Oude heerlijkheid Liseduna en de gemeente Leusden
LEUSDEN — Aan de rand van de Gelderse Vallei en de Leusder heide, maar in de provincie Utrecht en gescheiden door de autoweg van Amersfoort, ligt de gemeente Leusden in een mooie bosrijke omgeving. Opgravingen hebben aan het licht gebracht dat dat gebied al ver voor Christus bewoond moet zijn geweest. Leusden komt ook al heel vroeg in onze geschiedenis voor en werd toen Lisiduna genoemd. Het was destijds een oude heerlijkheid, die in 697 al vermeld werd en die in 777 door keizer Karel de Grote aan de St. Maartenskerk van Utrecht werd geschonken.
De heerlijkheid bestond uit de villa Liciduna die door bouwland omgeven was, riesbossen genaamd Hengestooten (de tegenwoordige buurtschap Henschoten onder Woudenberg), Fornhese, Widock en Mocorath. Het oostelijk deel bestond in hoofdzaak uit water en wilde moerasse broekgronden, die na het jaar 1000 in gedeelten geleidelijk aan ingepolderd werden. Vermoedelijk zal het grootste gedeelte van de heerlijkheid eerst wel uit moeras en water hebben bestaan, waar ook veel waterlelies groeiden; hetgeen namelijk in het oude wapen van de vroegere heerlijkheid Leusden tot uitdrukking komt. Daar staan namelijk in goud drie gesteelde groene plompebladeren op. Plompebladeren zijn de bladeren van de waterlelie.
De boeren die om de villa op het bouwland woonden waren verplicht een tiende deel van alles wat de boerderij opbracht aan hun heer af te staan. In dit geval was het de kerk, of de bisschop van Utrecht. Tevens moesten ze ook nog allerlei heren diensten bewijzen. Van de oogst moest men bovendien nog een derde bewaren om het volgend jaar weer te kunnen zaaien. Het overige was voor de boer en zijn gezin. Men begrijpt wel als het een slechte oogst was, dat het dan voor de boer geen vetpot was.
Schapemest
Een van de boeren was tevens meier, die had te zorgen dat de tienden voor de heer op tijd binnen kwamen. De schuur of het gebouw waar het deel van de heer korter of langer werd opgeslagen heette het Apiker of Spijker, afgeleid van het Latijnse woord spicarium en dat betekent graanschuur. Het land werd bemest met schapemest gemengd met heideplaggen, die ook wel samen met hak en sprokkelhout voor brandstof werden gebruikt; niet alleen voor verwarming, maar ook om het brood te bakken en het eten te koken. Van oudsher waren er op de heerlijkheid vermoedelijk 26 boeren en deze hadden het alleenrecht om plaggen te steken.
Het oude dorpje Leusden was vroeger heel klein. In 1727 stonden er om het elfde-eeuwse romaanse kerkje slechts zeven huizen. Voor 1543 moeten er dat waarschijnlijk wel meer geweest zijn en er stonden toen ook nog twee kloosters bij. Maar in dat jaar werd het oude Leusden door de gevreesde Gelderse krijgsoverste Maarten van Rossum overvallen, geplunderd, en platgebrand, waarbij de beide kloosters geheel werden verwoest. De meesten van de overgebleven bevolking vestigden zich nadien bij de nieuwe ontginning in Leusbroek. Vandaar ook dat men toen in 1827 het oude kerkje, dat van tufsteen was opgetrokken (de stoere vierkante toren met tentdak bleef gelukkig gespaard) de nieuwe kerk niet meer tegen de oude toren aanbouwde, maar de nieuwe kerk in Leusbroek zette waar toen de meeste mensen woonden. En zo is de oude eenzame kerktoren alles wat er nog van het oude Leusden overgebleven is, maar die zeer terecht symbolisch in de vlag van de nieuwe gemeente Leusden is opgenomen.
Samenvoeging
De tegenwoordige gemeente Leusden is in 1969 ontstaan door samenvoeging van de toenmalige gemeenten Leusden en Stoutenburg en beslaat thans een oppervlakte van ruim 6000 ha. Ze is daarmee nu in oppervlakte de grootste gemeente van de provincie Utrecht. In deze nieuwe gemeente bevinden zich nu vier dorpen of wooneenheden: onder andere Leusden-centrum, dat het vroegere dorp Hamersveld is en in 1960 nog nauwelijks meer dan 400 woningen telde. Nu is dit inmiddels meer dan vertienvoudigd. Vervolgens Leusden-Zuid, het vroegere Leusbroek, dat in de Middeleeuwen door ontginning is ontstaan en zich kort langs en bij de weg van Amersfoort naar Woudenberg bevindt. In de Tachtigjarige Oorlog is de bevolking hier overwegend protestants geworden; in tegenstelling met die in Hamersveld, die overwegend rooms-katholiek bleven. Verder Achterveld dat in 1382 reeds in oude oorkonden vermeld werd. En ten slotte het dorpje Stoutenburg, dat ontstaan is bij het oorspronkelijke kasteel Stoutenburg dat in 1252 door Walter van Amersfoort gebouwd werd als een vesting tegen de Geldersen, maar dat in 1543 toch niet kon verhinderen dat de Geldersen het oude Leusden plunderden en platbrandden. In de loop der eeuwen is het slot enige malen drastisch verbouwd. Johan van Oldebarneveld heeft er destijds ook nog gewoond. Verder behoren de buurtschappen Bavoort, Waterloo, het natuurgebied Den Treek, de Leusderheide en vanzelfsprekend Oud Leusden tot de nieuwe gemeente.
Het wapen van de gemeente Leusden, dat bij Koninklijk Besluit van 12 november 1969 is vastgesteld, telt vier kwartieren, waarvan het eerste de plompebladeren van het wapen van de vroegere heerlijkheid Leusden toont, het tweede de zes lelies van het wapen van het middeleeuwse geslacht van Amersfoort, dat de heerlijkheid Stoutenburg bezat, het derde kwartier het zilveren kruis als herinnering aan de schenking in 777 van het landgoed Lisiduna (Leusden) door Karel de Grote aan de St. Maartenskerk te Utrecht en ten slotte het vierde kwartier het geschulpte kruis van het wapen van het geslacht Van Lookhorst, bezitter van de gelijknamige ridderhofstad.
Natuurgebied
In het westelijk deel van de gemeente ligt de Leusderheide en het natuurgebied en het Huis Den Treek. Dit mooie buitenhuis was van oorsprong een herberg en pleisterplaats aan de oude karreweg die van Amersfoort over de Leusderheide naar Woudenberg en Zeist liep. De vermoeide paarden werden hier verwisseld. Omstreeks 1800 kocht een bankier de herberg De Treek en later ook de omliggende gronden erbij, legde er bossen aan en breidde de vroegere herberg uit door er vleugels aan te bouwen.
Door het huwelijk van een dochter van de bankier met een zoon van het oud adellijke geslacht de Beaufort kwam het huis in het bezit van deze familie. In aanvang fungeerde het als buiten, maar door talrijke verbouwingen ging het dienst doen als permanent woonhuis, dat in de 19e eeuw tot begin 20e eeuw een gezin huisvestte
Na de Tweede Wereldoorlog ging men het met minder bedienden doen en door de elektriciteit en aardgas werden de olielampenvuller en kachelverzorger ook overbodig. Door omstandigheden moest de familie later vertrekken. De bossen werden ondergebracht in een stichting en het huis met de stallenplas, de directe omringende grond, werd verpacht en het geheel wordt nu als hotel geëxploiteerd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 mei 1986
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 7 mei 1986
Reformatorisch Dagblad | 22 Pagina's