„Ik een beetje Ariaans? Het is veel erger met me"
Mevr. Flesseman-van Leer tot S. Meijers bij Voetius:
UTRECHT - „Toch vraag ik me af of u in uw theologische visie niet dicht tegen de leer van Arius (die de leer van de godheid van Jezus loochende, red) aanzit". Dat zei dr. S. Meijers gisteravond tot zijn gesprekspartner, mevr. dr. E. Flesseman-van Leer, tijdens de discussie op een studieavond van de Gereformeerde Theologische Studenten Vereniging Voetius. Het antwoord luidde: „Een beetje Arius? Het is nog erger met me. Jezus was helemaal niet God. Ik wil slechts het mens zijn van Jezus vasthouden". Een moment uit de discussie.
Op uitnodiging van de GTSV Voetius spraken beide theologen onder leiding van Hilde Graafland, de vicepraeses van de GTSV, over de verzoening. Beiden hadden hun stellingen toegestuurd aan Voetius en werden daar gisteravond op bevraagd.
Mevr. dr. Flesseman-van Leer noemde verzoening altijd relationeel en sprak over een elementaire geloofsnotitie. Het gaat er volgens haar in de verzoening om „te aanvaarden dat wij door God, zoals we zijn, aanvaard zijn". Zij zei verder in haar stellingen dat zij vanwege de onconditionele (zonder voorwaarden, red.) vergeving die Jezus preekte geen raad wist met de anselmiaanse term "satisfactio" (verzoening door voldoening, red.)
Niet te begrijpen
Verder stelde zij „dat Jezus de mens is zoals God hem bedoelt, die volkomen zijn wil doet, zich geheel en al Hem ter beschikking stelt en zo geheel één met God en daarom ook met zijn medemensen is. Deze overgave leidde tot Jezus' dood".
Zij verklaarde nadrukkelijk niet te begrijpen hoe we ooit kunnen zeggen dat Jezus voor ons Gods straf gedragen heeft. „Hoe zou God enig mens die geheel verbondsmens Is kunnen straffen", zo zei mevr. Flesseman diverse malen. Deze notie kwam in de discussie herhaaldelijk terug. Zij benadrukte overigens ook dat Jezus voor haar wel veel meer dan een voorbeeld is.
Dr. Meijers bracht in zijn stellingen eerst een veelgehoord bezwaar tegen de klassieke verzoeningsleer in, vervolgens bestreed hij deze. Op het bezwaar dat een ander onze persoonlijke schuld niet kan overnemen. „Dit bezwaar lijdt aan innerlijke tegenstrijdigheid", zo stelde de Leidse predikant. „In het geding is het juridische element: het dragen door Christus van onze schuld en straf. Dit juridische element verwerpt men, maar men grijpt wel naar een ander argument uit de juridische sfeer: de onoverdraagbaarheid van de schuld". Hij noemde dit bezwaar een intellectualistisch voldragen vrucht van de Aufklärung.
Verder bestreed dr. Meijers onder andere de gedachte als zou Christus een "derde partij" zijn naast God en de mens. Hij stelde verder „dat de satisfactie geen belemmering is van God om Zich weg te schenken en dat de voldoening nooit de grond is voor de verzoening: Gods wegschenken van Zichzelf is onvoorwaardelijk".
Volkomen zondig?
Verder discussieerden beide theologen over de vraag of de mens volkomen zondaar is. Dr. Meijers verdedigde deze stelling. „De mens is tot in de wortel verkeerd en die zonde geldt het hele menselijk geslacht? De mens is zondig maar nochtans Gods schepsel".
„Ik laat God steeds in de steek maar ik wil niet zeggen dat de mens in wezen zondig is. Met zo'n louter slecht mens wil God geen partner zijn", aldus mevr. Flesseman. Zij voegde daar nog aan toe dat ze dus niet stelde dat de totale verhouding tussen God en de mens verstoord is. „God biedt Zijn liefde aan. De mens kan daar dank zij God op ingaan".
Mevr. Flesseman zei verder dat zonde niet iets algemeens is maar altijd een concrete zonde inhoudt. Dr. Meijers bestreed dit, „want in de Schriften gaat het van het concrete naar het algemene". Hij voerde daartoe psalm 51 aan „want Davids concrete zonden lopen uit op de bede "Tegen U heb ik gezondigd"". ,
Losgeld/Golgotha
Uitvoerig discussieerden beiden over de vraag van het losgeld. Daarbij kwam de hele offercultus aan de orde. Volgens mevr. Flesseman vond op Golgotha de bekroning plaats van Jezus' solidariteit met God en de mensen. Mensen straften Hem". Dr. Meijers zei dat' het wonder van de voldoening is dat wat wij niet op kunnen brengen door God Zelf verzorgd is in Jezus Christus. Verder benadrukte dr. Meijers dat het lijden van Christus kwalitatief onderscheiden is van lijden zoals wij dat kennen. Hij wees daarbij onder andere op het aspect van de godverlatenheid.
In de discussie kwam verder de kwestie van de lijdende knecht des Heeren aan ,de orde, evenals het werk van de Geest. Dr. Meijers verzette zich sterk tegen de visie van zijn gesprekspartner op de Heilige Geest. Over „de straf die ons de vrede aanbrengt" zei dr. Meijers dat er, indien de straf van God niet serieus genomen wordt, geen reden is Zijn liefde serieus te nemen. Mevr. Flesseman vroeg zich opnieuw af hoe het denkbaar is dat God de enige mens die goed doet (Jezus, red.) zou kunnen straffen. Dat mondde bij haar uit in de vraag waarom God niet gewoon zó kan vergeven. Zij noemde daarbij de naam-van Abélard.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 27 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's