Botsingen tussen kerk en staat in Zuid-Afrika dateren niet van gisteren
JOHANNESBURG - Is in Zuid-Afrika werkelijk sprake van een botsing tussen kerk en staat en is dit een nieuwe ontwikkeling in de geschiedenis van het land? Op beide vragen moet men eigenlijk „nee" antwoorden. Er is weliswaar een vaak bitter twistgesprek gaande tussen de regering-Botha en enkele radicale geestelijken maar men kan dit geen botsing tussen dè kerk en dè staat noemen.
Dit twistgesprek is niets nieuws want de elkaar opvolgende regeringen van de Nasionale Partij, die sinds 1948 onafgebroken aan het bewind is geweest, hebben door de jaren heen aldoor conflicten met bepaalde kerken gekend. Trouwens, ook in het verre verleden hebben "politieke geestelijken" zich bemoeid met zaken die volgens velen niets met de verkondiging van het Evangelie te maken hebben.
Het bekendste voorbeeld van een dergelijke ongeoorloofde inmenging vindt men in de geschiedenis van de Oranje-Vrijstaat terug. Blanke boeren die hun vee wilden terughalen, nadat dit door de Basoetoes in Basoetoeland (het huidige Lesotho) was gestolen, moesten constateren dat de veedieven plotseling met vuurwapens waren uitgerust om hun buit te beschermen. Nader onderzoek wees uit dat de wapens afkomstig waren van anglicaanse missionarissen die op deze manier een bijdrage wilden leveren aan de zwarte strijd tegen de blanke, protestantse boeren. Gelukkig onthouden de huidige geestelijken zich van wapenleveranties aan antiapartheidsorganisaties, hoewel... Door het verlenen van humanitaire steun dragen kerken in Europa indirect bij aan het wapenarsenaal van het ANC, maar dat is uiteraard een ander verhaal.
Nieuwefase
Hoe dan ook, de felle woordenwisseling tussen president Botha enerzijds en geestelijken als de anglicaanse aartsbisschop D. Tutu, de kleurlingpredikant dr. A. Boesak en de secretaris-generaal van de Zuidafrikaanse Raad van Kerken, F. Chikane, vormt slechts een nieuwe fase in een oude strijd.
Kijken we terug tot 1948, dan zien we dat de eerste echte botsing tussen de Nasionale Partij-regering en de Engelstalige kerken in 1957 plaatsvond. In dat jaar bepaalde de regering dat zwarten voortaan slechts onder zekere omstandigheden kerkdiensten in blanke gebieden mochten bijwonen. In de jaren daarvoor, toen elk jaar weer nieuwe apartheidswetten het licht zagen, had het protest hiertegen van de zijde van de Engelstalige kerken het karakter van een routinehandeling gekregen. Van 1957 af werd het protest indringender, feller en internationaler.
In 1960 werd een hoogtepunt bereikt met een bijeenkomst van de Wereldraad van Kerken in Johannesburg. De bijeenkomst, die sindsdien de Conferentie van Cottesloe (naar de gelijknamige voorstad) heet, stond in het teken van de vraag hoe de christelijke kerken staan tegenover rassenverhoudingen en discriminatie. De conferentie was bijeengeroepen naar aanleiding van de gebeurtenissen eerder dat jaar in Sharpeville, waarbij bijna 60 zwarte demonstranten door de politie werden doodgeschoten, veelal in de rug.
Onrechtvaardig
In Cottesloe kwamen de gedelegeerden tot de conclusie dat alle discriminatie onrechtvaardig is en dat alle rassen een gelijke behandeling moeten krijgen. De toenmalige regeringsleider, Hendrik Verwoerd, hekelde de conclusie en sprak vooral zijn veroordeling uit over de manier waarop de kerkelijke gedelegeerden zich met "wereldse" zaken hadden bemoeid. Zo was een resolutie aangenomen waarin er bij de regering op aangedrongen werd om directe vertegenwoordigers van de kleurlingbevolking (dus over de zwarten werd toen niet eens gerept) in het parlement op te nemen.
Verwoerds verwerping van alle conclusies en resoluties van "Cottesloe" leidde ertoe dat de NG-Kerk (toen al spottend "de Nasionale Partij bijeen in gebed" genoemd) haar lidmaten aanraadde de resoluties op de verschillende regionale synodes te verwerpen. Dat gebeurde, waarmee er een einde kwam aan het lidmaatschap van de NG-Kerk van de Wereldraad van Kerken (1961).
Een voorstander
Een van de weinige NG-predikanten die zich wel voorstander van de anti-apartheidshouding van de Wereldraad toonde, was ds. Beyers Naudé, die spoedig hierna uit de NGKerk stapte, zijn ambt neerlegde en het Christelijk Instituut oprichtte. In 1977 werd Naudé's Cl verboden verklaard. Tot op de dag van vandaag gelooft Beyers Naudé dat de NGKerk haar integriteit kwijtraakte op het moment dat de kerk de bevindingen van de Cottesloe-bijeenkomst verwierp.
Nu, meer dan 25 jaar later, heeft ook de NG-Kerk de apartheidspolitiek voorwaardelijk verworpen, waardoor opnieuw een splitsing optrad, maar ter rechter zijde: lidmaten die onverkort de apartheid willen handhaven hebben enerzijds een protesterende groep binnen de NG-Kerk gevormd en zijn anderzijds overgegaan tot de stichting van een nieuwe kerk, de Afrikaanse Protestantse Kerk. Ondertussen was de kloof tussen de regering en de Engelstalige kerken (die een steeds zwarter karakter kregen) door de jaren heen vergroot.
In 1968 waarschuwde de toenmalige eerste minister, Vorster, dat de geestelijken in Zuid-Afrika niet Martin Luther Kings voorbeeld moesten volgen. „King is er op uit om onder de dekmantel van de godsdienst de staat te ontwrichten", zei Vorster, een waarschuwing die met name was gericht aan het adres van de zojuist opgerichte Zuidafrikaanse Raad van Kerken.
Isolatie
Met het uitroepen van de noodtoestand in 1986 werd de breuk tussen zekere kerken en de overheid verbreed maar ook in de NG-kerkfamilie ontstond ernstige onenigheid. De blanke kerk verzuimde de maatregel te veroordelen, terwijl de NG-Sendingkerk (ds. Boesak) en de NG Kerk in Afrika (de zwarte dochterkerk) zich om deze reden in toenemende mate tegen de blanke NG Kerk gingen verzetten. Laatstgenoemde twee kerken zijn er kennelijk op uit de blanke NG-Kerk te isoleren, ook internationaal. Dat is duidelijk gelukt.
Een op handen zijnd gesprek tussen de NG-Kerk en de Gereformeerde Kerken in Nederland ketste af na bezwaren van Boesak en een historische ontmoeting tussen de NG-Kerk, de Anglicaanse Kerk en de Zuidafrikaanse Raad van Kerken werd op hel laatste moment door de twee laatstgenoemde afgezegd. Duidelijke teleurstelling spreekt uit het commentaar dat NG-kerkmensen nadien of deze gebeurtenissen hebben geleverd.
Beschuldiging
In een boze open brief verklaarde de NG-Kerk onlangs dat Tutu en Boesak „de grenzen van het Evangelie hebben gepasseerd", en nadat professor Johan Heyns, landelijk synode voorzitter, eigenhandig een verzoeningspoging had gedaan, lanceerde: Boesak en de zijnen de beschuldiging dat de NG-Kerk de kant van de regering had gekozen. En dat terwijl de NG-Kerk, na zware vergaderingen en een zeer pijnlijk zelfonderzoek, toch ook de apartheid -zij het voorwaardelijk: „als deze tot uitwassen leidt" had afgezworen.
Het is duidelijk: het gaat in Zuid Afrika niet meer om een godsdienstge ruzie of een botsing tussen kerk en staat; er is veel eerder sprake van een diepgaand ideologisch geschil, een botsing tussen bevrijdingstheologie en de meer behoudende kerken, waarbij niet alleen de NG-Kerk en de andere Afrikaanstalige kerken behoren maar ook veel zwarte sekten en genoot schappen die van de Tutu's en Boesaks van Zuid-Afrika niets willen weten.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 26 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's