Vluchtelingen kwijnen in de bamboekampen lusteloos weg
Het Westen vergeet, geloven velen in de grensgebieden van Thailand
In de vluchtelingenkampen van Zuidoost-Azië zijn de verhalen gruwelijk: geschiedenissen vol tragiek. Moord op ouders en kinderen, verkrachtingen, martelingen, bedreigingen, diefstallen. De ellendigen vluchtten voor brute machthebbers, die hen op mensonterende wijze onderdrukten. En het Westen vergeet, zo geloven veel vluchtelingen in het grensgebied van Thailand.
Het leed van de vluchtelingen en ontheemden is in de ogen van hulpverleners eigenlijk onbeschrijflijk. Een 52-jarige Karen-dorpeling kwam uit Birma aan in Thailand met vele littekens op zijn lichaam. Hij was door Birmese militairen mishandeld, tot bloedens toe geslagen en met zijn hoofd naar de grond aan een boom opgehangen. Hij ontkwam. Het Birmese leger verkrachtte twee meisjes, 14 en 15 jaar oud, en sloeg hen bewusteloos. Ze werden achtergelaten in de veronderstelling dat ze dood waren. Nadat ze bij bewustzijn gekomen waren, ontsnapten ze naar Thailand.
In een kamp voor Cambodjaanse vluchtelingen werkt een 30-jarige man. Hij vluchtte in 1979 uit de hoofdstad Phnom Pehn om niet nog een communistisch bewind mee te maken. Hij haat het communisme, dat zijn broers ombracht. Twee van hen werden voor zijn ogen neergeschoten, nadat ze eerst waren gemarteld. Met zijn moeder en oudste zussen trok de man 's nachts naar de grens met Thailand. Over 300 kilometer deden zij ruim een jaar.
De naam Vang Lia betekent sikkel. Een twaalfjarige Hmong-jongen met deze naam stak in 1979 op een zelfgebouwd vlot de brede, snelstromende Mekong, de grens tussen Laos en Thailand, over. De jongen woonde in Laos in een huisje van bamboe. Zijn familie werkte op het land. Van de oorlog, die in het midden van de jaren zeventig woedde, herinnert hij zich niet zo veel. Hij was nog jong. Berichten over slachtingen onder Hmongs door Vietnamese en Laotiaanse militairen bereikten het dorp. De ouders van Vang Lia stuurden hun kinderen het land uit, op de vlucht. In het kamp Ban Vinai in het noorden van Thailand praat Vang Lia met familie, vrienden en buren vaak over de toekomst. Hij is bang en ongelukkig. Hij weet niet wat hij van de toekomst moet denken.
De zorg voor de half miljoen vluchtelingen en ontheemden in Thailand is een christelijke plicht. Zij zijn onze naasten, die op onze weg zijn geplaatst. Vanuit deze overtuiging bestuurt de voormalige leraar aardrijkskunde Kor van der Helm in Bangkok de hulpverlening van ZOA vluchtelingenzorg. De ZOA-directeur voor Azië ondersteunt hulpverleners in de kampen, houdt zich bezig met personeelszaken, bereidt het beleid voor het Nederlandse bestuur voor en bewaakt de vastgestelde budgetten. Met andere, internationale organisaties en de Verenigde Naties lenigt ZOA de meest schrijnende noden van Karen, Cambodjanen, Hmong en enkele Vietnamezen.
Karen-ontheemden
Aan Karen-vluchtelingen uit Birma deelt ZOA, in hulpverlenende samenwerking met andere christelijke instellingen, rijst, ander voedsel, potten en pannen, dekens, muskietennetten, medicijnen en schoolschriften, pennen en potloden uit. De Karen hebben om menslievende redenen van de Thaise overheid toestemming gekregen tijdelijk in Thailand te blijven. Volgens de Thailanders zijn zij geen vluchtelingen, maar ontheemden. De hoge commissaris voor de vluchtelingen van de Verenigde Naties mag zich niet met hen bemoeien, want de status van vluchteling voor de Karen zou de relatie tussen Birma en Thailand geen goed doen. Een klein aantal particuliere organisaties heeft toestemming gekregen de Karen in hun eerste behoeften te voorzien. Verder negeren de Thailanders de Karen en willen zij geen bekendheid geven aan dit vluchtelingenprobleem.
Generatie op generatie hebben de Karen, een bergstam in Birma, een boerenbestaan geleid. In het koloniale tijdperk maakten de Britse heersers in Birma gebruik van de Karen door hen bij het leger en de politie in te zetten. In de Tweede Wereldoorlog vochten de Karen zij aan zij met de Engelsen tegen de Japanners, terwijl de andere stammen in Birma deze gele vijand steunden, omdat zij dachten zelfstandig te kunnen worden. Na de oorlog leidden de nationalisten Birma in 1948 naar onafhankelijkheid. En hoewel de Britten bij de overdracht van het bestuur bedongen dat alle stammen invloed zouden krijgen in de regering, werd snel duidelijk dat niemand iets met de verraderlijke Karen van doen wilde hebben. De Karen besloten de beloofde zeggenschap met geweld af te dwingen. Nadat Birma door een legergeneraal tot een socialistische staat werd uitgeroepen, namen ook andere stammen de wapens op tegen de centraal geleide overheid. Een offensief van het Birmese leger leidde in 1984 tot een massale uittocht van de Karen naar Thailand. De Karen-vluchtelingen lieten in Birma verbrande huizen en gestolen goed achter.
De Thaise overheid beschouwt het verblijf van de Karen als tijdelijk, maar of ooit sprake zal zijn van een vreedzaam bestaan in Birma is een grote vraag. Birmese troepen treden steeds bruter op tegen de boerenbevolking. Zij verwoesten de huizen van de Karen, stelen hun rijstvoorraden, doden de mannen en verkrachten de vrouwen en meisjes. De legerlaarzen van de militairen vertrappen elk recht van de mens. Meer dan een kwart miljoen Cambodjaanse vluchtelingen in Thailand voelt zich vergeten door de machtigen der aarde. Honderdvijftigduizend Cambodjanen in Thailand zijn jonger dan vijftien jaar; 70.000 kinderen zijn nog geen vijf jaar oud. In de bamboekampen groeien boerenzonen op die de rijstvelden nog nooit hebben gezien. Zij kennen de rijst alleen van de blauwe zakken van de Verenigde Naties.
De communistische Rode Khmer greep in 1975 de macht in Cambodja ten koste van duizenden mensenlevens. In de vier volgende jaren had onder het regime van Pol Pot een volkerenmoord plaats, waarbij meer dan een miljoen tegenstanders van het bewind werden omgebracht. Duizenden vluchtten naar Thailand. Op de rijstvelden werd niet langer gewerkt; zij lagen bezaaid met lijken. In 1979 wierpen door de Sowjet- Unie gesteunde Vietnamse troepen het bewind van Pöl Pot omver. Na de Vietnamse invasie vluchtten nog eens ongeveer honderdduizend Cambodjanen, onder wie deze keer bok duizenden leden van de Rode Khmer, naar Thailand. In de kampen stierven honderden vluchtelingen aan ondervoeding en algehele verzwakking. Golven vluchtelingen bleven over Thaise bodem spoelen. Duizenden Cambodjanen trokken de grens over, omdat zij zich via Thailand in de Verenigde Staten wilden vestigen. Thailand sloot in 1980 de vluchtelingenkampen. Nieuw aangekomenen mochten zich nog wel tijdelijk ophouden in provisorische kampementen, maar van hervestiging in een andere land waren zij uitgesloten. „Ieder heeft zo zijn eigen tragiek", berichtte ZOA-directeur Van der Helm vorig jaar rond de Kerstdagen in de plaatselijke krant van zijn oude woonplaats Drachten. „Al tientallen jaren kent dit gebied strijd en de tragedies stapelen zich op. Voor mensen is dit leed nauwelijks te dragen. (...) Eens zou toch de zucht van verlichting moeten komen, aan het eind van die oorlog. Maar wanneer? Juist voor christenen zal het vaak onbegrijpelijk zijn dat de Almachtige God dit heeft toegestaan. Maar dat is vaak het christen-zijn: niet altijd begrijpen en toch aanvaarden".
Organisaties zoals ZOA dragen in de Cambodjaanse vluchtelingenkampen zorg voor huisvesting, sanitair, voeding, medische hulp en onderwijs. Aan Cambodjaanse vluchtelingenkinderen heeft ZOA voetballen en andere sport- en muziekartikelen uitgedeeld. „Dat is geen belachelijke luxe, die in een vluchtelingenkamp niet thuishoort", zegt Van der Helm. „Nee, dat is van wezelijk belang. Vooral voor de kinderen. De kinderen kennen alleen maar het kampleven, van de buitenwereld weten zij niets. Zij zijn te jong voor de verzetsbeweging en te oud om bij hun moeder in de bamboehut te zitten. Toch moeten zij een stuk energie, een stuk agressie kwijt. Geef ze een bal, waartegen ze kunnen trappen. Sport biedt veel mogelijkheden. Iets dat op het eerste gezicht luxe lijkt, is eigenlijk heel zinvol".
Hmong
In het kamp Ban Vinai in het noorden van Thailand draagt ZOA de verantwoordelijkheid voor de gezondheidszorg voor 45.000 Hmong-vluchtelingen. Zij ontvluchtten de bergachtige gebieden van het buurland Laos. De Hmong woonden in China en Noord-Vietnam en trokken 200 jaar geleden de bergen van Laos in. Zij betaalden de Laotianen in het laagland belasting in de vorm van ruwe opium, die zij in de bergen verbouwden.
Op aandrang van de Amerikanen bestreden de Hmong sinds het begin van de jaren zestig de communisten in Laos en gaven zij Amerikaanse gevechtsvliegtuigen die bombardementen uitvoerden op Noord-Vietnam, toestemming op hun grondgebied te landen. Zij waren tot de val van de Zuidvietnamese hoofdstad Saigon in 1975 trouwe bondgenoten van de Verenigde Staten. Aan het einde van de oorlog moesten zij de rekening voor deze steun betalen. De communisten probeerden hen uit te roeien uit vrees voor hernieuwde guerilla acties. Ongeveer 130.000 Hmong vluchtten naar Thailand. Zo'n 60.000 vluchtelingen hebben zich later in de Verenigde staten, Zuid-Amerika, Australië en Frankrijk gevestigd. Voor de achterblijvers in de Ban Vinai wordt de hoop op terugkeer steeds kleiner. Zij wachten al zo lang. De toekomst is bang en onzeker.
Vuilnis
Lusteloos kwijnen honderdduizenden weg in de bamboekampen die het toevluchtsoord Thailand hen heeft laten bouwen. Het Westen heeft de leiders en degenen die gestudeerd hadden opgevangen; de ongeletterden, de boeren, de ouden en de zieken kwamen niet in aanmerking voor vestiging in een derde land. „Het vuilnis blijft achter", zo wordt de huidige vluchtelingeiisituatie wel gekenmerkt door hulpverleners. Wachten zij alleen nog maar op de dood? Zelfmoordcijfers in verschillende kampen tekenen de wanhoop, die naast apathie en fatalisme bezit genomen heeft van de hopelozen. Dozen vol kalmerende middelen en ook opium onderdrukken de trauma's. „Een oplossing is steeds moeilijker te bereiken", meent Van der Helm.
De wetenschap dat de internationale gemeenschap, waaronder ook de ZOA donateurs in Nederland, zich hoe langer hoe minder betrokken voelt bij deze weldoorvoede, maar ontredderde vluchtelingen stemt hem triest. Van der Helm: „De psychische nood is enorm en wordt elke dag groter. Ik zeg altijd: De hulp aan vluchtelingen houdt nooit op".
Dit is het tweede artikel in een serie over vluchtelingen en de hulpverlening door ZOA-vluchtelingenzorg in Thailand.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 april 1988
Reformatorisch Dagblad | 26 Pagina's