Juridisch steekspel over vervuilde grond Steendijkpolder begonnen
Vier partijen beschuldigen elkaar in wisselende combinaties
ROTTERDAM - Het juridische steekspel dat gisteren werd gevoerd voor de Rotterdamse rechtbank was ingewikkeld. Inzet was de vraag wie aansprakelijk is voor de schade die wordt geleden door de bewoners van de grootste gifwijk in ons land, de Steendijkpolder in Maassluis. Vier (ex-)bewoners stelden in een civiele procedure de gemeente en de bouwer verantwoordelijk. Op hun beurt stelden die elkaar èn de gemeente Rotterdam, die het vervuilde havenslib leverde, verantwoordelijk.
Namens vier (ex-)bewoners van de wijk eiste mr. F. P. C. Legger van de gemeente Maassluis en van de projectontwikkelaar Pakwoningen een vergoeding voor de schade. Volgens Legger „wisten zij, althans moesten en konden zij weten" dat de grond in de wijk ernstig verontreinigd was.
Maassluis en Pakwoningen betwistten dit met klem. Deze twee partijen hadden overigens elkaar èn de gemeente Rotterdam, als slibleverancier, gedagvaard. Daarmee willen zij bereiken dat -indien de rechtbank de bewoners in het gelijk stelt— niet zij zelf, maar de door hen gedagvaarde partijen voor de schade moeten opdraaien.
De gemeente Rotterdam "op haar beurt stelde bij monde van mr. J. Mentink dat de havenstad noch formeel juridisch, noch in redelijkheid voor de verontreiniging verantwoordelijk kan worden gesteld. Ten tijde van het ophogen van de toekomstige woonwijk, de vroege jaren zestig, was er volgens Mentink nog niets bekend van de in het havenslib aanwezige vervuiling. Hij had het vooral voorzien op Maassluis. Twee jaar nadat bekend geworden was dat havenslib verontreinigd kan zijn, verkocht Maassluis, volgens Mentink, de grond aan Pakwoningen.
Er staan in deze procedure voor Rotterdam grote belangen op het spel. Indien de rechtbank de Maasstad aansprakelijk stelt, kan Rotterdam een reeks van claims verwachten, aangezien veel polders in het Rijnmondgebied met havenslib zijn opgehoogd.
Publikaties
Mr. Legger betoogde dat Maassluis en Pakwoningen, toen eind jaren zeventig met de bouw van de woonwijk werd begonnen, onder meer uit krantenpublikaties hadden kunnen afleiden dat er met havenslib iets mis was. Duijsens ontkende dat de gemeente iets heeft geweten of kon weten van de verontreinging van het slib waarop de latere gifwijk zou verrijzen.
De raadsman van Pakwoningen, mr. L. de Boer, verdedigde de projectontwikkelaar met de stelling dat het bedrijf slechts „een economisch noodzakelijke schakel" was in de grondtransactie tussen de gemeente en de bewoners.
De Rotterdamse rechtbank doet op 15 juli uitspraak.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's