Onze oude smalle paden zijn nog niet het smalle pad van de Schrift
Verslaggeving in RD was onzorgvuldig en commentaar zelfs onheus
WAALWIJK - De eer valt niet iedereen te beurt de ene dag onderwerp te zijn van een opvallende, van veelbetekenende foto's voorziene, verslaggeving en de volgende dag subject te zijn van een commentaar op de voorpagina, geschreven door de hoofdredacteur zelf. Zeker na lezing van het commentaar was er weinig eer meer te behalen en was het onderwerp geworden tot lijdend voorwerp.
Als je je eerst in de verslaggeving en vervolgens zeker in het commentaar geen recht gedaan voelt, dan vraag je je af wat je moet doen. Na telefonisch contact met de hoofdredacteur -overigens de eerste keer dat we elkaars stem hoorden- is uiteindelijk besloten gebruik te maken van de opiniepagina. Niet zozeer vanwege de eer en een vorm van rehabilitatie —immers het kwaad is al geschied en het leed reeds geleden - als wel om de zaak zelve. Een zaak die ons zo zeer ter harte gaat, hetgeen gelukkig en tot onze troost niet onopgemerkt is gebleven, nl. het geestelijk welzijn en het behoud van onze jongeren.
Elkaars verlengde
Ter zake dus. Als ik het goed begrepen heb, gaat het om drie dingen. In de studie die broeder Kole en ondergetekende de kerken ter bezinning hebben aangeboden, zou sprake zijn van een visie op geloof en catechese die de toets der 'bevindelijk gereformeerden' onmogelijk kan doorstaan. Het ware geloof en het historisch geloof zouden 'nogal sterk in eikaars verlengde gezien worden en bovendien zou onze benadering een sterk verbondsmatig karakter dragen, ja het geloof zou zelfs te 'leren' zijn. Vervolgens wordt -laten we het vriendelijk zeggen- op z'n minst de suggestie gewekt dat deze onze visie en benadering niet weten van „de diepe kloof die er door de zonde geslagen is tussen God en mens" en ook niet van „de weg van de waarachtige bekering, waarbij een wonder moet gebeuren wil een mens tot geloof komen".
We stemmen toe -en wij vinden dat bepaald niet verkeerd, integendeel, we achten het een betekenisvolle zaak- dat in onze visie de catechese een verbondsmatig karakter draagt. Immers in onze gereformeerde traditie is catechese toch de weg van doop naar avondmaal? Men leze de laatste studie van dr. W. Verboom er nog eens op na. En als dat niet afdoende en overtuigend zou zijn, kunnen we lezing van het kort begrip van de Catechismus van Geneve, geschreven door Johannes Calvijn zelf, aanbevelen.
Dit kort begrip moesten de kinderen van 10 a 12 jaar opzeggen teneinde toegang te krijgen tot het avondmaal. Vraag 83 in dat kort begrip luidt: „Zijt gij .gered?" En het voorgeschreven en 'aan te leren' antwoord luidt even kort als krachtig: Ja. Is dat 'aangeleerd' geloof? 'Geleerd' in de werkplaats van de Heilige Geest, want zo mag je het catechisatielokaal en de kerk toch wel noemen? Dat de Heilige Geest lerend, inleidend en overtuigend bezig is en blijft, is waarachtig een groot Godswonder. Dat Hij daarvoor als regel gewone mensen en gewone menselijke middelen gebruikt, is dat niet minder. En zodoende bevestigt God het verbond met Abraham, Zijn vrind, in de lijn der geslachten van kind tot kind.
De suggestieve opmerkingen die de hoofdredacteur voorts meent te moeten maken, laten we geheel voor zijn rekening en verantwoording. Wij herkennen ons er in geen enkel opzicht in en voelen ons gans geen recht gedaan.
Nieuwe wegen
Het tweede waar de hoofdredacteur kennelijk moeite mee heeft, is de ruimte die bepleit wordt voor het zoeken naar nieuwe wegen. Hoewel hij in dat ene zin zegt „niet voorbij te willen gaan aan nieuwe pedagogische en didactische inzichten", lijkt hij in een andere zin weer veel terug te nemen als hij ervoor pleit -beducht voor een evangelie naar de mens (hetzij in oecumenische of in meer evangelische zin, sic!)- tegen de stroom op te roeien, het smalle pad te blijven betreden en het pand te bewaren. Dit vereist op z'n minst een nadere toelichting van hem.
Juist in onze studie voeren we een pleidooi voor het niet voorbijgaan aan nieuwe pedagogische en didactische inzichten. Dus daarin zijn we het kennelijk eens! En wij voeren dat pleidooi niet zomaar uit de losse pols. We onderbouwen onze stellingen en we doen het alles met het oog op het bewaren bij het pand van onze jongeren.
Laat de hoofdredacteur gerust zijn, ook wij willen tegen de stroom oproeien, ook wij willen staan voor een verdergaan in de weg die ons door onze ouders is gewezen. De vraag is alleen -gelet op de gigantische omslag in de cultuur die we thans beleven, waarbij God geen relevante factor meer is in ons (samen)leven— hóe je dat doet. Doe je dat door onkritisch en krampachtig vast te houden aan oude vormen en gewoonten in de weg Van het zelfgekozen isolement? Of doe je dat —om een ander uiterste te noemen— in de weg van kritiekloze aanpassing aan de veranderde nieuwe tijd?
In mijn lezing -ze is na te lezen in het, ook reformatorische, opinieblad Koers van 15 april 1988- heb ik een lans gebroken voor de smalle weg tussen deze beide verleidelijke klippen door. Deze weg is voor ons inderdaad vrij nieuw, en nog nauwelijks aangelegd; de route moet nog verkend worden.
De smalle weg die de Bijbel ons wijst, is ook zo'n weg tussen klippen ter rechter- en ter linkerzijde. Ik hoop dat de weg die aangewezen is, de weg van de Bijbel zal blijken te zijn. We moeten niet klakkeloos aannemen dat de oude, smalle paden die wij mensen aanwijzen en aanprijzen, dezelfde zijn als het smalle pad uit de Schrift. En het pand dat wij koesterend bewaren, behoeft niet hetzelfde te zijn als hetgeen waar Paulus het over heeft.
Het pleidooi voor vernieuwing van catechese en liturgie is voorts gedaan met een nadrukkelijk beroep op Calvijn. Waarom vermelden noch verslaggever noch commentator dit? We zullen maar aannemen dat hun pennen van schrik stopten met schrijven toen ze hoorden wat Calvijn voor ogen stond. Men leze o.a. de laatste studie van dr. T. Brienen. Een boek dat in het RD zonder één woord van kritiek is besproken en hartelijk ter lezing is aanbevolen!
Een illustratief verhaal in het verband van bewaren van het pand lijkt mij dat van de man die het hem geschonken talent in de grond stopte uit angst. Angst is een slechte raadgever. En vernieuwing is een voluit bijbels woord! Wij willen een discussie over verandering, vernieuwing omdat wij (voor)zien dat het niet langer meer kan zoals het thans veelal nog gaat. Wij hebben problemen gesignaleerd, nl. die van de binnenkerkelijke secularisatie. Vandaar. Ziet de hoofdredacteur deze problemen ook? Zo ja, wat denkt hij er dan concreet aan te kunnen doen?
Koers van COGG
Het derde waar de hoofdredacteur zich zorgen om maakt is de koers van het COGG. Immers, op de jaarvergadering van het contactorgaan werden bovengenoemde zaken aan de orde en ter discussie gesteld. Ook op dit punt is de hoofdredacteur niet geheel duidelijk. Hij zegt de verdeeldheid in de gereformeerde gezindte te betreuren, maar voegt er direct een voorbehoud, een beperking, aan toe. Een min of meer beperkte c.q. voorwaardelijke droefheid dus. Het lijkt me dat waarachtige droefheid veelal spontaner is.
Is er nu wél droefheid over de verdeeldheid of niet? En zo ja, waaruit blijkt die dan? Toch niet uit de onzorgvuldige verslaggeving en de onheuse bejegening in het commentaar? Zo wordt immers de verdeeldheid eer aangewakkerd dan bestreden. Waarom dan niet gehoor gegeven aan de gedane oproep om de handen daadwerkelijk ineen te slaan?
Waarom vermeldt uw verslaggever dat over het concrete voorstel om een aantal werkgroepen te formeren, op de conferentiedag verder niet meer werd gesproken? Wat nu? Er is bijna nergens zoveel over gesproken als over dat voorstel. Sterker nog, men is er nog steeds niet over uitgepraat. Het. bestuur van het COGG heeft het op de agenda voor de eerstvolgende bestuursvergadering geplaatst.
Zuinig op COGG
Waarom zijn we niet zuinig op het toch unieke COGG? Hebben we dan zoveel contactorganen waar professoren en studenten, predikanten en gemeenteleden, mannen en vrouwen, jongeren en ouderen uit alle mogelijke kerken broederlijk en zusterlijk elkaar ontmoeten en met elkaar zoeken naar de realisering van de wil des Heren in deze tijd?
Laten we dit deel van het ons toebehorende pand bewaren, zou ik zeggen. Delen en stukmaken is snel gebeurd, ook daarin hebben we als gereformeerde gezindte een armzalige en oneervolle traditie achter ons. Daarvoor moeten we ons wel schamen als we onze jongeren in de ogen kijken. Helen en bouwen gaat ons (nog) moeilijker af. Maar wat niet is, kan komen. Wat we niet kunnen, is te leren.
Laten we in deze bijna God-loze tijd vooral zuinig zijn op elkaar. Moge het RD hierin nogeens tot voorbeeld en ten zegen zijn.
--------------------------------------------------------------------------------------
Op 22 maart werd de jaarlijkse conferentie van het Contact Orgaan Gereformeerde Gezindte (COGG) gehouden. Het thema dat centraal stond, was "Leren geloven in een geseculariseerde wereld". Inleiders waren drs. L. van Driel en drs. I. A. Kole, die vorig jaar een studie over dit onderwerp publiceerden onder de titel "Bij-tijds leren geloven". De verslaggeving van de COGG-conferentie in het RD en het daarop volgende hoofdredactionele commentaar deden drs. Van Driel naar de pen grijpen. In een artikel gaat hij nader in op de kritische opmerkingen die aan zijn adres gemaakt werden. RD-Hoofdredacteur dr. C. S. L. Janse reageert op de bijdrage van drs. Van Driel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's