Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vooroorlogs protestantisme thans gedeeltelijk in kaart gebracht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vooroorlogs protestantisme thans gedeeltelijk in kaart gebracht

Uitgave van VU-documentatiecentrum voor protestantisme

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

AMSTERDAM - Wie van ons heeft ooit gehoord van de Bond van Christen-Socialisten, van de Christelijk Nationale Werkmansbond (een vakbond speciaal voor hervormden) en van de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij (HGS)?Wie weet nog iets te vertellen over het christelijk-historische Tweede-Kamerlid Frida Katz, de VU-hoogleraar V. H. Rutgers, de Patrimonium-voorman C. Smeenk of de AR-minister van financiën mr. S. de Vries Czn? Wie van ons heeft ooit het proefschrift gelezen van dr. J. A. Nederbragt "Proeve eener theorie der economie naar christelijke belijdenis" (of heeft er in ieder geval van gehoord)?

Toch hadden deze organisaties en deze destijds vooraanstaande personen hun plaats in de twintigste eeuw en nog wel in de protestants-christelijke sector van onze maatschappij. Vandaar dat de titel die dr. J. de Bruijn meegaf aan de onlangs verschenen bundel "Aspecten van het protestants-christelijk leven in Nederland in de jaren 1880-1940", niet geheel ten onrechte was. Hij noemde de bundel "Een land nog niet in kaart gebracht".

Verschillende medewerkers leverden een bijdrage. Zo schreef prof. dr. D. Th. Kuiper over het Nederlandse protestantisme in ontwikkelingsperspectief, drs. W. Fieret over de SGP en de bovengenoemde HGS en drs. P. E. Werkman over de protestantse werkgevers- en werknemersorganisaties.

Eigen belevenissen

Een geheel eigen karakter dragen de bijdragen van dr. J. Zijlstra (Antirevolutionairen en economische politiek) en van dr. J. Verkuyl over het koloniale beleid. Beiden, Verkuyl nog meer dan Zijlstra, beschrijven hun onderwerp sterk vanuit hun eigen belevenissen. Verder is er een hoofdstuk over de christenvrouwen (drs. H. J. van de Streek) over de gereformeerden en de oorlog (drs. J. S. Reinders) en over het sociale vraagstuk en de protestantse theologie (dr. M. E. Brinkman). In totaal een twaalftal hoofdstukken.

Alles bij elkaar genomen hebben de studies onmiskenbaar een zeker niveau. Wel moet geconstateerd worden dat de protestants-christelijke wereld die zij schetsen, zijn brandpunt vindt in de Gereformeerde Kerken en de overwegend gereformeerde ARP. Wat dat betreft suggereert de ondertitel meer dan geboden wordt.

Uiteraard hebben die gereformeerden zich het meest geprofileerd en georganiseerd en hebben zich daar de afgelopen decennia ook de meest opvallende verschuivingen voorgedaan. Bovendien is deze bundel uitgegeven onder verantwoordelijkheid van het bij de VU ondergebrachte Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme. Overigens bevat hij ook de reeds genoemde bijdrage van drs. Fieret over SGP en HGS, getiteld "Lingbeek- en Kerstenzweepen achter den rug". Deze titel is ontleend aan de christelijk-historische jhr. Beelaerts van Blokland, die in 1925 aan de Nederlandse gezant bij de Heilige Stoel schreef dat het voor zijn partijgenoten moeilijk zou vallen om voor handhaving van deze gezantschapspost te stemmen, gezien de druk die Lingbeek (HGS) en Kersten '(SGP) op hen uitoefenden.

Drs. Fieret, geschiedenisleraar aan de Van Lodensteinscholengemeenschap in Amersfoort, beschrijft de positie van SGP en HGS in de periode tussen de beide wereldoorlogen. Voor ds. Kersten lagen de motieven voor eigen partijvorming deels op het godsdienstige vlak. In de kerkelijke achterban van de andere protestantse partijen nam hij een grote oppervlakkigheid waar. De bevindelijke prediking ontbrak daar. Vandaar dat men zich in die partijen onmogelijk kon thuis voelen, Dat is een gezichtspunt dat ook nu nog in de verhouding tot RPF en GPV van betekenis is. Op politiek gebied was het met name de in aantocht zijnde verzekeringsplicht, die ds. Kersten tot eigen partijvorming noopte.

Verhouding SGP-HGS

Interessant is met name ook het beeld dat Fieret schetst van de verhouding tussen de SGP en de Hervormde (Gereformeerde) Staatspartij. Beide waren fel anti-rooms en wezen daarom de coalitiepolitiek van de grote protestantse partijen af. Maar de kerkelijke achtergrond was geheel verschillend. De HGS was typisch een hervormde partij, die haar achterban vond in confessionele kring. Toen bij het naderen van de DRS. W. FIERET verkiezingen van 1925 de vraag aan de orde kwam of men samen met de SGP kon optrekken (de SGP was er in 1922 wel in geslaagd een zetel te veroveren, de HGS niet) werd die gedachte afgewezen omdat de SGP geen puur-hervormde partij was, maar -in de lijn van Kuyper- als interkerkelijke partij opereerde.

Verder oordeelde ds. Lingbeek ruimer over de zondagsrust dan ds. Kersten. Op onderwijsgebied koos Kersten voor de oprichting van eigen scholen (al bleef zijn ideaal gereformeerd openbaar onderwijs). Lingbeek daarentegen ijverde ook in de praktijk voor de openbare school met de Bijbel.

Het parlementaire optreden van de HGS droeg (nog) meer dan dat van de SGP een getuigend karakter. Hield de SGP-fractie zich met allerlei beleidssectoren bezig (ook met economische en sociale aangelegenheden), ds. Lingbeek en zijn opvolger spraken in de Tweede Kamer op een enkele uitzondering na alleen over het onderwijs en het Roomse gevaar.

Zo biedt deze bundel veel interessante informatie. Over het verschil in visie tussen Kuyper en Colijn op de positie van de koloniën, over het verschil in benadering tussen Bavinck en Colijn van de moderne oorlog. Hier en daar kwamen we ook een paar slordigheidjes tegen.

Als prof. dr. D. Th. Kuiper schrijft (pag. 12) over de mislukte pogingen van de afgescheiden predikant ds. L. Lindeboom en de hervormde dr. A. W. Bronsveld om naast de AR partijen op te richten die zich verzetten tegen "het doorsnijden van den zilveren koorde" tussen staat en kerk, dan is dat ten aanzien van Bronsveld wel terecht. Voor ds. Lmdeboom en zijn Christelijk-Historische Kiezersbond Marnix was het beëindigen van de staatsuitkeringen aan (met name) de Hervormde Kerk juist een belangrijk punt van actie. De Afgescheiden kerken profiteerden hier immers niet van.

Evenzo is het niet juist als dr. M. E. Brinkman vermeldt (pag. 262) dat de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband als eersten in het Nederlands protestantisme de vrouw in het ambt erkenden (doordat zij de vrouwelijke diaken invoerden). Bij de Doopsgezinden en de Remonstranten kende men al veel eerder de vrouw in het ambt. Drs. Fieret ten slotte (pag. 79) gaat er ten onrechte vanuit dat de parlementaire begrippen amendement en motie verwisselbaarzijn.

N.a.v.: dr. J. de Bruijn (red.): "Een land nog niet in kaart gebracht", uitg. Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme, Amsterdam, 1987, 316 pag., prijs 35 gulden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 25 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's

Vooroorlogs protestantisme thans gedeeltelijk in kaart gebracht

Bekijk de hele uitgave van maandag 25 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 12 Pagina's