Zinvolle opleidingen in lager beroepsonderwijs
Gereformeerde gezindte had voor lbo weinig aandacht
Het lager beroepsonderwijs (lbo) wordt door velen in ons land beschouwd als restonderwijs. Als de kinderen echt niet geschikt zijn voor mavo, havo of P lyceum, komt voor het merendeel van de ouders het lbo pas in zicht. In dit opzicht vormen de ouders in de gereformeerde gezindte geen uitzondering. Toch is ook het lbo een volwaardige tak in het voortgezet onderwijs. Ruim de helft van alle scholieren in het voortgezet onderwijs volgt lbo, een niet te verwaarlozen groep! Ook lbo verdient een gelijkwaardige plaats naast de andere schooltypen in het voortgezet onderwijs. Ook in het denken van de ouders.
In vroeger jaren klonken de begrippen „technische school" en „huishoudschool" vertrouwd in de oren. De jongens leerden er een vak. De meisjes werden voorbereid op het werken in de huishouding.
In veel gevallen was dit onderwijs voor de leerlingen eindonderwijs. De jongens kwamen op leerscholen in het bedrijfsleven terecht, of volgden een vakopleiding via het Leerlingwezen. De meisjes gingen gewoon werken, hetzij in de huishouding, hetzij in een winkel.
Van lieverlee kreeg het algemeen vormend onderwijs in het lbo een steeds grotere plaats. De nadruk werd meer gelegd op de algemene vorming en minder op de beroepsvorming. Dat was mogelijk omdat het bedrijfsleven de beroepsopleiding voor z'n rekening nam.
Toen kwam de recessie enerzijds, terwijl anderzijds in toenemende mate produktieprocessen werden geautomatiseerd. Door de recessie kwam de winst van veel bedrijven onder druk. Daarom ging men bezuinigen. In veel bedrijven bezuinigde men door de leerscholen of bedrijfsopleidingen af te stoten.
Natuurlijk was het lbo niet in staat deze ontwikkeling te volgen. Immers, dit lbo maakt deel uit van het totale onderwijsstelsel. Het kan daaruit niet losgekoppeld worden, zonder grote schade voor het onderwijs zelf en de leerlingen.
Klacht
Al ras kwam de klacht vanuit het bedrijfsleven, dat het lbo niet meer vakgericht opleidt. „Ach meneer, ze kunnen tegenwoordig geen hamer meer vasthouden." Die klacht ts niet terecht, omdat ze geuit wordt zonder rekening te houden met de ontwikkeling in onderwijs en bedrijfsleven.
In de loop der jaren werd het algemeen vormend onderwijs, werden de scholen voor mavo en havo en het lyceum, meer toegankelijk voor kinderen uit alle lagen van de bevolking. Die scholen hadden bij veel'ouders de voorkeur boven Ibo-scholen.
Die voorkeur was en is nog merkbaar bij de ouders in de gereformeerde gezindte. Scholengemeenschappen werden er opgericht voor mavo, havo en vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs). Categoriale mavo-scholen werden gesticht.
Kortom, er kwamen veel meer mogelijkheden in het voortgezet onderwijs, behalve voor het lbo. Besturen zagen het niet zitten en ouders zagen er de noodzaak niet van in. Men dacht in de trant van „reformatorisch timmeren en koken bestaat niet", dus zijn er ook geen reformatorische scholen voor lbo noodzakelijk.
Kentering
Gelukkig kwam hierin een kentering in de jaren zeventig. Inmiddels zijn er reformatorische Its'en in Wijk en Aalburg en Staphorst/Rcuveen. Daarnaast draait de Udemans-scholengemeenschap voor Ito en Ihno sinds augustus 198L Soortgelij ke scholengemeenschappen voor Rotterdam en Krabbendijke staan op het scholenplan vermeld.
Met ing. H. van der Grond, directeur van de Udemans-scholengemeenschap spraken we over het beroepsonderwijs in het algemeen en zijn school in het bijzonder. Het is volgens hem opmerkelijk, dat de instroming van leerlingen bij het Ito veel hoger ligt dan bij het Ihno. De oorzaak hiervan is, volgens hem, dat onze samenleving door het emancipatiestreven geen opleiding tot „huismoeder" meer tolereert. Deze opleiding blijft echter bij de Udemans hoog in het vaandel.
Ook het Ibo/lavo-besluit, dat sinds 1973 de wettelijke basis is binnen de Mammoetwet voor het lbo, is gericht op beroepsmatige opleidingen. Nergens komt in dit besluit de taak in het gezin, als een opleidingsdoel tot uitdrukking.
Het lbo heeft, volgens Van der Grond, een geheel eigen methode van lesgeven. Er is meer aandacht voor de vorming van de totale persoonlijkheid van de leerling, terwijl in het avo het verstandelijke (cognitieve) overheerst.
Niveaus
Het lbo kent vier niveaus, waarop wordt les gegeven. Het zijn de individueel gerichte stroom (ito) de a-, b- en cniveaus. Zeker de eerste drie niveaus staan niet in het strakke keurslijf van examendwang, de c-stroom wel.
Voor alle niveaus is de eigenlijke schooltijd vier leerjaren. Daarna is het mogelijk nog een leerjaar te besteden aan de zogenaamde profielverbetering, of verbreding van het examenvakkenpakket. Dit leerjaar wordt het extra vierde leerjaar genoemd.
Voor leerlingen met een of meer vakken op c-niveau zijn er voldoende doorstromingsmogelijkheden. Zij kunnen naar een middelbaar technische school (mts) of een school voor middelbaar dienstverlenings- en gezondheidszorgonderwijs (mdgo). Voor schoolverlaters uit de andere niveaus is er het kort middelbaar beroepsonderwijs (kmbo).
Sinds augustus 1982 is er een reformatorische school voor mdgo, de Sara Neviusschool in Leusden/Amersfoort, Een school voor mto zal in de komende jaren starten in de omgeving van Amersfoort. Via een beroepsprocedure is het de staatssecretaris afgedwongen deze school op het Plan van Scholen te plaatsen. Volgens Van der Grond is het zaak dat de gereformeerde gezindte ook de ontwikkelingen aangaande het kmbo in de gaten blijft houden.
Gebrek
Er is, volgens Van der Grond, in reformatorische kring een gebrek aan vakleerkrachten. Moeilijk is het bevoegde leerkrachten te vinden op het gebied van elektrotechniek, gezondheidskunde, huishoudkunde enz.
Het Ihno en het Ito zijn de bekendste soorten lager beroepsonderwijs. Hiernaast kent het lbo nog vier schooltypen: nautisch onderwijs, agrarisch onderwijs, middenstandsonderwijs en economisch en administratief onderwijs.
Het lbo is een volwaardige, zelfstandige tak binnen het voortgezet onderwijs. Het verdient dan ook niet het stempel van restonderwijs. De ontplooiing van de gaven van de handen is niet van minder waarde dan die van het hoofd. Elk kind heeft als schepsel Gods een unieke waarde. Als het talenten ontvangen heeft, is het de opdracht die te ontwikkelen en daarmee te werken. Daarbij zijn de talenten om met de handen te werken niet ondergeschikt of minderwaardig aan die van het verstand.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 mei 1983
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 14 mei 1983
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's