Begeerte Joden tot Christus te brengen
Typerend voor Nadere Reformatie
ROTTERDAM — In hun beoordeling van de toekomstverwachting van Jacobus Koelman hebben prof. dr. C. Graafland en, in mindere mate, dr. T. Brienen te lichtvaardig gesproken over een chiliastische visie. Dit zei C. J. Meeuse zaterdagmiddag op de themadag „De Nadere Reformatie en de Joden" in Rotterdam.
Hoewel Koelman meent, dat de kerk in zijn dagen een betere tijd tegemoet gaat en hij de bekering van het gehele Joodse volk verwacht, mogen we hem geen chiliast noemen, aldus Meeuse. Daarvoor denkt Koelman te genuanceerd en is deze betiteling te zeer belast.
Koelman ontkent een dubbele wederkomst van Christus, een lichamelijke opstanding van de martelaren, en de herbouw van de tempel. Ook ontkent hij een ongestoord heersen van duizend jaar van de heiligen zonder de lichamelijke dood. Koelman neemt zelfs de duizend jaren niet letterlijk en dat is iets wat de kanttekenaren van de Statenvertaling wel doen.
Jacobus Koelman betoogt alleen, dat hij in de toekomst een betere staat van de kerk verwacht, in de zin, waarin de Nadere Reformatie die ook beoogt.
Met de verwachte bekering van de Joden, aldus Meeuse, zouden we dit hooguit een chiliastische trek in zijn toekomstverwachting kunnen noemen.
Voorzichtig
Dr. Brienen en prof. dr. Graafland spraken te lichtvaardig over een chiliastische visie bij Koelman. Zij hebben òf het begrip te ruim genomen, òf de schijn te snel voor het wezen aangezien.
Het laatste is het meest waarschijnlijk, aldus Meeuse, omdat beiden niet geciteerd hebben uit de tweede helft van Koelmans geschrift over Openbaring. Daarin zet hij zich juist sterk tegen het chiliasme af.
Koelman weerlegt de buitenissigheden van het chiliasme van zijn dagen. Hij wachtte zich echter in een tegenovergesteld uiterste terecht te komen. Deze voorzichtigheid leverde hem de beschuldiging op zelf chiliast te zijn.
In Koelmans „De Sleutel tot de opening van de Openbaaring Johannis" is de invloed vanuit Schotland en met name van "Durham, onmiskenbaar. Bovendien spreekt hij slechts theoretisch over het Joodse volk.
Koelman verdient een genuanceerder oordeel dan het stempel van chiliast, aldus C. J. Meeuse die zijn lezing met de volgende opmerking besloot: Inlegkunde bij de uitlegging van de werken van onze vaderen ook!
Themadag
Op deze door boekhandel Lindenberg georganiseerde themadag sprak 's morgens mevr. drs. E. G. E. van der Wall uit Warmond in een historische verkenning over „Christenen en Joden in de 17e-eeuwse Nederlanden". Dr. T. Brienen uit Kampen, sprak in een dogmahistorische verkenning, over „De Joden in de visie van de Nadere Reformatie".
's Middags voerde drs. W. J. op 't Hof te Ouddorp het woord. Hij sprak over „De visie op de Joden in de Nadere Reformatie tijdens het eerste kwart van de 17e eeuw".
Daarna sprak C. J. Meeuse te Ridderkerk over „De visie op de Joden bij Jacobus Koelman". Als laatste spreker op deze themadag voerde ds. J. van der Haar uit Houten het woord. Hij sprak over „De visie op de Joden bij Henricus Groenewegen".
Historie
Mevr. drs. E, G. E. van der Wall hield een algemene inleiding van historische aard over christenen en Joden in de 17e-eeuwse Nederlanden.
Uit de jaren van het Twaalfjarig bestand dateren, zo betoogde zij, een drietal regelingen inzake het joodse vraagstuk. Vooral na de val van Antwerpen, waar zich veel Spaanse en Portugese Joden gevestigd hadden zochten veel Joden in de Republiek een veilig onderdak.
Naast deze Sefardiem vestigden zich ook vele Hoogduitse en Poolse Joden (Aschkenaziem) in ons land, vooral in Amsterdam. Het Hebreeuwse woord Mokum betekent dan ook stad.
Het werd oogluikend toegestaan dat men de joodse godsdienst uitoefende. Een synagoge kon in 1612 nog niet gebouwd worden.
Overheid
De felste tegenstander daarvan was ds. Abraham Costerus. Het werd echter wel toegestaan dat de Joden in 1614 een eigen begraafplaats konden stichten. Bovendien trad de overheid beschermend op.
De belangrijkste jodenregeling „remonstrantie" genaamd, is opgesteld door twee juristen, de calvinist Adriaan Pauw en de remonstrant Hugo Grotius.
De inhoud kenmerkt zich, aldus mevrouw Van der Wall, door de volgende thema's: de Jodeo als de beminden om der vaderen wil, de verwachting van een algemene bekering der Joden en als belangrijkste dat bekering van Joden slechts door contact met christenen te verwachten was.
Men moet dan ook spreken van beperkte tolerantie, aldus mevrouw drs. VanderWall.
Belangstelling
Dr. T. Brienen hield een algemene dogma-historische verkenning. Hij constateerde een hiemieuwde belangstelling in onze tijd voor Israël en de Nadere Reformatie die nauw met elkaar samenhangen.
De belangstelling voor Israël zag hij door de opkomst van het Zionisme, het gebeuren van de holocaust waarbij zes miljoen Joden werden uitgemoord en het ontstaan van de staat Israël. Tevens spelen het herlevend anti-semitisme, de aan het licht komende Arabische boycot en het toenemend toerisme naar Israël een belangrijke rol.
Als oorzaken voor de belangstelling van de Nadere Reformatie zag hij de reactie op het koele activisme, het rationalisme en het modernisme.
De Nadere Reformatie moest wel aandacht besteden aan de visie op Israël. Allereerst vanwege het blijven willen staan in de reformatorische traditie maar ook de toegenomen aanwezigheid van Joden in ons land.
Dr. Brienen noemde ook het kennis nemen van de gedachten van de Engelse en Schotse puriteinen dat de mannen van de Nadere Reformatie dwong een eigen visie te ontwikkelen. De Nadere Reformatie is, aldus Brienen, geen Nederlandse kopie van het puritanisme in Engeland en Schotland.
Als laatste motief noemde hij de algemene herwaardering van het Oude Testament en de opleving van de studie der Oosterse talen. Als voorbeeld noemde Brienen Hellenbroek die honderden keren de rabbijnen positief citeerde.
Binnen de Nadere Reformatie constateerde hij drie visies op Israël. Dat is dan de chiliastische visie die te vinden is, aldus Brienen, bij Udemans, W. Teellinck, Witsius en Koelman. Als tweede de polemische visie die bij Hoornbeek en Voetius naar voren treedt en in de derde plaats de irenische of dialogische visie die bij Hellenbroek te vinden is.
Deze drie gedachten dienen bijeengevoegd te worden in een calvinistisch totaliteitsdenken zo besloot Brienen. De ernst van Israels zonde en de trouw van Gods verbond dienen gehonoreerd. Dat geldt ook voor de trouw van Gods verbond en de exclusiviteit van het heil in Christus, alsmede voor de nu gekomen Messias en de spanning van een krachtige Geesteswerking in Israël als volk.
Puritanisme
De Nadere Reformatie is in haar toekomstvisie op Israël diepgaand en beslissend beïnvloed door het piëtistisch Puritanisme, zo stelde drs. W. J. op 't Hof. Hij behandelde Willem Teellinck, Udemans en Ewout Teellinck.
Calvijns inzichten kennen meer dan één kant. Tegenover vele negatieve benamingen van de Joden staan bij hem, al zijn het enkele, positieve zaken. Calvijns inzichten en in mindere mate die van Beza werkten vormend op de Israëlvisie van de Nederlandse Gereformeerden.
De kerkelijke uitspraken over de Joden zijn in die tijd negatief. Het verst gaat het verzoek de Joden te weren op grond van maatschappelijke en economische argumenten. In andere gevallen zijn het godsdienstige motieven die verzoeken rechtvaardigen aan de overheid om tegen de Joden op te treden.
Veelzeggend
Temidden van al deze negatieve geluiden valt één positieve klank op, aldus drs. Op 't Hof: de begeerte om de Joden te brengen tot de kennis van Christus. Bij de synode van Dordrecht, die dit als gravamen ontvangen heeft, vond dit loffelijk initiatief een roemloos en voortijdig einde.
Drs. Op 't Hof vond het veelzeggend dat dit voorstel via de provinciale synode van Zeeland afkomstig was van de classis Walcheren. Dat waren gebieden waar de Nadere Reformatie haar triomfen vierde en waar zowel Willem en Ewout Teellinck alsook Udemans woonden en werkten.
De bekering der Joden is, aldus drs. Op 't Hof, bij de Nadere Reformatie een integrerend bestanddeel van een algemene toekomstverwachting, die niet zozeer chiliastisch als wel apocalyptisch van aard is.
Als laatste hield drs. J. van der Haar uit Houten een lezing over de visie op de Joden bij Henricus Groenewegen. Bij zijn bibliografisch onderzoek had ds. v.d. Haar 16 werken van Groenewegen gevonden. Met name vestigde hij de aandacht op het tweede deel van „De Verlossing Israels uyt Sion".
Hoewel de stijl van Groenewegen omslachtig is, aldus ds. Van der Haar, kan ik het niet met de omschrijving in de Christelijke Encyclopedie eens zijn dat Groenewegen te geleerd zou zijn en weinig of geen praktijk der godzaligheid brengt.
Ook bij Groenewegen staat centraal de bekering der Joden. Het eerste middel daartoe is het gebed.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 25 mei 1981
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 25 mei 1981
Reformatorisch Dagblad | 8 Pagina's