Ds. Stoutjesdijk deed intrede te Dordrecht

Ds. Stoutjesdijk bepaalde zijn gehoor bij de roeping Van Ezechiël en stond stil bij de Zender, de gezant en de zending. De predikant wilde zich niet vergelijken met Ezechiël, maar stelde dat een dienaar van God iets zou moeten kennen van deze roeping „want hoe zullen wij prediken zonder geroepen te zijn".
„De Zender, dat is God Zelf. De God die de Geest in Ezechiël gaf. Hij was het die hem steunde in zijn ambtelijke bediening en hem goddelijke volmacht gaf om te spreken". Ds. Stoutjesdijk hield de gemeente voorts voor dat het noodzakelijk is om die God te leren kennen.
„De taak van een dienaar des Heeren is te spreken: Zo zegt de Heere, HEERE. Dat geldt voor de inhoud van elke prediking", aldus de predikant. „Wij mogen niet een eigen mening verkondigen of datgene wat het volk horen wil, want dan staan we buiten de maat waarmee de Heere meet".
Na de prediking werd ds. Stoutjesdijk toegesproken door de consulent, ds. S. van den Oever, die sprak namens de centrale kerkeraad, het ministerie van predikanten en de ring. Namens de wijkkerkeraad sprak ouderling G. Scheurwater. Hij liet de predikant Psalm 84:3 in gewijzigde vorm toezingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen