Ook Bep van Laars gedichten gaan soms hun woorden voorbij
Zuster van Gerrit Achterberg met debuutbundel
Als je de zuster bent van een groot en bekend Nederlands dichter en je bent zelf ook gedichten gaan schrijven, wat ligt er dan meer voor de hand dan dat je ter wille van de publiciteit en ook in je produkten zeer gretig gebruik maakt van die bloedverwantschap? Gelukkig gebeurt dat niet met het mij tot heden onbekende werk van Bep van Laar. Zij is de jongste zuster van Gerrit Achterberg, maar ze publiceert niet onder haar bekende meisjesnaam.
Ook in de presentatie van het boek „Aan woorden voorbij" van Bosch & Keuning wordt gelukkig niet sterk benadrukt dat Bep de zuster is van de beroemde Gerrit. Een commerciëler schrijfster en uitgever zouden zo'n boek er met veel trammelant bij het publiek ingeramd hebben. Wij zijn dankbaar dat dit niet gebeurd is. Dat belemmert tenminste minder het zicht op de eigen waarde van Bep van Laars poëzie.
Voorbij dorp en woord
Natuurlijk is er sprake van „verwantschap", maar dan toch niet in de zin van sterke beïnvloeding van de zuster door de broer. Er zijn uiteraard verwijzingen naar zijn persoon en werk. De titel „Aan woorden voorbij" herinnert behalve een radioprogramma van deze naam ook aan de bekende bloemlezing uit Gerrits werk, „Voorbij de laatste stad". Nog duidelijker is die verwijzing in haar vers „voorbij het laatste dorp": „voorbij het laatste dorp / is niemandsland / als daar nog iemand is - / van God en iedereen verlaten / ga dan het laatste dorp voorbij".
Er zijn andere overeenkomsten met en verwijzingen naar de (gestorven) broer. Sterk in het gedicht „daar liep ik op je verjaardag / de dodenakker af / zoekend naar je graf (...) waarin Bep het grafschrift van Gerrit opneemt: de dichter van het vers dat niet bedierf.
In een ander gedicht „In Hoenlo voelde" zegt Bep van Laar het zo: „In Hoenlo voelde / ik mij één / met je / tot over je calvinisme graf / wij hadden / dezelfde grijze vrijdagmorgenmoeder". (Een vondst van Gerrit).
Calvinisme?
Die liefde van en voor moeder Achterberg was voor Bep van Laar geen onverdeeld genoegen. Maar toen Bep vijftien werd ging moeder „van dood in leven".
Dat verwijst zowel naar het grafschrift op Gerrits ruwe steen: „van dood in dood gegaan / totdat hij stierf" als naar het orthodoxe reformatorisch belijden van de familie Achterberg: het leven is een gestadige dood en voor Beps moeder betekende het sterven de doorgang naar het echte, volle Leven. Van dat stoere calvinistisch geloof heeft Bep — zo lijken diverse gedichten te zeggen — duidelijk afscheid genomen.
Hoewel ze ondanks het afwijzen van hoofdletters en leestekens overal de namen van God en Jezus met hoofdletters blijft spellen is er in verzen als „calvinisme" alleen een karikatuur overgebleven alsof gelijkmatigheid en tevreden leven als meneer Doorsnee de grootste verworvenheden zijn van deze geloofsrichting.
En in „daar bij God niks onmogelijk is" wordt Bep gewoon profaan: (...) „hoop ik dat Jezus ons komt halen / niet met cimbalen / maar met triomf / de mars uit Aïda" en ze eindigt met „kijk mijn wil geschiede / niet de Uwe". Een karikatuur is ook „in dit land worden de doden begraven", waarin gesuggereerd wordt dat op de Jongste Dag er mogelijk verwarring zal ontstaan bij de Opstanding: eerst komeh^de notabelen.
Vorm en thema
Er staan behalve wegwerpprullen ook prachtige verzen in „Aan woorden voorbij". „Ik was als een hinde zo snel" met veel verwijzingen naar het Hooglied vind ik goed geslaagd, hoewel mijn voorkeur veelal niet uitgaat naar moderne „blanke" verzen. Consequent is mevr. Van Laar ook niet in haar spelling: voor eigennamen bezigt ze wel hoofdletters, voor de spelonk van Machpela weer niet; leestekens bezigt ze soms. Naar de vorm lijkt haar werk in elk geval weinig op dat van broer Gerrit. Naar thema's soms wel, maar dat ligt voor de hand als je dezelfde „grijze vrijdagmorgenmoeder" hebt en je in Hoenlo één voelt met je gestorven broer. „Hoenlo" zal hier wel staan voor kasteel Groot Hoenlo in Olst, waarin tot een paar jaar geleden een dependance was van het Ned. Letterkundig Museum uit Den Haag. Daar waren vaak exposities over auteurs van wie een Schrijversprentenboek verscheen onder auspiciën van dat museum. Kennelijk bezocht Bep een tentoonstelling over haar broer en hun achtergronden.
Verhullende schijn
Eén van de zaken die we in haar verzen tegenkomen is het motief van het zich verhullen, de schijn ophouden, je anders voordoen: „ik moet mijn verdriet / stil laten liggen / over mijn hart mag ik niet praten". En: „laat je niet kennen / in vreugde en in smart / laat vooral je medemens / niet weten / hoe groot je pijn wel was".
Bep dicht veel over zwakken en kwetsbaren: „een klein bang vogeltje / of een vrouw die zelf haar leven beëindigde: „de stroming was heel sterk / het briefje was duidelijk / gegroet tot alle eeuwigheid". Ze kant zich vaak tegen onbenulligheid en opgeprikte beschaafdheid, ook tegen de onafwendbare dood: „raap armen en benen bij elkaar / en leef / leef het leven dat je liefhebt". Van het geloof der ouders is weinig meer gebleven en de keurige opvoeding wordt als knellend ervaren.
Er is soms sprake van een waarachtig dichterschap. Roel Houwink, die in 1931 de debuutbundel „Afvaart" van Gerrit Achterberg inleidde, doet nu hetzelfde bij de poëzie van Bep Achterberg en ook haar verskunst noemt hij „primitief" in speciale zin: het is geen woordkunst-opzich, maar het woord treedt uit zijn eigen begripmatigheid: het gedicht is het woord voorbij, is meer dan het totaal van de gebruikte taal.
N.a.v. "Aan woorden voorbij" door Bep van Laar. Uitg. Bosch & Keuning, Baarn 1984, 67 blz., ƒ 19,50.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1984
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 april 1984
Reformatorisch Dagblad | 28 Pagina's