Uit de kerkelijke pers
De Reformatie
In de Reformatie, het weekblad tot ontwikkeling van het gereformeerde leven, schrijft prof. dr. K. Veling over onderlinge hulpvaardigheid.
We roepen elkaar voortdurend op om eikaars lasten te dragen. De Schrift gaat hierin voor. De dienaren van het Woord vertolken deze boodschap concreet. En de echo's klinken in huisbezoeken, wijkavonden en verenigingsgesprekken. Inderdaad, we : moeten elkaar helpen.
Maar deze aanmaning heeft een keerzijde waar we minder vaak bij stil staan. We moeten ons door elkaar laten helpen. Waar iemand helpt, daar wordt . ook iemand geholpen.
Waar iemand een ander helpt dragen, daar moet ook iemand erkennen dat zijn last te zwaar is om zelf te tillen. Dit laatste kan ook een last zijn.
De oproep aan de gemeente om elkaar 'tot een hand en een voet' te wezen, kan door iemand die in een bepaald opzicht niet zo sterk is, gehoord worden als een bevestiging van eigen tekort.
En voor wie z'n handen vol heeft aan wat God hem of haar te dragen geeft, voor wie zelf dus wel wat steun zou kunnen gebruiken, kan de uitdrukking 'gemeenschap der heiligen' een dreigende klank hebben.
Helpen is immers de norm. De Here Jezus heeft gezegd: het is zaliger te geven dan te ontvangen.
Het is de opdracht van de geholpenen dit aan de helpers te gunnen. Trouwens, sterke, wat hebt u, dat u niet ontvangen hebt?
Diakonia
Staffunctionaris Binnenlands Diakonaat bij het Centrum voor Zending en Diakonaat Jan Willem van der Molen schrijft in het maandblad voor gereformeerd en hervormd diakonaal werk "Diakonia" over armoede in Nederland.
Je hoort wel eens de opmerking dat we toch allemaal een stapje terug moeten. Helaas is het zo, dat voor een groeiend aantal mensen dat stapje terug doen betekent: in de afgrond vallen, in een uitzichtloze situatie terechtkomen. In ons land wonen 800.000 mensen die tot de 'echte minima' behoren. Het betreft dan ouderen die alleen een AOW-uitkering hebben, langdurig werklozen, één-ouder gezinnen met een vrouwelijk gezinshoofd, mensen met een WAO-uitkering, kleine zelfstandigen zoals. winkeliers en boeren. Binnen die groeperingen zijn vrouwen en migranten oververtegenwoordigd. Met het oog op de vrouwen wordt in dit verband wel ge-' sproken van feminisering van de armoede: leven met een minimum blijkt vooral een vrouwenzaak te zijn.
Het griezelige is dat het aantal mensen dat van een minimum-inkomen moet rondkomen stijgt. Nu zijn het er 800.000, in 1984 waren het er 260.000.(...)
Heel ernstig is dat blijkt dat, wanneer je eenmaal in een minimumpositie zit, je daar bijna niet meer uitkomt. Uiteraard geldt dat in de eerste plaats voor ouderen boven 65 jaar, maar ook voor alleenstaanden jonger dan 65 jaar, één-ouder gezinnen en meer-persoons huishoudens zonder kinderen.
Een zeer belangrijk deel van de uitgaven wordt gevormd door de woonlasten (huur en energiekosten). Voor 18 procent van alle huishoudens met een minimum-inkomen blijkt dat aandeel meer dan 50 procent van de uitgaven te zijn, terwijl 30 procent een aandeel heeft tussen de 41 en 50 procent. Het totale gemiddelde ligt bij 40 procent.
In de Bijbel staan veel opmerkingen over de onderdrukking van weduwe, wees en vreemdeling. Telkens weer wordt daar tegenover gesteld wat God vraagt. God kiest voortdurend hun kant. De profeten hebben felle kritiek op de koningen die niet meer opkomen voor het recht van de armen. Ze zeggen de onderdrukkers het oordeel aan. God wil gerechtigheid, er dient recht gedaan te worden aan de armen. Hierin ligt de opdracht voor het diakonaat, ook als 'gangmaker' binnen de kerkelijke gemeente. Het diakonaat heeft immers tot taak niet alleen brood te geven aan wie hongert maar ook recht te doen aan wie wordt verdrukt. Dat betekent dus keuzes maken.
Voor wie kies je? Het gemakkelijkste is het als je kiest voor de machthebbers, de rijken. En wie is er niet voor rust, ook rust in de kerkelijke gemeente? Waarom moet je de mensen lastig vallen met allerlei misstanden in de samenleving?
Kontekstueel
In Kontekstueel, het tijdschrift voor gereformeerd belijden nu, een blad dat uitgaat van het Landelijke Overlegorgaan "Ph. J. Hoedemaker", bevraagt ds. G, Hette Abma de Zoetermeerse predikant ds. T. Poot onder meer over modaliteiten binnen de Hervormde Kerk.
Men heeft bij de invoering van de nieuwe kerkorde verwacht, dat de oude richtingenstrijd overwonnen zou zijn. Men sprak liever van modaliteiten. Het gaat om één en hetzelfde geloof, al is de modus van de beleving verschillend. Toch geeft hel beeld van het kerkelijk leven te zien, dat er bitter weinig veranderd is. Met de titel van een boekje over deze realiteit zou ik willen vragen: Kan het anders?
Zeker. Maar dat vraagt van ieder, dat hij in grote trouw aan wat hem geschonken is de bereidheid heeft dat in te brengen in het geheel. En dat niet als enige stem, waaraan alle anderen zich moeten onderwerpen. Als je zo in de kerk staat kan het anders! Je brengt in liefde in wat jij ervan verstaan hebt en bent ook tegelijk bereid om naar anderen te luisteren. Samen met alle heiligen kun je de lengte, breedte, hoogte en diepte van het heil ontdekken. In dat proces wordt duidelijk wat eruit moet vallen. Dat gebeurt alleen in die konfrontatie.
Haltjema heeft jaren geleden in zijn boek over 'de richtingen' tegen een zeer been geschopt, door te zeggen, dat de Gereformeerde Bond tot het sekte-type behoort. Is dat een ontdekkend woord?
Je wordt sekte, zodra je jouw verstaan van het evangelie als de enige wijze van verstaan naar voren brengt. Wanneer je zegt: Ach, waren nu allen zoals wij! Als praeses van de P.K.V. heb ik vaak de vertegenwoordigers van de Gereformeerde Bond uitgedaagd: willen jullie verklaren, dat jullie stem klinkt als één stem in het geheel van de kerk? Dat je zegt tegen de anderen: jullie hebben ons nodig, maar wij jullie ook? Ik heb nooit één Bonder dat horen zeggen.
Heeft een richtingsorganisalie niet in zich, dat er gekeken wordt naar de groep van gelijkgezinden? Slaan de zich profilerende organisaties dan ook de gezondmaking van de kerk in de weg?
Dat denk ik zeker. Ik heb altijd gepleit voor de Gereformeerde Bond als een beweging. Ik weet wel dat wanneer je de gereformeerde stem wilt laten horen er ook een organisatie-vorm gezocht moet worden. Maar het wordt als tot een partij met een reglement en een discipline... En dat gebeurt. Het is jammer, dat de Jongebreur-lijn het toch verloren heeft. Dat is natuurlijk niet nieuw. Deze strijd is er altijd geweest. Het is een vitium orginis.
Toch heeft dat niet kunnen voorkomen dat er een groep rond 'het gekrookte riet' ontstaan is.
Die stem moet ook gehoord worden. Het is verkeerd, dat die mensen in het zwarte (... red.) hoekje gezet worden. De oprechte vertegenwoordigers -er zitten in die kring veel meepraters- vertolken een authentiek geluid. Dat mag in de vreze des HEREN niet afwezig zijn. Als in de organisaties van de Bond alles geolied wordt, de machines dreunen, het gebouw verrijst, dan is het goed wanneer er mensen opstaan, die zeggen:weet je nog van kermen? Of ben je blij met je kathedraal? Nou, dat is een goede zaak.
Maar zo kan er ook weer een klein gebouw naast verrijzen!
Dat is hun zorg. Als kermen weer een organisatie wordt, ben je weer fout.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's