„Ook Urim en Tummim vervuld in Christus"
Promotie prof . Van Dam te Kampen
KAMPEN — „Christus is het hoogtepunt en de vervulling, niet alleen van de oudtestamentische openbaring en de ambten betrokken bij deze openbaring, maar ook van de openbaringsmiddelen in het Oude Testament, inclusief de Urim en de Tummim." Tot die conclusie kwam drs. C. van Dam uit Hamilton (Canada) in zijn proefschrift „The Urim and Thummim" waarop hij gisteren aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt) te Kampen promoveerde tot doctor in de godgeleerdheid. De promovendus is hoogleraar aan het Theological College of the Canadian Reformed Church in Hamilton.
De promotieplechtigheid had plaats in de Lemkerzaal van de hervormde Broederkerk in Kampen. Er waren veel Canadezen aanwezig. Het doel van de studie was het verzamelen en onderzoeken van de gegevens omtrent de Urim en de Tummim om via deze studie te komen tot een beter begrip van deze openbaringsmiddelen en om hun plaats en functie te bepalen in Israël, alsmede in de geschiedenis van Gods zelfopenbaring aan Zijn volk.
Ontwenning
In zijn proefschrift had de promovendus onder andere gezegd dat na de tijd van David geen gebruik meer werd gemaakt van deze openbaringsmiddelen. Als mogelijke reden voerde hij aan dat God zijn volk wilde ontwennen aan het gebruik van materiële openbaringsmiddelen (zoals de Urim en de Tummim) om het te brengen tot een sterkere afhankelijkheid van het Woord van God, zoals geschreven of nog steeds gegeven door de profeten.
Prof. Kamphuis was evenwel van mening dat de promovendus toch enigszins tegenstrijdig was omdat hij juist eerder beweerd had dat God het Woord juist door die middelen tot het volk bracht. Hij wees erop dat het sola fide altijd regel is en dat het sola scriptura daar een nadere toepassing op vormt.
Geen loten
Het proefschrift biedt onder andere een overzicht van de geschiedenis van de uitleg van de Urim en de Tummim, verder worden alle oudtestamentische gegevens behandeld. Dit openbaringsmiddel werd door de promovendus gezet in de bredere context van goddelijke openbaring en menselijk raadplegen van God in Israël. Als meest waarschijnlijke vertaling van beide termen voerde drs. Van Dam „licht(en)" en „volkomenheid(heden) aan. Hij zei dat beslist niet aan een vorm van loten gedacht moest worden.
In het proefschrift stelde drs. Van Dam verder dat de regeerder in Israël afhankelijk was van de priester, zoals blijkt uit de bediening van de verzoening als het gebruik van de Urim en Tummim. Hij stelde daarbij dat het ambt van de koning afhankelijk was van dat van de hogepriester. Dat wijst, zo zei hij, op de komende vereniging van deze ambten in de beloofde Messias. Deze opmerking deed prof. dr. J. Douma vragen naar de relatie tussen het koninklijke en het profetische.
De dertiende stelling was kennelijk bedoeld het onlangs opgerichte Vrijgemaakte Israëlorgaan te stimuleren. Die stelling-luidde: „Het is te betreuren dat er geen zendelingen werkzaam zijn onder de joden namens de Gereformeerde Kerken in Nederland of een van de kerken in het buitenland waarmee zij gemeenschap oefenen".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1986
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 juni 1986
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's