Zondig argwaan
„Wie gelooft, die zal niet haasten" (Jes. 28:16b)
Die niet gelooft. Is door zijn ongelovige haastigheid, vol argwaan, jaloersheid en achterdochtigheid omtrent Gods wegen met hem. „Was God met ons, hoe zou dit over ons komen", zegt hij. En dit maakt hem gereed om alles wat de Heere doet, verkeerd uit te leggen. Nu merkt hij de vaderlijke kastijdingen, die bewijzen van Gods liefde zijn, aan als eigenlijke straffen en blijken van Gods toorn en ongenoegen.
Asaf was In zijn haasten zo ver vervoerd, dat hij zei, zijn handen tevergeefs gereinigd te hebben, en de Kerk zegt: „Mijn weg Is voor de Heere verborgen en mijn recht gaat voor mijn God voorbij".
Nu wil de ziel niet geloven dat God haar smarten aanziet met liefde en rommelende ingewanden van mededogenheid, maar alsof Hij In haar smart een welgevallen nam.
Alexander Comrie („Eigenschappen")
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1980
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 januari 1980
Reformatorisch Dagblad | 14 Pagina's