Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kunst moeilijk van nep te onderscheiden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kunst moeilijk van nep te onderscheiden

Certificaat blijft hoeksteen van kunst- en antiekhandel

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

AMSTERDAM — De enorme zwendel die de internationale kunsthandel verpest is op zich een meer dan voldoende rechtvaardiging voor publikatie van informatie die nuttig is voor het blootleggen van fraude. Dit zegt de Belgische kunsthistoricus dr. R. H. Marijnissen in zijn boek ,3childerijen - Echt - Fraude - Vals", waarin hij ingaat op moderne onderzoekingsmethoden van het schilderijenonderzoek en de problemen die daarbij om de hoek komen kijken.

Iedereen die zich, als amateur of beroepshalve, beweegt op het gebied van de schilderkunst wordt geconfronteerd met het vraagstuk van de echtheid. Juist in een tijd als de onze waarin de prijzen van kunstwerken tot duizelingwekkende hoogten zijn gestegen is het verleidelijk om met vervalsingen te trachten een goede slag te slaan, hetgeen niet betekent dat het vervalsen een verschijnsel van de laatste jaren is. Dit merkt hoofddirecteur dr. S. Levie van het Rijksmuseum in Amsterdam op in een ten geleide bij het boek van Marijnissen, die sinds vele jaren verbonden is aan het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel.

Hoeksteen

Marijnissen schildert het uitgebreide arsenaal van wetenschappelijke middelen die momenteel bestaan om succes te kunnen bereiken bij het vaststellen of een schilderij vals of echt is. Hij relativeert die mogelijkheden evenzeer en toont welke problemen ondanks alle moderne middelen toch blijven bestaan.

De problemen beginnen al bij het certificaat van echtheid, „hoewel steen des aanstoots, nog steeds hoeksteen van de internationale kunst- en antiekhandel". Het geld dat er aan te pas komt om een expert de echtheid, authenticiteit, van een schilderwerk vast te laten stellen vormt een mogelijkheid tot fraude. „Soms heeft een klant heel wat banknoten neergeteld voor een paar volzinnen, ja, voor één enkele", aldus Marijnissen. Maar evenals men schilderijen vervalst, zo vervalst men ook certificaten van befaamde experts, voegt hij eraan toe.

Wat de moderne kunst betreft steunt een certificaat vaak op de verklaring van familieleden, die ook erfgenamen zijn. „Niet alle familieleden van overleden kunstenaars laten zich verleiden tot medeplichtigheid aan zwendel, maar, zo te zien, zal dat wel een minderheid zijn", aldus de niet optimistische conclusie van de auteur. Objectief

De wetenschap van vandaag — de kunsthistorie en natuurwetenschappen — reikt evenwel instrumenten aan waarmee bij onderzoek naar echtheid van schilderijen veel gedaan kan worden: bijvoorbeeld röntgen- en infrarood-technologie, microchemie en technische fotografie. Maar Marijnissen waarschuwt er voor om alles wat laboratoriumonderzoek oplevert als absoluut objectief te beschouwen.

Er is volgens Marijnissen geen enkele reden om het laboratorium te zien als een oord waar vergissing of enig falen uitgesloten is. Hij stelt ook dat de vraag over de objectiviteit van de resultaten van het onderzoek regelrecht leidt naar de vraag over de integriteit van de vakman. Marijnissen voegt daaraan toe dat objectiviteit een wensdroom en een behoefte is, maar het is wel een onbereikbare wens. Het hoogst bereikbare niveau van objectiviteit is de laagste graad van subjectiviteit. Het is een goed deel van zijn bewijskracht verliest wanneer blijkt dat bepaalde aspecten van het probleem worden veronachtzaamd of vergeten.

Een onderzoek is nooit volledig en allerminst definitief, zo zegt hij verder. Volgens hem wordt het laboratorim in tegenstelling tot het vak kunstgeschiedenis buiten de kunsthistorische en museummilieus bijna steeds al te zeer au sérieux genomen. Marijnissen pleit voor het bijeenbrengen van al

Het is naar zijn oordeel de taak van de deskundige te zeggen wat er te zeggen valt, liefst in een voor ieder begrijpelijke taal. En hij moet, als daai sprake van is, ook glashelder uitleggen hoe obscuur de dingen wel zijn.

Het van vele illustraties voorziene werk van Marijnissen is een uitgave van Elsevier.

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's

Kunst moeilijk van nep te onderscheiden

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 februari 1986

Reformatorisch Dagblad | 18 Pagina's