Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Crisisbeleid is voor Soedan belangrijker dan democratie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Crisisbeleid is voor Soedan belangrijker dan democratie

Failliet land schreeuwt om daadkrachtig bestuur

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Soedan kan zich niet laten voorstaan op een effectieve politieke structuur. Evenals vele andere Afrikaanse landen kampt ook deze democratische republiek met een instabiele en betrekkelijk machteloze regering. De bijzonder slechte financiële positie van het grootste land op dit, zeker ten opzichte van Azië, achterblijvende continent en de religieus getinte burgeroorlog die eindeloos voortwoekert en waarbij christen-socialisten in het zuiden en islamieten in het noorden elkaar naar het leven staan: allemaal zaken die premier Sadiq Al Mahdi volkomen in de tang houden. Zijn gebrek aan daadkracht houdt intussen regelrecht verband met de overmatige invloed van enkele rijke, fundamentalistische families. Hun portemonnee is bepalend voor de te volgen beleidslijnen. Bij ingrijpende koerswijzigingen gaat de hand op de knip.

Daarnaast is Soedan volkomen afhankelijk van buitenlandse hulp. Door het instorten van de prijzen op de wereldmarkt voor katoen en door het stagneren van de export van karkadeh (gedroogde bloemen van een in het wild groeiende hibiscus-variëteit waarvan in Europa een dorstlessend extract wordt toegevoegd aan vruchtesappen en confitures) overtreffen de jaarlijkse uitgaven aan renten van schulden alsmede die voor de burgeroorlog de inkomsten van het land. Soedan leunt zwaar op Europa, de Verenigde Staten en bevriende Arabische landen om voor de toekomst belangrijke zaken als scholing, gezondheidszorg en irrigatie draaiende te houden. Kortom, de regering voelt zich verplicht haar erkentelijkheid in verschillende, soms tegengestelde richtingen te uiten. Het blijkt meermalen een hachelijke onderneming te zijn om alle weldoeners te vriend te houden.

Soedan draagt de democratie als een last met zich mee. Hoewel de gemiddelde Soedanees de geïnteresseerde ghawadja (rijke vreemdeling) graag vertelt hoe trots hij wel is op het parlementaire stelsel van zijn land, in de praktijk functioneert dit geïmplanteerde westerse systeem helemaal niet. De onvrede over het ontbrekende regeringsbeleid neemt dan ook hand over hand toe. Maar het is slechts de hoger geschoolde laag van de bevolking die inziet dat het niet aangaat uitsluitend de persoon van de premier daarvoor verantwoordelijk te stellen.

Geen maatwerk

Er is structureel iets mis. Sadiq Al Mahdi en zijn ministersploeg zijn opgeknoopt aan een veel te democratisch Brits systeem, dat crisismanagement gewoon onmogelijk maakt. Het stelsel is ook helemaal niet toegesneden op de complexe etnische en culturele situatie in dit land. Soedan telt meer dan dertig politieke partijen. Het zijn vaak niet meer dan belangenorganisaties die één bepaald stokpaardje berijden. En ze willen allemaal meeregeren.

De coalities die na veel moeite worden gevormd zijn doorgaans dan ook uiterst broos. Zij zijn samengesteld uit groeperingen die het in de verste verte niet met elkaar eens zijn. Zo'n situatie is funest voor de daadkracht van het kabinet. Bij de meest vanzelfsprekende besluiten komt de regering in moeilijkheden omdat bepaalde groeperingen hun steun niet willen geven. Teneinde een crisis en de daaraan gekoppelde tussentijds» verkiezingen met de bijbehorende periode van regeringsloosheid te voorkomen, schuift de regering alle belangrijke beslissingen maar voor zich uit. Dat gaat nu al twee jaar zo. En eigenlijk is de in 1985 na een staatsgreep afgezette kolonel Jafaar Nimeiri op dezelfde wijze het slachtoffer geworden van de politieke krachten om hem heen.

Soedan is sinds 1956 onafhankelijk van Groot-Brittannië. De jonge republiek kwam al direct voor.immense problemen te staan, omdat er een einde kwam aan de door de Engelsen gecreëerde scheiding tussen Noord- en Zuid-Soedan. De Britten hebben sinds 1899 bewust een strook niemandsland tussen Afrikaans en Arabisch Soedan in stand gehouden om de politieke rust te kunnen waarborgen. Ze hadden zich nog maar nauwelijks uit Soedan teruggetrokken of de burgeroorlog was een feit. Het is tekenend dat de oorlog er nog eerder was dan de onafhankelijkheidsverklaring.

Staatsgrepen

Vanaf 1956 hebben verschillende regeringen geprobeerd de geschillen tussen Noord en Zuid tot een oplossing te brengen. Telkens als na een paar jaar bleek dat dit niet lukte, volgde een staatsgreep. Al deze politieke onrust heeft het land door de jaren heen slechts dichter bij de afgrond gebracht. Het was in feite alleen kolonel Nimeiri die er aanvankelijk in leek te slagen het vertrouwen van de gehele Soedanese bevolking voor zich te winnen.

Nimeiri kwam in 1969, uiteraard: via een staatsgreep, aan de macht. Zijn ideeën over een sociaal-democratisch Soedan vonden ingang bij Noord en Zuid. Doordat hij erin slaagde de godsdienstige tegenstellingen buiten de politiek te houden was zijn beleid, zeker in het begin, succesvol. In 1972 werd de "Overeenkomst van Addis Abeba" getekend, waardoor er een einde kwam aan de burgeroorlog. Nimeiri garandeerde het zuiden een redelijke mate van autonomie. Dit betekende dat gedurende een periode van tien jaar aan het zinloos moorden tussen beide bevolkingsgroepen een einde kwam.

Nimeiri was de man van de ambitieuze projecten. Hij initieerde de aanleg van het Jonglei-kanaal over een lengte van 340 kilometer tussen Jonglei en Malakal. Het grootste deel van dit kanaal is nu gereed, maar het functioneert nog niet ten gevolge van de sinds 1982 weer opgelaaide burgeroorlog. Het kanaal moet het moerasgebied de Sudd gaan draineren, hetgeen een belangrijke bijdrage zal betekenen aan de strijd tegen de enorme verdamping van het water van de Witte Nijl. Bovendien levert gecontroleerde drooglegging van de Sudd honderdduizenden hectares nieuwe, uiterst vruchtbare landbouwgrond op. Een ander project was het Gheziraplan. De Ghezira is een gebied van ruim 25.000 vierkante kilometers tussen de stroomgebieden van de Blauwe en de Witte Nijl ten zuiden van Khartoum. Beide levensaders van Soedan komen in de hoofdstad bij elkaar. Het extra water dat dat het Jonglei-kanaal zou gaan aanleveren wilde Nimeiri gebruiken voor een intensiever gebruik van de Ghezira. Ontwikkeling van moderne landbouw in dit gebied vormde de kern van zijn zogenaamde "breadbasket-strategy". Nimeiri wilde van Soedan de graanschuur van het Midden-Oosten maken. Ook daar is nog niets van terecht gekomen. In de Ghezira wordt nog steeds katoen verbouwd. Een produktie waar op dit moment geld bij moet.

Schuldenlast

Nimeiri kwam in de problemen doordat hij meer en sneller investeerde dan de zwakke economie van zijn land kon opbrengen. De schuldenlast stapelde zich op en groeide Soedan boven het hoofd. Onder druk van de Verenigde Staten en het Internationale Monetaire Fonds (IMF) verhoogde de Soedanese leider de prijzen van brood, suiker en benzine. Vanwege het tanend enthousiasme onder de bevolking zocht hij vanaf het begin van de jaren tachtig steun bij fundamentalistische moslems. Het National Islamic Front (NIF), waarin deze zich hadden georganiseerd, kon in toenemende mate rekenen op steun van de noordelijke Soedanezen. Immers, naarmate het slechter ging met het land groeide het besef dat Allah verbolgen moest zijn op Soedan. Vele Islamieten gingen proberen door het nauwgezet vervullen van de godsdienstige plichten Allah gunstig te stemmen.

Nimeiri was erop uit de macht te behouden. Daardoor schoof hij langzaam maar zeker op naar rechts. Zo werd Soedan in september 1983 een alcoholvrije republiek. De slijterijen van Khartoum zagen zich genoodzaakt hun deuren te sluiten en de gehele voorraad sterke drank werd in de Nijl gekiept. In de hoofdstad hoor je nog steeds de grapjes over „dronken consumenten, van het Nijlwater".

Het was met name de invoering van de Sharia, wetgeving op basis van de Koran, die voor Zuid-Soedan absoluut de deur dicht deed. Het animistischchristelijke zuiden voelde zich door Nimeiri in de steek gelaten. Dr. John Garang werd de aanvoerder van de Sudanese People Liberation Movement (SPLM), de door Ethiopië bewapende zuidelijke tegenhanger van de officiële regering in Khartoum. Toen Nimeiri in 1985 moest wijken, was hij in feite niet veel meer dan een stroman van de fundamentalisten.

Zoete beloften

Premier Sadiq Al Mahdi is in 1986 aan de macht gekomen na de eerste algemene verkiezingen sinds het land onafhankelijk werd. Hij beloofde zijn kiezers „het conflict met het zuiden" te beëindigen, de neerwaartse economische spiraal om te buigen en de door brede lagen van de bevolking verafschuwde Sharia af te schaffen. Van geen van zijn hoofddoelstellingen is tot op heden ook maar iets terecht gekomen.

De beloften zijn intussen nog niet veranderd. Nog steeds verkondigt Sadiq Al Mahdi dat het beter gaat met het land. De Soedanese televisie toont regelmatig beelden van overwinningen van het regeringsleger op de rebellen. In werkelijkheid wint juist de beweging van Garang steeds meer terrein, zei het ten koste van tienduizenden slachtoffers, die vanwege de ontoegankelijkheid van het oorlogsgebied en de zwijgzaamheid van regeringszijde zelden of nooit in de westerse pers worden genoemd. Er verschijnen zelfs postzegels over de gezondheidstoestand van zuigelingen. De bijbehorende opwaartse grafiek suggereert iets wat er niet is of het moest de weer toenemende kindersterfte zijn.

De overheid organiseert allerlei conferenties in de Friendship Palace Hall, zo'n beetje het enige publieke gebouw in de hoofdstad dat in een redelijke staat van onderhoud verkeert en debatteert er over de positie van de vrouw, de problemen van Afrika en andere onderwerpen die de argeloze voorbijganger moeten doen denken dat de regering van Soedan aan de weg timmert. Bij de hobbelige spoorwegovergang die iedereen die van het vliegveld naar het centrum wil moet passeren, hangt boven de kapotte weg de loze kreet: "Het herstel van de economie is de basis van de vooruitgang van Afrika".

Onvrede

In werkelijkheid gebeurt er niets. Gaandeweg krijgt de bevolking het in de gaten. Veel ouderen verlangen terug naar de Engelse overheersing, „toen er tenminste nog iets liep zoals het moest lopen". Zij hebben de 'goede oude tijd' weliswaar geïdealiseerd, want de Engelsen hebben het land eigenlijk alleen maar uitgemolken, maar om dat goed te kunnen doen hebben ze bij voorbeeld wel spoorlijnen aangelegd. Iets is altijd beter dan niets. Sinds de Engelsen zijn vertrokken gebruikt Soedan nog steeds hetzelfde aftandse materieel. Er is geen kilometer spoorlijn bijgekomen.

Anderen verlangen naar een "vriendelijke dictator" of een militair regime. Op het platteland zoekt men aansluiting bij het stammensysteem van voor het koloniale tijdperk, zij het dat de stammentwisten niet langer worden uitgevochten met zwaarden, messen en speren, maar met uit Tsjaad, Libië of Ethiopië afkomstige machinegeweren en ander zwaar speelgoed.

De huidige regering begint geleidelijk aan nattigheid te voelen. Premier Sadiq Al Mahdi raakt meer en meer overtuigd van de noodzaak om enkele in het oog springende daden te stellen. Op dinsdag 15 maart liet hij tijdens een vergadering van de Constituent Assembly, het Soedanese parlement, doorschemeren prijs te stellen op een persoonlijk mandaat. Hij verbond daaraan het dreigement op te stappen als deze wens niet zou worden ingewilligd. De minister-president beklaagde zich er bij die gelegenheid over dat het „binnen de gegeven omstandigheden buitengewoon moeilijk is een besluit in zijn geheel ten uitvoer te Jbrengen, omdat het altijd wordt ontkracht door het onvermijdelijke compromis".

Bezwaren

Vanuit staatsrechtelijk oogpunt zijn er vele redenen te bedenken, waarom Sadiq Al Mahdi zijn mandaat niet zou mogen krijgen. In de eerste plaats wordt het dualisme in het Soedanese staatsbestel ondergraven. Door een volmacht zou de Assembly vrijwillig afstand nemen van op zijn minst een deel van haar controlerende bevoegdheden. Een reëel gevaar is de concentratie van macht die optreedt rond één persoon, waarbij maar moet worden afgewacht of mijnheer Sadiq Al Mahdi die macht op een voor het land voordelige wijze weet aan te wenden.

De premier zou zich bij een persoonlijk mandaat in toenemende mate kunnen onttrekken aan de dialoog met de partijen in het parlement. Zo zou iets van een burgerlijke dictatuur kunnen ontstaan. Bovendien is het juist Sadiq Al Mahdi geweest, die zich bij de verkiezingen in april 1986 sterk heeft gemaakt voor afwijzing van alles wat met minder democratische machtsuitoefening te maken heeft. Kortom: zijn geloofwaardigheid is in het geding. Veel burgers zijn er niet van overtuigd dat de huidige minister-president betrouwbaar genoeg is om meer macht aan hem toe te vertrouwen.

Met name bestaat er onduidelijkheid over de houding van de premier ten opzichte van de zuiderlingen die op dit moment met honderdduizenden tegelijk hun geboortestreken verlaten. Tot op heden weigert Sadiq Al Mahdi de zuidelijke afgevaardigden in het parlement te erkennen als volwaardige vertegenwoordigers van de Dinka's en de andere stammen die Zuid-Soedan bevolken. De vrees is gerechtvaardigd dat een volmacht de ruim twee miljoen dollar per dag kostende burgeroorlog nog duurder zal maken, even afgezien van een toeneming van de immateriële schade.

Geen mandaat

Inmiddels is het duidelijk dat de premier van Soedan zijn mandaat niet zal krijgen. Toen hem duidelijk werd dat de stemmenverhoudingen in het nadeel van zijn plan zouden uitpakken is hij een stemming over de vrijbrief eenvoudig uit de weg gegaan. Dat kan alleen maar betekenefi dat hij geen zin heeft consequenties te verbinden aan zijn uitspraak van 15 maart, namelijk dat hij op zou stappen als hij zijn mandaat niet krijgt. Maar dat neemt niet weg dat we zijn verzoek om een volmacht, gezien de omstandigheden, als een logische stap moet beschouwen. Als Sadiq Al Mahdi zich in de afgelopen twee jaar sterk had gemaakt om zijn verkiezingsbeloften, al was het rnaar ten dele, na te komen, dan had een voorlopig en beperkt mandaat een goede mogelijkheid kunnen zijn een aantal van de complexe problemen tot een bevredigende oplossing te brengen. Hopelijk houdt Soedan het uit tot de verkiezingen van 1990. Het is dan zaak het oog te laten vallen op iemand die wèl een mandaat waard zou kunnen zijn. Gezien de toenemende onrust in het land is het echter beshst niet uitgesloten dat voor die tijd de volgende staatsgreep reeds een feit is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's

Crisisbeleid is voor Soedan belangrijker dan democratie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1988

Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's