'Rode revolutionairen' horen drie en 3,5 jaar cel eisen

De 25-jarige 't H. en de 22-jarige De G. vormden met de 20-jarige R. F. het Rood Revolutionair Front. F. werd voor zijn aandeel in de aanslagen en bommenmakerij twee weken geleden door de rechtbank tot behandeling in een psychiatrische inrichting en voorwaardelijke tbr veroordeeld.

Het drietal richtte het front in 1985 op uit onvrede over de houding van de regering tegenover maatschappelijk protest. Zij werden in december 1986 gearresteerd, nadat De G. en F. op 16 november van dat jaar een bom hadden laten ontploffen bij het pand van American Express in Rotterdam. Andere doelwitten van bomaanslagen van het RRF waren het hoofdkantoor van de werkgeversorganisatie NCW, het pand van Neratoom, de Atlantische Commissie en het voorlichtingscentrum van de EG in Den Haag.

De G. had al voor z'n RRF-tijd de nodige -zij het nep- bommen geplaatst. Het eerste doelwit van zijn activiteiten was de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). In augustus 1983 werd bij de dienst een bom geplaatst die bestond uit een tas met knetterende lichtjes. Na de arrestatie van het drietal vond de politie in de Scheveningse duinen het materiaal dat de groep gebruikte voor het maken van de bommen. zelf als een links-liberaal met nationalistische trekken.

't H. voerde als motief voor de aanslagen aan „het besef dat de democratie in Nederland een aanfluiting is, omdat de belangrijkste beslissingen worden genomen in de directiekamers van multinationals en door de NAVO of EG", 't H. beschouwde de aanslagen als een symbolisch protest, zij het dat hij deze soort van protest niet voor herhaling vatbaar achtte. In de toekomst wil hij op een alternatieve manier uiting aan zijn afkeer van het kapitalistische systeem geven.

Medeplichtig

De advocaat van 't H., mr. G. L. de Jonge, beschuldigde in zijn pleidooi het OM van medeplichtigheid aan de aanslagen op het NCW en American Express. De BVD, CRI en de politie zouden De G. en 't H. al sinds juni vorig jaar in de gaten hebben gehouden, maar men zou hen hun gang hebben laten gaan in de hoop de grote vissen te vangen. De officier van Justitie weersprak deze beschuldiging. „Als er in een eerder stadium voldoende informatie was geweest, was er toen ingegrepen".

De Jonge vroeg vrijspraak voor zijn cliënt omdat de arrestatie onrechtmatig was geschied. De advocaat van De G., mr. Rischen, bepleitte opname van zijn cliënt in de inrichting Groot-Batelaar, vanwege een scheefgroei in zijn emoties.

De rechtbank doet 27 april uitspraak.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen