"Wij hebben geen behoefte aan een bepaalde neostijl"
ORGELMAKERS VERMEULEN 250 JAAR IN HET VAK
Rond 22 november herdachten de orgelmakers Vermeulen (gebr. Vermeulen te Weert en Jos Vermeulen te Alkmaar) dat hun voorouders 250 jaar geleden de grondslag legden van de thans nog bestaande orgelmakerij. Voorzover bekend, is het bedrijf van de Gebroeders Vermeulen een van de oudste, zo niet de oudste, nog bestaande orgelmakersatelier ter wereld. Het museum werd in kleine kring gevierd, terwijl er half december in beperkte oplaag een herdenkingsboek verschijnt, getiteld: Vermeulen - 250 jaar orgelmakers". Ter gelegenheid van deze ke herdenking werden wij door de Weertse tak van de familie gastvrij ontvangen.
In Weert zwaaien vader Ernest en zoon Frans de scepter, terwijl zoon Ernest jr.), hoewel niet in de orgelbouw werkzaam, in alle bescheidenheid zijn inbreng heeft geleverd als redacteur van het komende herdenkingsboek.
Het kantoor van de Gebr. Vermeulen aan de Hoogstraat te Weert, wordt voor een groot deel ingenomen door een fors en een kast die van onder tot boven is gevuld met boeken. Boeken met allerhande titels, die verraden dat ze alles met orgels te maken hebben. Ze oefenen een bijna onweerstaanbare aantrekkingskracht op me uit. Achter het bureau zetelt vader Ernest Vermeulen (geb. 1913). Vaders omvang laat weinig ruimte achter het bureau over vandaar dat zoon Frans (1942) aan de punt zit, even later ter gezeten door een wat verlaat binnenstormende ,,redacteur" Ernest jr.
Beerens
Een geanimeerd gesprek met deze Vermeulen, waaraan ook mijn collega van De Gelderlander deelneemt, begint al direct dat er bij de orgelmakerswerkzaamheden van de Vermeulens in het verleden een tweetal namen opduiken; het zijn die van Beerens die van Van Dinter. Met eerstgenoemde neemt de geschiedenis van Vermeulen een aanvang. Rond 1730 was te weert Henricus Beerens (1710-?) als orgelbouwer-beeldhouwer lam. Samen met Theodorus Vermeulen ( 1719-1797) vormde hij een firma. Theodorus' vader Johannes Vermeulen (?-1751) vertrok vermoedelijk rond als beeldhouwer vanuit Rotterdam naar Nederweert. Blijkens een uit 1730 stammende archieftekst zou hij ook orgelr zijn geweest. Misschien is het bedrijf as nog ouder dan de thans gevierde ar! In elk geval is er omtrent de werkzaamheden van de orgelbouwers Vermeulen en Beerens uit die tijd weinig bekend. In 1774 bouwde Beerens (Johannes, zoon van Henricus) een orgel in de oude St. Petruskerk te Reken (België), waarvan thans alleen nog de kas is bewaard gebleven. Het bedrijf van Vermeulen en Beerens was aanvankelijk gevestigd te Nederweert, doch werd in 1774 verplaatst naar Weert, aan de Hoogstraat.
Hoe de relatie tussen Vermeulen en Beerens is tot stand gekomen is alleen maar te raden. Wel is bekend dat in 1766 Maria Beerens, dochter van Henricus, huwde met de zoon van Theodorus Vermeulen: Petrus Vermeulen (1741 - voor 1804). Omstreeks 1780 bouwde Petrus Vermeulen, samen met-zijn zwager Johannes Beerens (1743-1810) een orgel voor de parochiekerk te Bocholt (België).
Dit orgel werd helaas in de tweede wereldoorlog verwoest. Dan blijkt nog uit archiefstukken die bewaard worden in de pastorie te Beersel (België) dat daar in 1822 Johannes Vermeulen (1770-1826), zoon van bovengenoemde Petrus Vermeulen, samen met zijn zoon Lambertus (1794-1875) in die plaats een orgel maakte, dat helaas ook niet meer aanwezig is.
Bloeitijd
Ook in de eerste helft van de 19e eeuw zijn de activiteiten van de orgelmakerij bescheiden geweest. Daar kwam verandering in toen de dochter van Lanabertus Vermeulen huwde met Matthieu van Dinter, zoon van een bekend orgelbouwer uit Tirlemont (België). Deze Matthieu brengt samen met zijn schoonvader de orgelmakerij opnieuw tot bloei. Inmiddels hebben de beide firmanten een nieuw pand ingericht te Weert, aan de Langstraat. In het Limburgse Roosteren bevindt zich thans nog een orgel uit 1857, dat gebouwd werd door Lambertus Vermeulen en Matthieu van Dinter. Lambertus Vermeulen had 4 dochters en 2 zoons. De beide zonen stierven op jetgdige leeftijd, doch een broer van Lambertus, Henricus (1801-1878), die in de actes van de Burgerlijke Stand voorkomt als landbouwer en mogelijk later ook als orgelbouwer werkzaam, huwde en kreeg 8 kinderen, van wie de oudste, Petrus Johannes (1830-1910), de stamvader is van de huidige generaties in Weert en Alkmaar. Petrus Johannes en diens broers Cornelis (1839-1929) en Jacobus (1847-1920) werden allen orgelmaker, in samenwerking met Van Pinter, die in 1869 naar Detroit vertrok, om daar een orgelmakerij te beginnen. Zijn firma zou omstreeks 1955 nog bestaan hebben. Na diens vertrek in 1869 zetten de Vermeulens de orgelmakerij voort, vanaf 1871 weer aan de Hoogstraat in Weert, waar ook heden nog het bedrijf wordt uitgeoefend.
Ook de zonen van Petrus Johannes Vermeulen: Henri (1874-1966), Jos (1876-1946), Theodoor (1879-1966) en Frans (1880-1914) werden allen orgelmaker. Uit die tijd stamt de naam: P. J. Vermeulen, orgelfabriek te Weert en later P. J. Vermeulen en Zonen, orgelfabriek te Weert
Vooral uit de tweede helft van de 19e eeuw zijn veel orgels bewaard gebleven, deels in originele toestand, deels gewijzigd. Men vmdt ze hoofdzakelijk in België: Molenbeersel (1886/87), Neerharen (1888), Opitter-Tongerloo (1852), Genk, Muziekschool (ca. 1860- niet meer in originele staat). Peer (1888), Hasselt-Godsheide (1869), Teuven (ca. 1880), BreeGerdingen (ca. 1870), Wandres (ca. 1880), Weelde (ca. 1885). In Nederland o.a. in Spaubeek (1868), Soerendonk-Maarheeze (1843 - Lambertus Vermeulen!), Linne (ca. 1894), Montfort (ca. 1895) en St. Odilienberg (ca. 1896).
Alkmaar
Jos Vermeulen vestigde zich in 1899 in Alkmaar als firmant en later als eigenaar van het orgelmakersbedrijf van de firma L. Ypma & Co. Ypma (Dirk Sjoerds), afkomstig uit Bolsward, had zich in 1842 samen met zijn broer Lodewijk in Alkmaar gevestigd. Dirk is slechts een kort leven beschoren geweest. Hij overleed in 1853, waarna zijn broer Lodewijk de zaak voortzette en tot bloei bracht. Hij is het geweest, die in Noord- en Zuid-Holland de na 1853 overal verrijzende grote R.K.kerken van nieuwe orgels heeft voorzien. Na de dood van Lodewijk, in 1887, ging het bedrijf pas de firma L. Ypma & Co heten, tot 1900.
Na de dood van Ypma's weduwe nam Jos Vermeulen het bedrijf over, waarmee de firma Jos Vermeulen te Alkmaar een feit was. De twee zonen van Jos. te weten Jan (geb. 1906) en Herman (1908-1959) zetten het bedrijf in Alkmaar voort. Ook Jans zoon Joost (geb. 1948) is al jaren als orgelbouwer in het bedrijf werkzaam. Met de gebroeders in Weert wordt er een vriendschappelijke relatie onderhouden. In het Limburgse bedrijf huwde in 1911 Frans Vermeulen. Hij overleed in 1914 na een tragisch ongeval en liet zijn echtgenote met twee kinderen achter. Omdat de weduwe bezwaarlijk het bedrijf alleen kon voeren werd er gedurende de periode 1914-1936 met het bedrijf te Alkmaar een combinatie gevoerd onder de naam: Gebr. Vermeulen, Alkmaar en Weert. Na 1936 ontwikkelden beide bedrijven zich zelfstandig.
Thans zitten we tegenover Ernest (geb. 1913), zoon van de in 1914 verongelukte Frans Vermeulen, en zoon Frans. Deze bedrijfsvoerders vormen de 8e en 9e generatie Vermeulen. (De 10e staat letterlijk in de kinderschoenen.) Voor 1950 moesten zij het voornamelijk hebben van het restaureren en het onderhouden van orgels. Hun werkterrein is voornamelijk gelokaliseerd beneden de grote rivieren, een gebied waar men overwegend roomskatholiek is. Een gebied, waar de orgelbouw vanzelfsprekend een zuidelijk karakter draagt en waar door de tijd heen veel mechanische orgels bewaard zijn gebleven. Ernest: „In het zuiden was men niet alleen conservatiever,'maar het ging vaak ook om arme plaatsen. Men stond daar niet te trappelen om orgels te vervangen. Dat veranderde echter toen de moderne kerkverwarmirig werd binnengehaald".
Die destructieve verwarming was er de oorzaak van dat binnen ds kortste keren vele orgels aan restauratie toe waren. Voor de orgelmakerij brak nu de tijd aan dat er serieus gerestaureerd moest gaan worden.
Frans: „In 1945 restaureerden we het Smits-orgel in Aarle-Rixtel. We kenden natuurlijk het werk van deze bekende orgelmakers Smits heel goed. We hadden ons terdege in zijn werkprincipes verdiept. Dat bracht ons een diep respect bij voor de kwaliteiten van diens werk. Zo voerden wij de restauratie van Aarle-Rixtel uit op een voor die tijd authentieke wijze. In datzelfde jaar ('54) bouwden we ons eerste nieuwe mechanische orgel in de R.K.kerk te Stevensbeek, dat zich nu in Wanroy bevindt. In 1958/59 restaureerden we het beroemde Smits-orgel in Schijndel. In '61 bouwden we nieuw in Moergestel, in '63 in Achthuizen, in '71 in de Amerikaanse stad Seattle, in '78 in Abcoude. En in al die jaren niet te vergeten de restauratie van een groot aantal orgels, o.a. Concertgebouw Haarlem, Vlaardingen (Herv. kerk), Utrecht (R.K Nicolaaskerk), Achlum (Fr.) en thans het orgeltje van Middelstum."
Heeft de overgang van het onderhouden van vele instrumenten, waaronder ook pneumatische produkten van na 1900, naar de bouw van nieuwe mechanische instrumenten geen problemen gegeven?
Frans: „Zoiets gaat geleidelijk aan. Toen ik orgelbouwbewust werd, leefden we in een periode van hernieuwde opbloei van het ambacht. Op die weg had vader al enkele stappen gezet. Met onderzoekingen naar oude orgels, voornamelijk die van Smits, Pereboom en Vollebregt, deden we een schat aan ervaring op. Daarnaast moeten we niet al te snel denken dat de pneumatische orgels allerpaal van inferieure kwaliteit zijn. Zo restaureerden we bijvoorbeeld het orgel van de Augustijnerkerk in Eindhoven, een pneumatisch instrument van Maarschalkerweerd. Het werd gebouwd in 1903/06 en is van degelijke kwaliteit. Na de restauratie van windladen en windvoorziening functioneert het weer uitstekend. Gelukkig krijgt men tegenwoordig weer waardering voor deze instrumenten, die toch uniek zijn in z'n soort. Een dergelijk instrument van Maarschalkerweerd, in de Dominicanerkerk te Zwolle, is het eerste pneumatische orgel dat nu met rijkssubsidie wordt gerestaureerd. Het werk wordt uitgevoerd door „Alkmaar".
Maarschalkerweerd leverde dus nog kwalitatief hoogwaardige instrumenten. Later, in de jaren twintig werd het toch wel anders?
Frans: „Ja, wat er toen gebouwd werd had weinig meer met een orgel te maken; de late Standaart bijvoorbeeld". En bij het noemen van de naam Dekker houdt vader Ernest z'n buik vast van het lachen.
Ernest: „Een ongelooflijk slechte periode. Er was een overstelpende vraag naar orgels. Het aanpassen naar de „moderne" inzichten kostte vaak meer dan een complete vervanging. Vandaar dat ook het nodige is opgestookt. Toen ook die periode weer voorbij was zaten we in een verschrikkelijk dieptepunt. Je zou kunnen zeggen: toen het in onze kerk slecht ging met het geloof, kwamen ook de elektronische orgels de kerken binnen. Als er geen geld meer was om het bestaande orgel te laten restaureren, had men de keus tussen twee dingen: of de pastoor of de dorpstimmerman ging aan het orgel prutsen, of men deed er niets aan en schafte een nep-instrument aan. Dat laatste gebeurde dan in afwachting van betere tijden."
Frans: „Die betere tijden kwamen dikwijls niet. De kerk werd gesloten en zo verhuisde menig orgel naar een parochie waar men beter in de centen zat."
Met het demonteren en weer opbouwen en of restaureren van die instrumenten deed u veel ervaring op?
Frans: „Ja. In dat verband moet ik een tweetal namen noemen, die van drs. J. Boorgaarts en J. J. (Hans) van der Harst. Boogaarts is een man die erg geïnteresseerd is in het werk van de orgelmaker Smits. In het Instituut voor Muziekwetenschap te Utrecht beheert hij het bewaard gebleven archief van Smits. Binnenkort hoopt hij te promoveren op „Het werk van de orgelmaker Smits". Hans van der Harst is orgeladviseur bij de Katholieke Klokken- en Orgelraad. Als zodanig hebben wij natuurlijk altijd met hem te maken bij een orgelrestauratie in een R.K. kerk."
Frans vervolgt: „Momenteel zijn we bezig met de reconstructie van een huisorgel dat bestemd is voor drs. Boogaarts. Het is een reconstructie van een Smitsorgel. We reconstrueren de windlade, het pijpwerk en verder alle typische Smitskenmerjcen."
Ziet geen brood in het reconstrueren van orgels van oudere datum?
Frans: „U bedoelt waarschijnlijk de tegenwoordig nogal in zwang zijnde na-' bootsing van het renaissance-orgel. Ik moet u zeggen dat een dergelijk reconstrueren voor mij niet bestaat. Het is louter en alleen „fantaseren". Wie kan mij precies vertellen hoe een instrument uit deze periode geklonken heeft? Er zijn geen voorbeelden meer bewaard, gebleven en de enkele die er zijn in detail, zijn zo vaak door diverse orgelmakers in 't verleden onder handen genomen, dat daar nauwelijks meer iets authentieks van aanwezig is. Ik voor§pel dat de huidige neo-renaissance geen tien jaar duurt".
Vader Ernest vult Frans aan: „Ons uitgangspunt is: iets zoeken op oude basis. Als antithese op de periode van de pneumatiek, de. slechte wel te verstaan, hebben we de zogenaamde neo-barok gehad. Wij hebben geen behoefte aan een neostijl. Voor elk type orgel is er schitterende muziek geschreven. Denk in dit verband eens aan het frans-romantische genre dat op de hier in deze streek in groten getale aanwezige orgels met een zuidelijk karakter prachtig vertolkt kan worden. Wanneer wij een bepaalde neo-stijl zouden nastreven zouden we tekort doen aan andere, evenveel rechthebbende muzikale stijlen."
Frans: „Vaak gaat het verdedigen van een bepaalde stijl gepaard met allerlei fabeltjes. Zo hoorde ik van een orgelmaker dat hij een bepaald soort hout gebruikte. Hij zocht dat zelf uit. Ieder jaar ging de man naar een bos bij Munster, waar hij de bomen die hij wilde hebben van een merkteken voorzag. Alleen die waren goed, de anderen deugden niet. Neem bijvoorbeeld ook het gebruik van schapeleer. Alleen het soort dat afkomstig is van Noorse schapen zou goed zijn. Nog zo'n fabel: triplex mag je niet meer noemen, dat is inferieur. Tegenwoordig heet dat: hechthout. Is natuurlijk precies hetzelfde, alleen klinkt het wat ambachtelijker. Ik bedoel maar."
Zijn er opvallende verschillen tussen de orgels in R.K. kerken en die in protestantse kerken?
Frans: „Ja, voornamelijk verschillen in de intonatie, het facet van de klankgeving. Qua dispositie zijn er nauwelijks verschillen te noemen. Dat blijkt ook wel, want hoeveel orgels staan er niet in protestantse kerken die uiteindelijk voor een R.K.kerk gebouwd werden? Wel hebben we ervaren dat het soms moeilijk is om als R.K.orgelmaker in hervormde kringen binnen te komen. Gelukkig hebben we een aantal positieve ervaringen, zoals in Vlaardingen en in Wychen."
Het boek
Ernest jr. tekent voor de samenstelling van het komende jubileumboek, waarvoor hij kon putten uit het interne archief van de familie. Vanaf 1885/86 zijn er gegevens, zoals concept-contracten, kopiebrieven en rekeningen. Temidden van al die gegevens zijn er aardige dingen te ontdekken. Wat te denken bijvoorbeeld van het verschil tussen „noordelijke" en „zuidelijke" prijzen. Samen met Paul Peeters verrichtte Ernest jr. veel historisch onderzoek. In tegenstelling tot zijn broer Frans, heeft Ernest geen orgelbouwaspiraties. Hij speelt alleen maar, en dat doet Frans weer niet.
Frans: „Het luisteren naar een orgelconcert dat op een eigen orgel wordt gegeven is nooit een plezier. Als orgelmaker hoor je dan teveel wat je niet aanstaat".
Ernest jr.: „Wanneer je speelt, moetje ook weer niet teveel letten op de orgelbouwtechnische facetten van het desbetreffende instrument. Zoiets zou de musiceervreugde kunnen verstoren".
Tot slot
Een gesprek met deze tak van de orgelmakers Vermeulen is een enerverend gebeuren. Wanneer heel terzijde, de nog immer voortdurende onnozele toestan- , den op orgelgebied van de vaak op de korrel genomen Belgen ter sprake komen, dan wrijf je je ogen uit.
Wanneer ondertussen de telefoon gaat, kijkt vader Ernest naar Frans: „Zou het nog lukken voor Kerstmis?" Frans: „Noteer maar vader". Dat is dan een van de vele aanvragen om voor de Kerst nog; even het orgel een stembeurt te komen geven.
„Vroeger waren die aanvragen meer verdeeld. Er was ook een grote vraag rond de tijd van Pasen. Tegenwoordig is het allemaal Kerst, met het oog op de talrijke kerstuitvoeringen. We proberen daar zoveel mogelijk in tegemoet te komen. Soms vraag je je wel eens af waarom dat allemaal zo vlak voor de Kerst moet. Je stemt het orgel en als 's avonds zo'n kerk tjokvol is en de temperatuur omhoog vliegt, wordt zo'n stembeurt weer voor een groot deel teniet gedaan", zegt vader Ernest. „Ik zeg maar zo: als je je 's morgens scheert, staat er 's avonds weer haar op".
Tot slot spreken de gebroeders als in koor de hoop uit dat er nog lang belangstelling voor het orgel mag zijn. Verder laten zij een waarschuwing horen tegen dweperij in de orgelwereld. Zij vinden het een ernstige zaak wanneer inferieure orgelmakers (en die zijn er nog steeds in ons land!) tot de goeden worden gerekend.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1980
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 december 1980
Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's