„Minder moeite met KVP dan met AR"
Van Leijenhorst binnen CDA:
ROTTERDAM De olieaanvoer in Rotterdam nam in het bijna afgelopen jaar met 12 procent toe. Op de foto: de Shell-tanker „Fusus" op weg naar de Rotterdamse Ondanks terugslag uit Iran haven. Veel meer olie naar É Rotterdamse haven
In november kwam 730.000 ton Iraanse olie in de haven aan. In dezelfde maand vorig jaar was dat 2.870.000 ton. In de eerste twee weken van december bedroeg de aanvoer slechts 300.000 ton.
In 1978 vervoerden tankers 25 miljoen ton ruwe olie uit Saoedi-Arabië naar Rotterdam. In de eerste elf maanden van dit jaar was deze hoeveelheid al 3,5 miljoen ton meer. Uit Koeweit kwam in de eerste elf maanden van dit jaar 12,7 miljoen ton olie de Rotterdamse haven binnen. In het gehele jaar 1978 was de hoeveelheid aangevoerde Koeweitse olie 10,6 miljoen ton. De aanvoer van olie uit de Verenigde emiraten gaf eveneens een stijging te zien: de eerste elf maanden van dit jaar 8,9 miljoen ton tegenover 6,5 miljoen over twaalf maanden vorig jaar.
Uit Nigeria werd ook meer olie aangevoerd. Tot en met november dit jaar bedroeg deze hoeveelheid 16 miljoen ton, terwijl in 197812 miljoen ton
Met de aanvoer van 118 miljoen ton ruwe olie is de haven van Rotterdam nog niet terug op hot peil van voor de oliecrisis in 1973. In dat jaar bereikte de aanvoer van ruwe olie met 142,2 miljoen ton een hoogtepunt. In het jaar daarop daalde de aanvoer tot 112,7 miljoen ton. In 1975 bedroeg de aanvoer slechts 109,1 miljoen ton. Daarna is de aanvoer opnieuw gestegen: 121,5 miljoen ton in 1976. bi het jaar daarop kwam een kleine terugval: 119,7 miljoen ton. De daling vorig jaar tot 104 miljoen ton weet Rotterdam aan het niet tijdig aanpassen van de oliegeul, waardoor tankers met een grotere diepgang de haven niet binnen konden varen. die in concurrerende Westeuropese havens bij Rotterdam achterbleven. Alleen Marseille had met 49,1 miljoen een grotere aanvoer. Een jaar later kwam Rotterdam gelijk met de Franse haven en in 1968 streefde de haven van Rotterdam met een aanvoer van 55,5 miljoen ton ruwe olie die van Marseille voorbij, waar toen 43 miljoen ton werd binnengebracht. In 1973, toen Rotterdam met een aanvoer van ruim 142 miljoen ton op het hoogtepunt stond, werd in Marseille 79 miljoen ton aangevoerd. Op de derde plaats kwam Le Havre met 59,1 miljoen ton. Rotterdam heeft thans nog steeds de leidende positie.
Verwachtingen
Rotterdam verwacht dat de aanvoer van ruwe olie in de komende twintig jaar zal stijgen. Volgend jaar rekent het Gemeentelijk havenbedrijf op een aanvoer, die minstens gelijk zal zijn aan die van dit jaar, maar in 1985 ver
wacht het een aanvoer van 128,6 mil_ , - , , , joen ton. Deze zal in 1990 toenemen Leiaenae positie Jot minstens 132,4 en maximaal 142,4
Sinds de tweede wereldoorlog heeft de haven van Rotterdam elk jaar een groeiende stroom ruwe olie te verwerken gehad. In 1966 was de aanvoer opmiljoen ton. Rond de eeuwwisseling kan de haven van Rotterdam een aanvoer van 171,1 miljoen ton verwachten en niet minder dan 150,7 miljoen ton. naar Rotterdam werd vervoerd, werd vervoerd.
Goedgemaakt
De terugval in de aanvoer van WJ (door A. de Kwant)
„Je staat voor allerlei erg moeilijke vraagstukken als het gaat om het moderniseren van de kernwapens in Europa", zegt hij, ,,maar het moet niet zo zeer een zaak van' jezelf worden. Ik besef heel wel dat het niet zo bedoeld is, maar ik ' krijg toch wel eens de indruk, dat, gezien de publiciteit die zij krijgen, zij de zaken naar zichzelf toetreldcen. Natuurlijk is het een goede zaak wanneer je als politicus niet zuiver rationeel of pragmatisch te werk wilt gaan, maar toch moet je daar ontzettend voor oppassen jezelf niet te veel met bepaalde zaken te vereenzelvigen'.' Van Leijenhorst zegt wel eens bang te zijn dat met name sommige gereformeerden het risico lopen de opvattingen op de mensen zelf te projecteren, hetgeen volgens hem een typisch verschil markeert tussen hervormden en gereformeerden, als ook tussen CHU'ers en ARP'ers.
De laatsten hebben soms typisch „doperse trekjes", vindt hij, „En als ik zo de historie van de ARP bezie, dan zie je dat mensen als Colijn, Biesheuvel, Zijlstra, Aantjes en Goudzwaard steeds weer op een voetstuk worden geplaatst. Dit is een ontwikkeling die wij als zodanig in het CDA niet moeten hebben. Het gaat om de zaken en om datgene wat je uit wilt dragen; de mens is daarbij meer het instrument dan de kroon. Je krijgt nogal eens de indruk dat het in de politiek vaak de mens is die de kroon op het werk vormt, hetgeen zich volgens mij in iedere samenleving vroeg of laat zal wreken". (of zo men wil, geldingsdrang) bij Anti-Revolutionairen niet zelden tot ürritatie bij CH-politici leidt. Ook het recente optreden van prof. Goudzwaard, de geestelijke vader van het CDA-program (die na het voor hem zo teleurstellende kernwapendebat in de publiciteit kwam door aan te kondigen uit het verkiezingsteam te stappen) is voor hen een evident bewijs van de zucht naar publiciteit.
Van Leijenhorst: „Dit is, als Ik dat zo mag zeggen, een stukje exhibltienisme, wat ik zou willen vertalen met geestelijke naaktloperij. Naarmate deze mensen zich zelf steeds weer paaien en ook vinden dat zij zelf gepaaid moeten worden, zullen zij het in dat grote CDA steeds moeilijker krijgen. Wellicht dat zij ook eerder vertrekken. Ik sluit dan ook niet uit dat sommigen van hen uiteindelijk niet in het CDA terecht zullen komen". „Omdat wij leven vanuit de rechtvaardiging van de goddelozen, omdat wij weten dat wij vanuit onszelf niet bij machte zijn om het verlossende woord te spreken, doch geheel en al van God afhankelijk zijn, heb je toch wel een stuk solidariteit in de schuld. Hierdoor ontstaat ook de aanleg en de bereidheid om met andere mensen en groeperingen samen te werken".
Toch kun je die gedrevenheid bij de Anti-Revolutionairen ook wel in positieve zin waarderen, maar zij moeten daarbij wel oppassen dat zij niet de indruk gaan wekken alsof het alleen en al maar van hen afhangt, alsof alleen Anti-Revolutionairen de wereld kunnen veranderen. Ik geloof dat dit bij een aantal ARP'ers wat al te sterk het geval is, terwijl bij ons veel meer wordt geleefd vanuit de gedachte dat de „grote daden" de heilsdaden, al zijn geschied en dat het echt niet zo is dat wij al die heilsdaden in deze wereld moeten realiseren".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 29 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 16 Pagina's