein reeds ds. Kersten als hoofdredacteur opgevolgd. Kaptein kreeg nu te horen dat de krant zou moeten strekken tot „medewerking aan de nieuwe opbouw van de Nederlandsche Volksgemeenschap zooals de eischen van de tijd die bepalen".

Kersten contra Kaptein

Helaas zou Kaptein een al te willig werktuig blijken. In mei 1941 was door Goede Vaagen het Journalistenbesluit afgekondigd. Kaptein, die van 1929 tot 1940 redacteur van het SGP-blad was, trachtte —volgens Vos— met steun van Max Blokzijl en diens departement te komen tot één groot protestants-christelijk dagblad in bezet Nederland. Kaptein zag zichzelf als hoofdredacteur van zo'n gebundeld orgaan en tegen de wens van ds. Kersten in had hij de naam van de krant alvast gewijzigd van De" Banier in Algemeen Protestantsch Dagblad. Op 17 oktober 1941 verscheen zo de 'gelijkgeschakelde' Banier/APD.

De koers was niet meer die van Kerstens SGP en dat leidde ertoe dat de partijvoorman aan Seyss-Inquart toestemming vroeg om de krant te mogen opheffen. Die vergunning werd verleend en Vos zet uiteen dat De Banier/APD het enige dagblad in de bezettingsjaren is geweest dat met toestemming van de Duitsers de uitgave staakte. Kaptein, die zijn fusieplannen zag mislukken, was al opgestapt en voor een paar maanden opgevolgd door S. Baars. Vos merkt ook in dit verband op dat het opheffen van De Banier niet als een verzetsdaad van ds. Kersten mag worden opgevat. Het was omdat de aloude SGP-koers in de krant onder Kaptein en Baars niet langer een spreekbuis vond.

Fluwelen handschoen

Het boek van Vos valt in drie hoofddelen uiteen. In het eerste bespreekt hij de situatie aan de vooravond van de Duitse inval tot midden 1941. Daarin komen pers en persvrijheid in de jaren dertig aan de orde, het Duitse persbeleid, het optreden 'met fluwelen handschoen' tegen de afzonderlijke organen. In het tweede deel bespreekt Vos de periode medio 1941 tot medio 1943: het veranderde persbeleid, de ijzeren greep, van inktkoelie tot volksvoorlichter, de reorganisatie van de pers. Afdeling drie bekijkt het tijdvak vanaf midden 1943 tot de bevrijding en de woelige naoorlogse jaren met het militair gezag, de persordening en -zuivering.

In een slothoofdstuk maakt Vos de balans op over de machthebbers, de journalisten, uitgevers en lezers en als bijlage drukt hij het beruchte Journalistenbesluit van 2 mei 1941 af. Er zijn honderd pagina's noten, literatuuropgave, Zusammenfassung (waarom ook niet een Engelse Summary?) en Index. Een zeer compleet werk, dat vooral geschreven is vanuit de officiële 'stukken' van bezetters, directies en hoofdredacties, minder vanuit het naspeuren van de oude krantenleggers. Het journalistieke handwerk en hoe dat onder de nazi's in de praktijk nog voortgang vond komt minder aan bod.

"Niet voor publicatie" door dr. René Vos is een genaaid gebrocheerd boek van 592 blz. met veel illustraties, waaronder zwart-wit foto's. Het werk kost 55 gulden en wordt uitgegeven door Sijthoff te Amsterdam.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's

Kerstens "Banier" kon het onder de 'Nieuwe Orde' niet uithouden

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 30 Pagina's