„Sprekende slang" oorzaak scheuring in Geref. Kerken
Hersteld Verband ging later op in Hervormde Kerk
Heeft de slang in het paradijs echt gesproken? Ja, zei de synode Assen van de Gereformeerde Kerken in 1926. Ik weet het niet, zei dr. J. G. Geelkerken, gereformeerd predikant van de Parkkerk te Amsterdam-Zuid. Omdat hij de „zintuiglijke waarneembaarheid" van de gegevens uit Genesis 3 niet wilde erkennen, werd hij ten slotte geschorst. Een aantal gemeenten en predikanten volgden hem en stichtten de Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband. Na twintig jaar buiten het oude kerkverband geleefd te hebben ging de nieuwe groepering in 1946 ten slotte op in de Hervormde Kerk. Deze week, afgelopen donderdag 15 mei, was dat precies veertig jaar geleden. Ter gelegenheid van dit herdenkingsfeit houden oud Hersteld Verbanders en hun nazaten zaterdag 24 mei een ontmoetingsdag in de historische Parkkerk te Amsterdam.
De figuur van Abraham Kuyper (1837-1920) heeft het gezicht van de Gereformeerde Kerken in de eerste decennia van deze eeuw zeer sterk bepaald. Zo sterk dat er sprake was van het ontstaan van een zelfgenoegzaam gereformeerd establishment dat in alles de grote leider verheerlijkte. Het gevolg was dat het oorspronkelijke ideaal van Kuyper, de Herkerstening van geheel Europa, plaats maakte voor bevestiging van eigen verworven inzichten en posities.
Er ontstonden in die jaren de typischgereformeerde bolwerken op het gebied van de politiek, de maatschappij en het onderwijs. De nadruk viel op het vakkundig organiseren van het eigen gereformeerde volksdeel en het in zekere zin rationalistisch hanteren van de (gereformeerde) beginselen.
Jong Gereformeerden
Als reactie op die verstarring groeide in de jaren 1905-1920 een kritische beweging van Jong Gereformeerden. Mensen als J. B. Netelenbos, J. C. Geelkerken, J. C. Aalders, B. Wielenga streefden een vernieuwingsbeweging na die niet de „ruimere" Kuyper weer boven water wilde halen. Zo legde men bijvoorbeeld de nadruk op de wereldomspannende functie van de „gemene gratie" (tegenover de particuliere genade en de „antithese") en de pluriformiteit der kerk (tegenover het besef de enige ware kerk te zijn).
Conflict
De onrust die hierdoor ontstond leidde evenwel tot het koesteren van ook niet-gereformeerde denkbeelden. Zo kwam het in 1919 tot een conflict met de predikant J. B. Netelenbos wegens zijn onzuiverheid op het gebied van het schriftgezag. Ds. Netelenbos noemde de Heilige Schrift „een menschelijke inkleeding van Goddelijke daden en gedachten" en onderscheidde inzake de belijdenis tussen vorm en inhoud.
Een tweede conflict ontstond rond dr. Geelkerken. Deze predikant stelde in een preek over Zondag 3 van de Heidelbergse Catechismus dat het moeilijk was om allerlei bijzonderheden, die Genesis 3 ons bericht, duidelijk uit te leggen. Daarbij noemde hij „de boom des kennis des goeds en des kwaads, de slang en haar spreken, de boom des levens enz."
Een gemeentelid diende daarop een aanklacht in. De kerkeraad verwierp deze klacht als ongegrond. Een heftige brochurestrijd volgde naarmate de zaak „hogerop" kwam. In 1926 werd Geelkerken ten slotte door de synode van Assen geschorst omdat hij weigerde een verklaring te ondertekenen, waarin gesteld werd dat bovengenoemde zaken uit Genesis 3 „in eigenlijken of letterlijken zin zijn op te vatten en dus zintuiglijk waarneembare werkelijkheden waren".
Let wel: Geelkerken ontkende niet het openbarings- of zelfs het historisch karakter van Genesis, maar weigerde dit op te vatten in termen van letterlijke, zintuiglijke waarneembaarheid. Het slot van de geschiedenis was dat naast Geelkerken ook de kerkeraad afgezet werd omdat deze hem gewoon liet preken. Slechts enkele leden kozen de kant van de synode.
In hetzelfde jaar 1926 werd ook de Zandvoortse predikant ds. H. C. van den Brink geschorst omdat deze de handelwijze van de Asser synode, vooral op kerkrechtelijke gronden, had aangevallen. De kerkeraad erkende deze schorsing niet. De predikant en het merendeel van de kerkeraad werden afgezet. Zo ontstond een tweede gereformeerde kerk buiten verband.
Op 1 augustus 1926 gingen beide predikanten voor in elkaars gemeente en herstelden beide gemeenten het verband met elkaar. Zo was op die dag de geboorte der „Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband" een feit.
Ook elders in het land spraken predikanten, andere ambtsdragers en kerkleden zich uit over de zaak. Dat leidde tot schorsing en afzetting van ambtsdragers en censureren of schrappen van gemeenteleden. In december 1926 kwam de eerste classicale vergadering van de kerken van het Hersteld Verband bijeen. Het jaar daarop waren dat er al twaalf. Een bekend persoon die na een kerkelijk proces werd afgezet was de predikant E. L. Smelik (later hoogleraar ethiek van de Universiteit van Amsterdam). Ook de bekende ds. J. J. Buskes, die zich niet met „Assen" kon verenigen, ging naar het HV over. In 1926 nam hij het beroep naar Amsterdam-Zuid aan.
In augustus 1927 richtten de twaalf kerken van het HV zich per brief aan de gereformeerde synode. Zij maakten in die brief de wil kenbaar om mee te werken aan iedere poging tot hereniging. De kerken wilden zich „onvoorwaardelijk buigen voor het gezag der Heilige Schrift als het onfeilbaar Woord van God en zich in oprechtheid gebonden voelen aan de Drie Formulieren van Enigheid en met name geen enkel historisch feit, dat de Heilige Schrift vermeldt of welke andere mededelling en uitspraak der Schrift ook in eenig opzicht betwijfelen of „disputabel" stellen.
Andere koers
Klinkt de taal hier nog vrij calvinistisch, al spoedig zal het HV een andere koers varen. Op 3 maart 1931 nam de classis een Verkaring aan waarin haar theologisch standpunt duidelijk naar voren komt. Zo werd met betrekking tot Gods Woord primair het gezag van de inhoud beklemtoond in plaats van formeel gezag, gegrond op een speciale inspiratietheorie. Verder gingen de algemeen-christelijke geloofsbelijdenissen (het apostolicum, de belijdenissen van Nicea en Athanasius) nu vooraf aan de Drie Formulieren van Enigheid.
Het HV legde de nadruk op het voortgaand en historisch karakter van het kerkelijk belijden. Men wilde zich oriënteren op het ene oecumenische Lichaam van Christus en streefde een openheid na voor „vraagstukken, welke zich in.onze tijd aan ons opdringen".
Het HV was de eerste gereformeerde kerkgemeenschap in Nederland die met een gezangenbundel uitkwam (1933). Onder invloed van Karl Barth brak het met de typisch-gereformeerde antithesegedachte en ging de politieke voorkeur evenzeer uit naar de SDAP als naar de AR en CDU. Het HV voelde zich verantwoordelijk voor het gehele volk. Vandaar ook dat verschillende HV-predikanten na de oorlog terechtkwamen bij de doorbraak (zoals ds. Buskes).
Kerkenordening
In 1936 kreeg het HV een eigen kerkordening. De eenheid van de kerken werd nu niet meer gelegd in de aanvaarding van de Drie Formulieren, maar in de geloofsverbondenheid met de Persoon van Christus. Alleen het apostolicum werd nu nog genoemd. De overige belijdenisgeschriften heetten daarvan een „nadere verklaring".
Een duidelijke standpuntbepaling gaf het semi-officiële „Plaats en koers der Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband", in mei 1937 uitgekomen en geschreven door de predikanten J. Diepersloot en E. L. Smelik. Typisch-barthiaans is hier de angst voor vereenzelviging van eigen woord of kerk met het Woord van God. De bezwaren tegen de Gereformeerde Kerken waren dat men daar te veel over de waarheid meende te „beschikken", terwijl de Hervormde Kerk verworpen werd om haar beginselloosheid.
Toch voelde het HV zich steeds meer aangetrokken tot een brede geestelijke basis van de Hervormde Kerk. Al had men bezwaren tegen de term „vaderlandse kerk" en achtte men de kerkelijke belasting, de zelfstandige kerkvoogdijen en de kiescolleges verwerpelijke instellinegn, men had waardering voor het oecumenisch kerkbesef dat daarin leefde.
De toenadering begon reeds in de oorlogsjaren. Vanaf 1940 belegde mein gemeenschappelijke kerkdiensten en avondmaalsvieringen. De hervormde beweging Gemeenteopbouw begunstigde het proces van toenadering. Op 15 mei 1946 vond tenslotte de vereniging plaats. Een twintigtal predikanten en zogoed als alle gemeenteleden gingen over naar de Hervormde Kerk.
De HV'ers zagen de hereniging als een vervulling van de Acte van Afscheiding en Wederkeer van 1834. In de akte van hereniging stonden de woorden: „in bewogenheid herinneren de Gereformeerde Kerken in Nederland in Hersteld Verband zich de plechtige belofte hunner voorvaderen om weer „gemeenschap te willen hebben met de Ned. Hervormde Kerk zodra deze terugkeer tot de waarachtige dienst des Heeren" Zo keerde de kerk die door de kwestie Geelkerken was ontstaan, weer terug naar de kerk vóór de Doleantie en Afscheiding. „Voor Geelkerken was 15 mei 1946 een feestdag, de bekroning van zijn oecumenisch werk", aldus ds Buskes.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1986
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 mei 1986
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's