„Ik heb mij altijd geroepen gevoeld om voorop te lopen"
De unieke loopbaan van Jan Blaauw: van straatagent tot hoofdcommissaris
Hoofdcommissaris Blaauw zwaait af. Na 38 jaar politiewerk zet hij een streep onder een unieke carrière. Niet eerder drong een straatagent tot zo'n hoge politiefunctie door. Als rechercheur boekte hij het ene succes na het andere. Als commissaris verwierf hij landelijke bekendheid. Met zijn uitspraken over de bestrijding van de drughandel en de georganiseerde misdaad deed hij veel stof opwaaien. Ook na zijn afscheid zal Nederland nog van hem horen: Blaauw gaat zijn memoires op papier zetten. In gesprek met een man die zich geroepen voelt om voorop te lopen.
Jan Blaauw heeft er nooit doekjes om gewonden. Werkkampen voor vandalen, gedwongen behandeling van drugsverslaafden, het tot de bedelstaf brengen van handelaren in verdovende middelen en levenslange gevangenisstraffen voor zware criminelen. „Ik heb altijd gezegd wat ik vond dat gezegd moest worden".
Hij heeft zich voor honderd procent aan de politie gegeven. „Ik vind het gewoon een leuke baan. Er zit spanning in, uitdaging, elke dag wat nieuws". In het bedrijfsleven zou hij zich meer gebonden hebben gevoeld. Het zou vergeefse moeite zijn geweest hem daarvoor te benaderen. „Ik heb de stellige overtuiging dat het bedrijfsleven publiciteit, anders dan "free publicity" in het kader van reclame, niet op prijs stelt. Nou, als dat bij de politie ook zo zou zijn geweest, was ik al lang uitgeteld".
Diender
Van straatagent tot hoofdcommissaris. Johannes Albertus Blaauw wilde bij de rijkspolitie, net als zijn vader. Hamertenen, stelde de keuringsarts misprijzend vast. Blaauw liet zich onmiddellijk opereren en meldde zich voor een herkeuring. Bij de rijkspolitie was geen plaats meer, wel bij de gemeentepolitie. Hij kon kiezen uit Rotterdam en Amsterdam. „Je moet het zelf weten, maar je moet niet naar Amsterdam gaan", adviseerde zijn vader. De uit Drenthe afkomstige Jan Blaauw, toen 21 jaar oud, koos voor het Rotterdamse korps. Een keuze die hij geen seconde heeft betreurd. „Mijn vader had het bij het rechte eind", blikt hij terug.
In z"n vrije uurtjes blokte straatagent Blaauw vijf jaar lang voor het inspecteursdiploma. De bekroning van deze zelfstudie noemt hij het mooiste moment uit zijn leven. „Dat was iets waarvan ik alleen maar had kunnen dromen. De ene avond had ik nog avonddienst als agent gedaan. Dan trek je je uniform uit met je twee strepen erop en je trekt de volgende ochtend een heel ander aan, met twee sterren erop".
Al tijdens zijn studie stak agent "Blaauw op eigen kosten zijn. licht op bij politiekorpsen in Parijs en Chicago. Later volgden opleidingen bij de Amerikaanse FBI en het Engelse Scotland Yard. De ster van de jonge inspecteur steeg onstuitbaar. In 1973 doorbrak hij de bestaande bevorderingstradities en werd hij benoemd tot commissaris. Vorig jaar volgde een promotie tot hoofdcommissaris en plaatsvervangend korpschef. Hij poogde nog eenmaal hogerop te komen, maar voor de functie van korpschef werd hij afgewezen. U heeft altijd gezegd wat u wilde zeggen. Ü heeft er nooit doekjes om gewonden. U vindt dat een eigenschap van een leider. Wat voor leider bent u?
„Ik wil daar niet filosofisch over doen. Ik heb mij altijd geroepen gevoeld om voorop te lopen, om mensen het goede voorbeeld te geven, om mensen de richting te wijzen. Verantwoordelijkheden nemen vind ik ook een belangrijke zaak voor een leider. Wel degelijk je mensen mee laten praten, maar de boel niet laten verzanden in oeverloos geleuter. Je hoort het aan, je weegt het af en je beslist. Niet bij hand opsteken, want jij beslist als leider, alles gewikt en gewogen hebbend". „Men noemt dat wel eens autoritair en ik denk dat dat tot op zekere hoogte ook zo is en tot op zekere hoogte ook zo hoort te zijn, maar dan wel positief geschetst. Anders gezegd, niet met uitsluiting van opvattingen van anderen. Wat ik niet ben en ook nooit heb willen zijn, is een onderdeel van een collectief leiderschap. Ik geloof er niet in dat we het m&t z'n allen wel zullen regelen. Er horen leiders te zijn, mensen die voorop lopen". U bent degene die beslist?
„Ja, en dat doe ik redelijk snel. Er zijn situaties, laten we zeggen een operationele aangelegenheid, waarin ik bij wijze van spreken binnen seconden heb te beslissen. Maar er zijn ook zaken waarin ik zeer zorgvuldig te werk ga, omdat het menselijk element sterk meespeelt. Wanneer ik op mijn fietsje door de polder rij, kom ik wel tot een oordeel, een beslissing. Ik heb in dat opzicht, als ik terugkijk, zeker zoveel beslissingen genomen ergens in de polder als achter het bureau". Een voorbeeld van een snelle beslissing?
„Ik herinner mij een situatie waarin iemand dreigde de baby van nog geen jaar te zullen doodsteken als z'n exvrouw op een bepaald tijdstip niet naar zijn woning kwam. Bovendien zou dat ook gebeuren als zij zou binnenkomen met de politie in haar kielzog. Onze achtergrondkennis over de man leerde dat hij dat voornemen inderdaad zou uitvoeren. Het ging erom het arrestatieteam op tijdstip X naar binnen te laten gaan, dus tot actie te laten overgaan om die man te arresteren".
„Op een bepaald moment moet jij dan het sein geven: Nu doen. Dat heb ik gedaan. Dat arrestatieteam -dat zijn geweldige kerels— heeft twaalf seconden nodig gehad om op twee hoog binnen te komen en die man te arresteren. Je neemt zo'n beslissing en dan staat het zweet natuurlijk in je handen. Het liep goed af. Je moet er echt niet aan denken dat het verkeerd zou zijn gegaan. Angst is natuurlijk een slechte raadgever. Dan blijf je nergens. Dus je probeert het zo koel, zakelijk mogelijk te beredeneren en vervolgens te beslissen". U hebt er ongetwijfeld ook wel naastgekleund?
„Ja. Ik heb er eens naastgekleund, ik zou haast zeggen: "nationwide". Ik heb in een ontvoeringszaak van een bankvrouw uit Spijkenisse razendsnel moeten beslissen of we foto's zouden tonen van de verdachten. Ik wilde honderd procent zekerheid dat we hen als daders zouden kunnen aanmerken, voordat ik met foto's op de tv kwam. Die honderd procent zekerheid werd mij aangereikt door bewijsmateriaal. Twee dagen later bleek dat daar een vergissing in zat".
„Dat is gewoon een misrekening geweest, maar ik heb beslist dat we die foto's zouden laten zien. Ik maakte een verkeerde inschatting op basis van informatie, een miskleun. Je hebt er een paar dagen flink de pé in maar je moet er niet te lang over leuteren. Dat is fout gegaan en dan moet je niet proberen met enorme rookgordijnen er nog een draai aan te geven". Bent u zelf een goede rechercheur?
„Och eh, ik zou dat graag aan de beoordeling van anderen over willen laten. Ik heb altijd graag gerechercheerd en ik heb vaak met succes gerechercheerd. Ik vond het als jongere inspecteur en hoofdinspecteur altijd schitterend om op straat en niet achter het bureau, situaties op te zoeken waar iets te rechercheren was, waar ik iets kon vinden. Ik heb daarbij in al die jaren veel aanhoudingen verricht, mensen gepakt, successen gehad".
„Men heeft wel eens gezegd dat ik de rottigheid aantrek. Ja, als ik op straat liep, of het nou overdag of 's nachts was, had ik mijn oren en ogen wagenwijd open. Je moet de mensen aankijken en dan is er echt veel te verdienen. Rechercheren vind ik een geweldig vak. Eerst op straat en daarna in een verhoorkamer je zaak opbouwen, soms op basis van geringe aanwijzingen. Met weinig bewijsmateriaal de waarheid op tafel proberen te krijgen". Hebt u ooit bewondering gehad voor criminelen?
„Bewondering? Laat ik proberen dat goed onder woorden te brengen. Punt één, ik heb nooit enig respect, ontzag, bewondering of wat dan ook, zelfs ook maar begrip, kunnen opbrengen voor geweldscriminelen. Ik heb voor misdrijven waar geweld aan te pas komt, geen goed woord over. Ik heb wel voor inbrekers en oplichters, maar vooral voor de notoire inbrekers van mijn jongere jaren, waardering kunnen opbrengen. Zij zagen kans om een inbraak dusdanig op poten te zetten, de spullen weg te werken en zo weinig sporen achter te laten, dat je als politie betrekkelijk voor joker zat".
„Ik herinner mij een inbreker, een man die toen in de vijftig was, een vent die nooit geweld zou gebruiken. Een echte notoire inbreker, die in de regel met gabbers van zijn leeftijd op pad ging, maar één keer de fout maakte om met jongelui op pad te gaan. Die kletsten te veel. Die man had de gewoonte als je hem hoorde en als je zei: „U wordt verdacht van die inbraak en dit en dat is weg, juwelen of bontmantels of weet ik veel wat, dat hij met droge ogen en een stalen gezicht zei: „Dat is ook wat. En u verdenkt mij van die inbraak? Tsjonge jonge toch. Het is wat hè". Maar, zei hij, weet u wat u doet, meneer Blaauw, leg uw kaarten maar eens op tafel, dan kunnen we eens kijken hoe het er bijstaat". Dan zat je met z'n tweeën in een verhoorkamer tegenover zo'n vent. Ik heb daar toch wel wat afgelachen hoor".
„Ik heb die zelfde vent eens samen met m'n maat toch in een hoek gekregen door hem een hele reeks concrete vragen te stellen. De antwoorden, zoals hij die gaf, tikten we letterlijk op. Na zo veel vragen bleek dat hij zichzelf tegensprak. Het ging om een enorme kraak. Ik hoor het hem nog zeggen: „Ik hou ermee op". Wij zeiden: „Joh, zul je het hele verhaal niet eens vertellen". Dat was hij dan wel van plan, maar hij wilde dan eerst graag een halve kip hebben. Toen hebben we een halve kip voor hem gehaald en was het verhaal verder fond".
„We hebben eens een oplichter gehad, in de tijd dat oplichting nog echt oplichting was, niet die tijd van grote miljoenenfraudes van vandaag, en die plaatste advertenties in de trant van: „Wilt u snel rijk worden, stuur dan vijf gulden naar adres zus en zo voor advies". Die mensen kregen allemaal een kaartje waarop stond: „Dan moet u hetzelfde doen als ik"". Dat waren andere criminelen dan de tegenwoordige georganiseerde misdadigers?
„Nu heb je te maken met mensen die in de verdovende-middelenhandel zitten, die uitsluitend uit zijn op geld ten koste van de gezondheid van jongeren. Dat vind ik afschuwelijke misdrijven. Ik ben daar nogal tegen tekeer gegaan, omdat ik vond en vind dat hier de volksgezondheid in het geding is en de samenleving wordt geconfronteerd met parasieten, die zich ten koste van het leed van vele duizenden verrijken. Het zijn eenvoudigweg gewetenloze criminelen. Ik heb het altijd tot mijn taak gerekend die te bestrijden". Kunt u het karakter van het Rotterdamse korps omschrijven?
„Het Rotterdamse korps heeft zich altijd gekenmerkt door daden en niet door woorden. Dat vind ik een goede zaak, want je moet met name op je uitvoering beoordeeld worden. Ik heb het Rotterdamse korps in die 38 jaar leren kennen als een bruisend korps, een korps dat hard wil werken, loyaal is in alle opzichten, naar de burger, naar het bestuur, en een korps dat houdt van de schouders eronder. Dat heeft mij altijd het plezier gegeven waarmee ik het korps gediend heb". Hoe komt het toch dat de korpsen van twee wereldsteden, Rotterdam en Amsterdam, zo sterk van elkaar verschillen?
„Ik weet het antwoord niet. In Amsterdam heerst klaarblijkelijk een andere sfeer dan bij ons. Het verschil is heel moeilijk onder woorden te brengen. Wij denken: „Joh, je kletst maar een eind weg, maar wij doen het gewoon". Ik heb wel eens de indruk dat men in Amsterdam zegt: „Het is aardig weer vandaag, gesellig hè. en de rest... daar zullen we 't straks wel eens over hebben"". Is het toeval dat juist de grote corruptieschandalen in Amsterdam plaatsvonden en niet in Rotterdam?
„Wij hebben ook wel eens problemen, ik zal de laatste zijn om dat te ontkennen, maar in Amsterdam is inderdaad nogal eens wat heisa. Dat is eigenlijk altijd al zo geweest. Ik ben nog eens een tijdje eerste commandant geweest van de Rotterdamse waterwerpers en die moesten we met de regelmaat van de klok naar Amsterdam rijden. Dan moesten we als bemanning uitstappen en dan nam Amsterdam ze over. Daar hadden we altijd de smoor in, want we hadden dolgraag meegerausd".
„In Amsterdam wordt vaak een zigzagbeleid gevoerd. Daar is het fabeltje begonnen van de gratis heroïne. Daar is men tolerant ten aanzien van de hasjwinkels, met het gevolg dat ze als paddestoelen uit de grond schieten. Men heeft daar ook de rotzooi op de Zeedijk uit de hand laten lopen, waardoor de politie zich daar alleen nog met patrouilles van weet ik hoeveel man kan vertonen. Een onduidelijk, zo niet volstrekt onduidelijk, beleid is daarmede debet aan". Met de Haagse politiek heeft u nooit zo goed overweg gekund. Waarom niet?
„Ik heb hier in de loop der jaren vele politici over de vloer gehad en mijn betoog is altijd geweest: „Praat nou niet alleen met mij". Wat ik zo graag zou zien, is dat een politicus een aantal weken meeloopt met dienders, om te zien» wat er gaande is. Een uniform kan hij zo krijgen en laat hij dan eens mee de straat op gaan. Dat aanbod heb ik meermalen gedaan, maar ik heb er nog nooit een gehad die daar op in is gegaan".
„Ik denk dat men in Den Haag uitspraken doet en standpunten inneemt op basis van te weinig informatie, vooral van het front. Laat nu gewoon de dienders en de rechercheurs eens vertellen wat ze niet kunnen doen vanwege te weinig geld en mankracht. Laat de politici eens luisteren bij een wachtcommandant wat zich daar aanmeldt en wat men moet laten schieten. Die automatisering is schitterend, maar een computer vangt nog steeds geen boeven". Vindt u intuïtie belangrijk?
„Ja, al is het erg subjectief. Ik ben erg vaak op mijn intuïtie afgegaan en daardoor heb ik een aantal malen misgekleund. Maar in veel meer gevallen was het raak. Wat het nu precies is, valt moeilijk te zeggen. Ik zal een simpel voorbeeld geven. Ik ga op een avond naar huis en kom langs een winkelstraat, waar ik twee knapen zie lopen. In hef voorbijfietsen kijk ik hen aan en zij kijken mij aan. Ik denk: Hé, die kijken tochwat merkwaardig. Ik fiets door en kijk even later om. Op hetzelfde moment kijken zij ook om. Dan gaat je intuïtie werken. Ik ga terug en schiet ze aan met de vraag waar ze vandaan komen. Terwijl ik sta te praten, zie ik dat ze een vrij dikke buik hebben. Dus vraag ik: „Mag ik eens kijken wat je onder je jas hebt?" Ik geloof vier of vijf flessen jenever. Net gejat". .
„Met paragnosten heb ik me nooit opgehouden. Daar moet ik echt niets van hebben. Al die mooie verhalen mik ik zo in de prullenbak. Alleen bij vermissing van kinderen maak ik een uitzondering, om de ouders tegemoet te komen. We hebben er overigens nog nooit resultaat mee gehad". Ligt u wel eens wakker van depolitie? l
„Er zijn situaties waar je slecht aan kunt wennen. Aan moord op kinderen"! heb ik nooit kunnen wennen. Dat heb ik altijd iets verschrikkelijks gevonden en daar kun je wakker van liggen. Dan word je geconfronteerd met menselijk leed en dan heb je ontstellend veel met mensen te doen. Voor de rest neem je wel eens problemen mee naar bed en word je er wel eens wakker van. Ik heb geleerd dat je in dat geval beter vroeg op kunt staan om op je fiets te klimmen en in plaats van rechtstreeks naar hier door het Kralingse bos te gaan. Dan kom je ook een heel eind uit de problemen". Verveelt u zich wel eens?
„Ik heb me nog nooit verveeld. Ik heb in al die jaren slechts een paar dagen" thuis moeten blijven voor een griepje of iets dergelijks. En het aantal dagen dat; ik met enige tegenzin naar het bureau!' ging, is op de vingers van één hand te tellen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's