,,Toch willen wij terug naar ons vaderland''
Vietnamese vluchtelingen in Nederland
Veel is er in het afgelopen jaar geschreven en gesproken over het vluchtelingenprobleem, wat er voor de Aziatische vluchtelingen gedaan werd, hoe en waar ze opgevangen werden, enz. De betrokkenen kwamen daarbij zelf nauwelijks aan het woord. Logisch natuurlijk, ze kenden onze taal niet en moesten zich eerst helemaal aanpassen aan onze westerse samenleving.
Veel van de Vietnamese vluchtelingen die door Nederlandse schepen zijn opgepikt, en door ons land zijn opgenomen, zijn al weer enige tijd uit de opvangcentra ontslagen en wonen nu nagenoeg zelfstandig her en der over ons land verspreid. Een van hen is Duong Anh Tuan, een dertigjarige Vietnamees, die met zijn vrouw Thuy een eenvoudige keurig ingerichte flat bewoont in Zwolle. Wat direct opvalt, is de westerse kleding van de vrouw des huizes.
(De meeste van haar landgenoten durven zich nauwelijks in een rok te vertonen en houden het voorlopig maar bij de traditionele Vietnamese kledij.)
Nog veel meer verbazing wekt echter hun kennis van de Nederlandse taal. Het is bijna onvoorstelbaar dat deze mensen, die een jaar geleden nog geen woord Hollands kenden, nu zonder al te veel moeite een gesprek kunnen voeren in deze taal, die toch lang niet gemakkelijk is. „Nederlands is niet gewoon moeilijk, het is héél moeilijk", vindt Tuan.
In sobere bewoordingen, zonder zelfbeklag, vertelt hij hoe en waarom hij uit Vietnam is ontsnapt en wat er aan zijn vlucht vooraf ging. „Ik was luitenant in het Zuidvietnamese leger en diende bij de werkplaats van een bataljon. Mijn vrouw was kostuumnaaister en had een kleine winkel die lag aan een straat in de stad Mytho. Wij waren gelukkig.
April 1975 kwamen de communisten Zuid-Vietnam binnen en ik werd gevangen genomen en naar een heropvoedingskamp gebracht. We moesten er hard werken en kregen politieke lessen.
Eten en drinken kregen we niet genoeg, we hadden altijd honger; ik had een vriend die dood ging doordat hij gras at.
Mijn gezondheid begon ook kwijnen en onze kleren gingen kapot. Veel mensen zijn in de „heropvoedingskampen" gestorven. De communisten zeiden; dat is niet erg, de buitenlanders weten het toch niet.
Na twee jaar mocht ik naar huis maar ik was met echt vrij. ledere week moest ik me bij het politiebureau gaan melden en ik moest elke maand een brief naar het militaire bureau in mijn stad schrijven, om weer een maand in mijn huis te mogen wonen. Vaak werd ik opgeroepen en dan moest ik gratis voor de regering werken. Gelukkig kwam ik iedere keer weer terug, maar het zou vast en zeker gebeuren dat ze me niet meer terug naar huis lieten gaan en dan zou ik voorgoed wegblijven, net als zoveel anderen.
Ik wilde vluchten, maar dat was erg moeilijk, want bij mij in de straat woonde een politieman die me iedere dag kwam controleren. Als wij onze spullen zouden verkopen — voor de boot was veel geld nodig — zou hij ons plan in de gaten kiijgen. Maar we moesten toch ik was in mijn vaderland niet langer veilig: in september vorig jaar ontmoette ik een man die een boot had gekocht en op een goede dag zijn we gevlucht".
Hun hele inboedel moesten ze laten voor wat het was — wel waren ze zo slim om een negatief van de trouwfoto mee te nemen. Deze werd in Holland ontwikkeld en heeft nu een ereplaats aan de muur.
Ontberingen
Tuan kijkt nog zorgelijk als hij terugdenkt aan de angst en de ontberingen die ze hebben moeten doorstaan. Met in totaal 46 vluchtelingen op een gammele, 12 meter lange boot, koersten ze naar het zuiden — en gelukkig werd de boot niet opgemerkt door een van de controleposten langs de uitmondingen van de rivier de Mekong maar het weer was zo slecht en de zee zo onstuimig dat ze terug moesten naar het noorden en voor de kust van Vietnam ronddobberden. De waterpomp was kapot en er moest met man en macht worden gehoosd. Wat een enorme teleurstelling toen er schepen langskwamen die ondanks hun geschreeuw om hulp weer verder voeren.
Tuan en Thuy kunnen bijna geen woorden vinden om hun blijdschap uit te drukken die ze voelden toen er nadat ze enkele dagen wanhopig rondgezwalkt hadden, een schip kwam (het negende!) dat hen wél aan boord haalde: de Nedlloyd Rotterdam. Ze werden in Singapore aan wal gezet en bleven daar een kleine drie maanden totdat hun overtocht naar Holland in kannen en kruiken was.
In december arriveerden ze op Schiphol. Aan de bittere kou, die ze toen eigenlijk voor het eerst voelden, zijn ze nog steeds niet gewend, en ze denken dat ze wel nooit aan het Hollandse klimaat zullen wennen.
Ongeveer negen maanden bleven ze in het vakantiecentrum „Hesselte" in het Drentse Havelte, waar ze voornamelijk werken onderricht in de Nederlandse taal. In die tijd hebben ze ook op kosten vaiï de Stichting Vluchtelingenhulp Nederland (SVN) diverse uitstapjes gemaakt. Zo zijn Tuan en Thuy al een dagje in Amsterdam geweest, naar Eindhoven en naar de Keukenhof. Vooral dat laatste bleek een groot succes.
Een van de groepsgenoten schreef erover in „Noi san Vietnam", het blad dat onder de Vietnamese vluchtelingen ' wordt verspreid: „Tja, wat een grote en mooie tuin, die ik voor het eerst zag, waarin veel bomen, meren, met kleine grachten en bruggen waren. Maar wij verbaasden ons dat er nu in de tuin weinig bloemen bloeiden, tengevolge van de winter die heel lang duurde met de laagste temperaturen sinds dertien jaar.
Maar, kijk...! Er waren toch wel grote glazen huizen, die heten kassen, daarin hebben mensen alle soorten bloemen geplant. (...) Wij konden bij de deur een lekkere geur ruiken en ik dacht dat ik in een mooie droomtuin was".
Vanaf oktober wonen Tuan en Thuy nu in Zwolle, in een flat die ze door bemiddeling van de Gemeentelijke Sociale Dienst toegewezen kregen. Thuy heeft haar werk dat ze in Vietnam deed min of meer voortgezet en werkt nu als modinette in een confectiefabriek. Ze maakt ook regelmatig kleren voor zichzelf en voor haar man, en haar handigheid met naald en draad komt, gezien het nog steeds krappe budget, goed van pas.
Tuan maakt zich nuttig als tolk in het vluchtelingenopvangcentrum in Nunspeet. Zijn werk bestaat daar uit het vertalen van de informatie die de mensen krijgen over bijvoorbeeld het maatschappelijk leven in Nederland, hij gaat mee wanneer er iemand naar de dokter of tandarts moet en zelf zijn klachten niet in het Nederlands onder woorden kan brengen, en als er een groep vluchtelingen op Schiphol aankomt, moet hij aanwezig zijn bij het afhandelen van de formaliteiten.
Communisme
Dankzij zijn werk heeft Tuan nu een aardige kijk op het politieke leven in ons land. Hij stond er trouwens wel even van te kijken toen hij, net de communistische terreur ontvlucht, hoorde dat hier in Nederland ook een communistische partij is. „Maar nu begrijp ik het wel. Het communisme is hier heel anders dan in Vietnam. Bovendien mag je hier tenslotte je eigen mening vertellen en dat vind ik heel goed".
De vrije tijd die overblijft na beider drukke dagtaak, wordt onder meer gebruikt om contact te onderhouden met het gastgezin, en natuurlijk om het Nederlands nog verder onder de knie te krijgen. Alleen Thuy gaat 's zondags naar de Rooms-Katholieke kerk; vlak voor de vlucht uit Vietnam is zij tot het Rooms-katholicisme overgegaan.
(Het leek haar bevorderlijk voor het welslagen van de tocht, wanneer ze zo nu en dan de heiligen eens aan zou roepen.)
Het feit dat dit Vietnamese echtpaar zich al aardig in ons land aan heeft weten te passen, betekent niet dat ze al hun vaderlandse gewoonten de rug hebben toegekeerd. Rijst is nog steeds het favoriete voedsel, de vele soorten groenten die de. Nederlandse huisvrouwen hun gezinnen voor plegen te zetten, vinden Tuan en Thuy niet alleen minder lekker, maar ze vergen bovendien veel bereidingstijd.
,,Nee, geef ons maar rijst. Lekker makkelijk", lacht Thuy. Koffie drinken ze wel, maar lang niet in die mate als wij dat doen. 's Avonds wordt het troostrijke vocht in geen geval gedronken; dat werkt alleen maar slaapverdrijvend.
Als Tuan zegt dat hij de Nederlanders „erg vriendelijk" vindt, staat zijn gezicht ernstig, als wil hij daar mee te kennen geven, dat dit geen vleierij is. „De Nederlanders doen erg veel voor de vluchtelingen. Andere landen in Europa laten natuurlijk ook wel vluchtelingen binnen, maar de opvang, zoals die hier gegeven wordt, en de hulp van vrijwilligers is bijna nergens zo goed als hier". En de dankbaarheid staat van Thuy's gezicht te lezen als ze vertelt hoeveel hulp ze heeft gehad van vrijwilligers bij het inrichten en schoonmaken van de flat. „Ik schrok erg toen ik dit huis de eerste keer zag. Ik had altijd gehoord dat de Hollanders zo schoon en netjes waren, maar dit hier was zo vies, ik wist niet wat ik moest beginnen. Met meer dan tien man zijn ze toen komen helpen".
Als Tuan en Thuy praten over hun familie, die nog in Zuid-Vietnam is, worden ze somber. Tuan: „Ze hebben het erg slecht. De werkloosheid is heel hoog daar, ongeveer de helft van de bevolking heeft geen werk. Alleen een paar van ons gezin hebben een baan en die moeten dan voor de hele familie geld verdienen.
Uitkeringen, zoals hier heb je daar niet.
We schrijven wel brieven naar elkaar — die zijn dan meer dan een maand onderweg — maar daar moeten we heel voorzichtig mee zijn. Er is natuurlijk een strenge censuur en als wij over politiek schrijven of zo, kunnen we onze familie in gevaar brengen".
Maar hoe droevig het in Vietnam en hoe goed het leven hier ook is, in de toekomst wil Tuan met zijn vrouw toch terug naar zijn vaderland. „Ik heb er tenr slotte 10 jaar voor gevochten. Maar, voordat ik terug ga, moet er natuurlijk wel een ander regime zijn".
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 52 Pagina's

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 52 Pagina's