Urker vissers brachten tijdens ramp radioverbinding tot stand
Van groot belang voor latere reddingsacties
URK — Toen in Zeeland op zondag 1 februari 1953 zich de verschrikkelijke watersnoodramp voltrok lagen in Breskens zestien Urker kotters. In Urk namen de vissers op die beruchte zondagmorgen een besluit waar Nederland op dat moment schreeuwend behoefte aan had: een radioverbinding tot stand te brengen tussen het rampgebied en de buitenwereld, die nog nergens vanaf wist.
Kort na het gebeurde schreef Het 'Vrije Volk hier het volgende over onder de kop „Urker kotter-konvooi speelt nachtelijk Klein Duimpje". „Pas nu wordt in bijzonderheden bekend welk een uiterst belangrijke rol een deel der Urker vissersvloot heeft gespeeld bij de redding der zwaarst getroffen eilanden Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee. Reeds in de nacht van zondag op maandag, toen van deze eilanden nog niets bekend was, waren zij bezig een verbindingsnet in de wateren er omheen uit te zetten, dat gebleken is de voorwaarde te zijn voor de snelle actie later".
Band
Hoe wisten de Urkers echter zo gauw wat er aan de was? Eén van hen, nu wijlen schipper Hessel Snoek van de Uk 141 „Jacob", zette zondagmorgen vroeg zijn radio aan om te luisteren naar de visserijband. En zó hoorde hij een bericht over 'Vlissingen, waarop hij besloot die zondag niet naar de kerk te gaan maar te proberen te redden wat te redden viel in Zeeland. Samen met nog enkele tientallen Urkers — voor elke kotter twee bemanningsleden — charterden zij een autobus, die helaas niet meer mensen kon bergen dan zo'n 35.
Op zondagavond kwamen de vissers met de bus in Breskens aan. Ze hadden langs allerlei omwegen via België moeten reizen, doordat er veel wegen en tunnels onder water stonden.
„Vaar uit!"
Eenmaal in Breskens aangekomen wachtte hen daar de Urker Louw Hoefnagel al. Hij was niet zoals de anderen zaterdags naar Urk teruggegaan, maar met zijn schip in Breskens gebleven, met het oog op de storm en het gevaar dat de vissersschepen daarbij liepen. Toen hij zondagsmiddags op zijn schip ook naar de visserijband luisterde, ving hij noodoproepen op van de amateurzender Mebi, die ook onschatbare diensten heeft verleend bij het reddingswerk.
„Ik hoorde een noodoproep van de Mebi aan de vissers van Stellendam", zo vertelt de heer Hoefnagel. Er werd geschreeuwd „'Vaar uit, vaar uit!"„Ik heb toen meteen wat mensen opgetrommeld en ben naar' "Vlissingen gestoomd. Daar heb ik toen eén loods georganiseerd".
Bus
„Later voegden de anderen, die met een bus uit Urk waren gekomen, zich bij mij", zo vertelt de heer Hoefnagel, terwijl hij met enige trots een schilderij laat zien van zijn schip, de UK 41 .,Sumus Umbra".
Inmiddels had schipper Hessel Snoek op eigen initiatief de leiding op zich genomen van de zestien schepen tellende Urker vloot. Met behulp van de loods, die het echter na verloop van tijd liet afweten, omdat er geen bebakening en verlichting was, werd nu zo goed en zo kwaad als het ging een radionet om het rampgebied gespannen. Intussen hadden de Urkers van Radio Scheveningen een speciale noodgolf opgeëist. Via deze golf kwam Nederland eindelijk iets te weten van wat er gebeurde.
Verkenning
Bij hun pogen het rampgebied te verkennen hadden de Urkers wel wat problemen. Op elk schip waren maar twee bemanningsleden, omdat de autobus, waarmee ze van Urk gekomen waren, nu eenmaal niet meer mensen kon bergen. Ook hadden ze in het begin geen deugdelijke kaarten van de voor hen vrijwel onbekende Zeeuwse wateren.
Tenslotte hadden ze geen roeiboten bij zich, terwijl de kotters te groot waren om binnendijks te komen. Dit laatste probleem losten de Urkers op door van inmiddels ook gearriveerde tjalkepen andere schepen roeiboten te vragen of te eisen.
In Zierikzee kreeg schipper Hessel Snoek een luitenant van de marine, W. H. Dekker, aan boord. Deze werd door de plaatselijke (marine)autoriteiten belast met de leiding over de verbindingen via de kotterradio's. Want ook de marine begreep direct dat het beter was via een deugdelijkeradioverbinding met de buitenwereld massaal hulpverlening te dirigeren, dan dat iedere visser zelf een stuk of wat mensen redde. Toen dit vitale communicatienet eenmaal gelegd was, kwam de reddingsactie snel op gang.
Schouwen-Duiveland
Het ergst getroffen eiland was Schouwen-Duiveland. Daar zagen de Urker vissers indrukwekkende en aandoenlijke taferelen zich afspelen. Zo voeren sommigen langs een dak, waarop zich een bevalling voltrok, terwijl ze de moeder en het kind niet mee konden nemen, omdat hun boot al overvol was.
De functie van schipper Snoek was dusdanig uitgegroeid dat marinecommandant Van Maning in Zierikzee hem een semi-officiële functie verleende binnen de marine. De bij hem aan boord zijnde luitenant W. H. Dekker werd de „adjudant" van „kolonel" Snoek genoemd. Schipper Snoek fungeerde intussen als leider.
In „De Spiegel" stond vier jaar na de ramp het " volgende voorbeeld van zijn doortastende optreden: „Schipper", zo hoorde hij de stem van een, collega, „ik lig hier voor een dorpje waarvan het gemeentebestuur weigert te laten evacueren. Wat moet ik doen?" „Hoe is de toestand, schipper?". „Goed", zei Hessel Snoek, „dan benoem ik jou nu tot plaatselijk commandant. Als jij oordeelt dat er geëvacueerd moet worden, dan gebeurt het. Is dat begrepen, schipper?" „Jawel, schipper", klonk de stem van de burgemeester ad interim. En er werd geëvacueerd".
Alles
De vissers moesten voor van alles zorgen viaL hun radio's en met hun roeibootjes. Mensen redden zij ook, maar het ging vooral om het contacttussen het rampgebied en het officiële reddingswerk. Door hun optreden hebben de vissers indirect vele honderden mensen het leven gered, naar de mens gesproken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1984
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's