Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een kind ervaart een klap hoe dan ook als kwetsend"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een kind ervaart een klap hoe dan ook als kwetsend"

Nieuwe hoogleraar preventie kindermishandeling

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

DEN HAAG - „Geef een kind een aframmeling midden op de Dam en doe dat ook met een hond. Gegarandeerd dat zich meer mensen verontwaardigd tonen over de hond dan over het pak slaag dat het kind krijgt".

Dr. H. Baartman, die per 1 mei wordt benoemd tot bijzonder hoogleraar preventie en hulpverlening kindermishandeling aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, wil met deze uitspraak duidelijk maken dat het slaan van kinderen in onze cultuur helaas een geaccepteerde gewoonte is. „De maatschappij moet er daarom van worden doordrongen dat slaan in principe niet goed is en makkelijk kan escaleren tot erger", zo voegt hij eraan toe.

De psycholoog en universitair hoofddocent bij de Sectie speciale pedagogiek van de VU, die zijn leerstoel kan gaan bezetten dank zij een initiatief van de 18jarige Vereniging tegen Kindermishandeling, zegt er onmiddellijk bij dat ouders nu niet in een kramp hoeven te schieten uit angst dat elke klap er één te veel is. „Zo'n vaart loopt het natuurlijk niet, al moeten ouders wel beseffen dat een kind een klap hoe dan ook als kwetsend ervaart. Er moet echter onderscheid worden gemaakt tussen slaag die de ziel kwetst en slaag waarbij dat niet het geval is".

De benoeming van Baartman is illustratief voor de onverflauwde interesse die de problematiek van de kindermishandeling sinds het begin van de jaren zestig ondervindt. Onder deze „paraplu" moeten wij volgens hem zowel 'gewone' mishandeling als emotionele en lichamelijke verwaarlozing en seksueel misbruik scharen: „Er is geen Nederlands woord voor handelingen waarbij meteen ook wordt gedacht aan het toebrengen van emotionele kwetsuren en seksueel misbruik". De noodzaak tot blijvende aandacht voor kindermishandeling door wetenschappers en hulpverleners Slaag is niet altijd „zielkwetsend". wordt duidelijk als de cijfers ter sprake komen.

Ziende blind
Baartman maakt allereerst duidelijk dat het moeilijk is gefundeerde uitspraken over aantallen te doen. Vaak worden gevallen van kindermishandeling immers niet aangemeld, omdat buren en leerkrachten liever ziende blind en horende doof blijven, of omdat gezinnen erin slagen de mishandeling tussen de vier muren te houden. De meldingen bij de bureaus vertrouwensartsen geven echter toch een indicatie. Baartman: „Dat waren er in 1986 ongeveer 5000. Men kan gevoegelijk, gelet op schattingen elders, dit getal met vijf a zes vermenigvuldigen, zodat de uitkomst tussen 25.000 en 30.000 ligt. De slogan is altijd dat het bij het aantal aangemelde gevallen om het topje van de ijsberg gaat. Dat is ook zo". Kindermishandeling komt bovendien in alle maatschappelijke lagen voor.

Toen de problematiek van de kindermishandeling in de jaren zestig net de aandacht van de wetenschappelijke wereld had getrokken, concentreerden de onderzoekers zich vooral op de psychische gesteldheid van de ouders. Daar moest vast heel wat mis mee zijn. Dat speurwerk heeft echter geen gezamenlijk psychisch defect opgeleverd waar de hulpverlenende psychotherapeuten een houvast aan konden hebben. De hulpverlening moet zich volgens Baartman al met al op een zo breed mogelijk terrein bewegen. In het ideale geval worden de ouders niet alleen psychologisch begeleid maar zorgt de hulpverlener ook voor assistentie op het gebied van bij voorbeeld huisvesting, werk, schuldsanering en juridische bijstand. Baartman: „Het blijkt een nuttig effect te hebben als de hulpverleners de ouders het gevoel geven dat er ook voor hen goed wordt gezorgd".

„Heel triest"

Een alles dekkende zorgverlening kan lang niet altijd worden

Kindermishandeling wordt lang niet altijd gemeld: buren en leerkrachten zijn soms liever ziende blind... gerealiseerd, zo weet Baartman. Te veel nog werken instanties als sociale diensten, wijkagenten, leerkrachten en vertrouwensartsen —natuurlijk met de beste bedoelingen— langs elkaar heen, omdat het aan een goede organisatie schort. In het geval van de in 1972 opgerichte bureaus vertrouwensartsen, waarvan er nu tien functioneren, is bovendien sprake van onvoldoende mankracht.

Baartman: „Er moet worden geselecteerd uit de verzoeken om hulp. Dat is natuurlijk heel triest". Hij raadt aan desondanks wel bij de bureaus aan te kloppen: „Wij mengen ons niet graag in eikaars leefomstandigheden en hebben de neiging ons om te draaien als we iets vervelends tegenkomen. Dan gebeurt er in elk geval niets. Gezinnen waarin kindermishandeling voorkomt, blijven zo in het sociale isolement zitten waar ze juist uitgehaald moeten worden. Ouders mishandelen niet voor hun lol, maar voelen zich onmachtig hun handelwijze te veranderen. Het blijkt voor hen vaak een hele opluchting erover te kunnen praten".

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

„Een kind ervaart een klap hoe dan ook als kwetsend"

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's