UNIFIL bittere noodzaak in het Midden-Oosten
Libanon blijft onstabiele factor
„Ik ben er diep van overtuigd dat UNIFIL een volstrekt essentiële vredebewarende taak heeft uitgevoerd en nog vervult in een van de meest gevoelige en explosieve delen van de wereld. De gemakkelijkste manier om de waarde te bewijzen van de taak die UNIFIL nu vervult zou zijn de vredesmacht terug te trekken. In de geldende omstandigheden zou dit zonder twijfel een uiterst onverantwoord en vrijwel zeker rampzalig experiment zijn en ik geloof niet dat iemand die goed over de situatie is ingelicht, dit werkelijk zou aanbevelen".
Dit schreef de secretaris-generaal van de Verenigde Naties dr. Kurt Waldheim in zijn jaarlijics verslag, dat hij aan de Algemene vergadering van de volkerenorganisatie uitbracht. Dit gebeurde in september, toen een grote groep van de Nederlandse militairen, die in maart van dit jaar, naar Libanon waren vertrokken, reeds weer terug was in het vaderland.
Zij hadden aan den lijve ondervonden dat de toestand in Zuid-Libanon inderdaad explosief is en de verhoudingen gevoelig liggen. Zij weten ook, dat Waldheim gelijk heeft met de opmerking in zijn verslag dat er zich „geen voor de hand liggende of gemakkelijke oplossing voordeed". De
secretaris-generaal van de VN kon voor de Algemene vergadering niet anders dan erkennen, dat „de situatie daar gevaarlijk en ingewikkeld was" en blijft, voegen wij eraan toe.
Waldheim achtte het echter wel van belang, dat de werkelijke betekenis van de operatie UNIFIL met al haar problemen beter zou worden onderkend. Hij hoopte dan ook bij voortduring de steun en het begrip van de lidstaten te ontvangen en niet net minst van de betrokken partijen en zeker ook van de media. Met nadruk waarschuwde hij ervoor de fundamentele problemen, welke zich in Libanon voordoen, toe te schrijven aan de operatie, „waarbij juist zo dapper wordt geprobeerd de situatie onder controle te houden".
Erkenning
Tot de fundamentele problemen behoort in de eerste plaats de vraag in hoeverre Israël en de PLO elkaar wederzijds willen en zullen erkennen. Premier Begin van Israël betitelde ook in het afgelopen jaar de PLO als een bende moordenaars en hij deed dit bij herhaling.
De Palestijnse bevrijdingsorganisatie (Palestine Liberation Organisation) daarentegen beschuldigde telkens opnieuw de Israëlische regering ervan, erop uit te zijn niet te rusten voordat de PLO verdwenen is. Israël wil best vrede sluiten, maar dan met de afzonderlijke staten, waardoor het land wordt omringd, getuige de akkoorden met Egypte.
Zolang echter de Syriërs het voor het zeggen hebben in Libanon is er geen uitzicht op een vredestoestand tussen Israël en zijn buurland Libanon. De oosterbuur Jordanië denkt er niet aan om met de regering in Jeruzalem „handje klap" te spelen; daarvoor is de verzoening tussen koning Hoessein en PLO-leider Arafat toch te hecht. Het Arabische front tegen Israël is vrij goed gesloten, al zijn er nuances tussen de verschillende landen in benadering mogelijk en ook wel zichtbaar. Saoedi-Arabié, dat nog altijd goed met het Westen, vooral met de Verenigde Staten bevriend wil blijven, neemt bijvoorbeeld niet zo'n hard standpunt in als de huidige islamitische staat Iran.
Voor geen geld
In de (nieuwe) Iraanse visie werd het vroegere Palestina, het oude Britse mandaatgebied ais een islamitisch land beschouwd, dat „voor geen geld" mag worden prijsgegeven. Deze opvatting vloeit voort uit het wezen van de islam, waarin religie en politiek eigenlijk niet zijn te scheiden; het is een levensbeschouwing, die het gehele leven moet beheersen.
„Het is een volledige manier van leven". Nationalisme wordt in de ogen van diep gelovige moslems min of meer als een ketterij gezien, die tweedracht tussen de „gelovigen" zaait.
Geen wonder dus, dat Arafat spoedig gehoor vond in Iran. De islamitische rijen moeten worden gesloten om Israël zo mogelijk van de wereldkaart te vegen.
Het doel van het Palestijnse handvest is immers nog altijd de vernietiging van de staat Israël.
De PLO-leider heeft echter genoeg realiteitsbesef, dat hij met deze leuze niets kan beginnen voor bet front van de wereld. De „verdwijning" van de Joodse staat moge dan in het handvest zijn opgenomen, de verwezenlijking van dit „ideaal" is nog iets anders. Een nieuwe Arabische oorlog tegen Israël zou waanzin zijn zo beseft(e) de PLO, zeker nu Egypte het „nooit-meer-oorlog" met zijn nabuur uitriep, terwijl ook Jordanië niets voelde voor een nieuwe gewelddadige confrontatie met de Israëli's; dit land moest al genoeg afstaan van zijn grondgebied, inclusief een deel van Jeruzalem.
Vanuit Libanon
Dit betekende dus hevige aanslagen in Israël zelf vanuit het zuiden van Libanon, waar duizenden Palestijnen leefden en velen van hen in militaire kampen waren gelegerd totdat het Israëlische leger in maart 1978 Libanon binnenviel. Deze campagne was gericht op de uitroeiing van de Palestijnse kampen in Zuid-Libanon en het voorkomen van een verdere opmars van de Syrischs troepen, die Libanon overstroomden na de burgeroorlog van 1975. De Israëlische inval was wel te verklaren (hoewel niet goed te praten) vanwege het feit, dat de Palestijnen nog alleen in Libanon de kans kregen acties tegen Israël te ondernemen. Koning Hoessein had in 1970 de Palestijnen uit zijn land verdreven en zodoende waren ze wel op Libanon als uitvalspunt voor hun acties in Israël aangewezen.
Deze vlucht naar Libanon in de jaren zeventig betekende dat het aantal Palestijnen in dit land enorm toenam. Op het ogenblik wonen er ongeveer 600.000 Palestijnen in Libanon, verdeeld in allerlei groepen, ook „haviken" en „duiven" net zo goed als men christenen en moslims onder hen aantreft.
Israëlisch antwoord
De Israëlische inval in de nacht van 14 op 15 maart 1978 was het antwoord op een overval van een Palestijnse commandogroep op een autobus op de weg tussen Hajfa en Tel Aviv, waarbij meer dan veertig personen werden gedood bij het gevecht, dat met de overval gepaard ging. De Veiligheidsraad van de VN nam nog geen week later het besluit „eigen" troepen in Zuid-Libanon te stationeren. Israël diende zo spoedig mogelijk tot ontruiming van het bezette gebied over te gaan, volgens resolutie 425, die tevens voorzag in de legering van een internationale vredesmacht in het betrokken gebied.
Israël had echter, toen de Syriërs Libanon geheel dreigden te bezetten, na de burgeroorlog van 1975, duidelijk laten blijken bereid te zijn acties op Syrisch grondgebied uit te voeren, wanneer de Syriërs ook het gebied ten zuiden van de rivier de Litani in Libanon onder controle zouden nemen. De Israëlische regering had de commandant van het Libanese leger in het zuiden des lands, een zekere majoor Haddad, steun toegezegd bij de vorming van een „christelijke militie". Deze nam de kans waar om een eigen legertje op te bouwen, dat het voor het zeggen kreeg in een strook van ongeveer tien kilometer diepte langs de noordgrens van Israël. Bij de ontruiming van Zuid-Libanon, die zich voltrok tussen maart - juni 1978 liet Israël een bufferzone over voor majoor Haddad en diens militie ter controle, zodat de VN-vredesmacht niet geheel Zuid-Libanon onder beheer kon nemen.
Geboorte-uur UNIFIL
Met het besluit van de Veiligheidsraad tot instelling van een vredesmacht, bestaande uit manschappen van onderscheiden landen, was de UNIFIL - United Nations Interim Force in Libanon „geboren". Een noodzakelijke vredes-, macht, want Israël en de Palestijnen, waarvoor Arafat als woordvoerder en leider tegenover het forum van de wereld optreedt, in welke functie hij ook als zodanig door de meeste landen wordt erkend, staan nog altijd als vijanden tegenover elkaar. Bovendien is het gezag van de centrale Libanese regering in Beiroet nog bij lange na niet hersteld, terwijl majoor Haddad een soort mini-staat uitriep, waar hij de „alleenheerser" is. De Libanese premier El Hoss bereisde in oktober diverse Arabische landen om deze te bewerken te helpen aan een oplossing voor Libanon, welke als consequentie zou moeten' hebben dat de PLO zich in dit land meer op de achtergrond dient te houden.
Geen toenadering
Het zag er dit jaar nog niet naar uit, dat er toenadering kwam tussen Israël en de PLO. Het was opmerkelijk, dat Arafat in de afgelopen tijd niet meer zo fel van leer trok, aangezien hij steeds meer slaagde in zijn pogingen om in Europese landen vaste voet te krijgen. Zelfs minister Van der Klaauw (Buitenlandse zaken) verklaarde voorstander te zijn van feitelijke contacten met de PLO ter informatie, in de trant van uitwisseling van gedachten, die niet het karakter van onderhandelingen moeten hebben, want Nederland erkent evenals de overige EEG-landen de PLO niet als officiële gesprekspartner, hetgeen immers erkenning zou inhouden. Het was zonder meer duidelijk, dat Arafat daarnaar streefde en dit blijft doen, want alleen in die weg kan hij zich waarmaken als officiële pleitbezorger voor een Palestijnse staat op de westoever van de Jordaan. Daaraan zit als consequentie verbonden, erkenning van Israël. Dit is nu juist het „hete hangijzer" in de Arabische wereld.
Verlangen naar vrede
Zolang dit blijft hangen als een „zwaard van Damocles" boven het Midden-Oosten, komt er geen permanente vrede, terwijl ook de situatie in Libanon zelf een brandhaard vormt, omdat Syrië geen eensgezind en goed geregeerd , buurland wenst. Libanon nam nooit deel aan de strijd tegen Israël en de meeste Libanezen wensen in vrede met Israël te leven. Zij hebben niet om de komst van de Palestijnen gevraagd en zouden dezen liefst zien vertrekken. Dit is teneur van de gesprekken die wij tijdens ons verblijf in Libanon voerden met verscheidene inwoners. Zij waren blij met de komst van UNIFIL in het zuiden van hun land, maar haalden hun schouders op over de actie van majoor Haddad, die zij een marionet van Israël noemden.
Sedert de „vreemde soldaten" er zijn keren de bewoners, die bij de Israëlische inval uit het zuiden waren gevlucht, weer terug. Zij gingen hun beschadigde huizen herstellen en bebouwden weer hun akkers. Het normale leven hernam zijn gang. Zo kon men de herdersjongen het heuvelland zien intrekken met zijn kudde en de winkeltjes werden opnieuw bevoorraad.
In Haris, waar het hoofdkwartier, eerst van het Franse bataljon en nu van onze militairen is gevestigd, zagen de kooplieden „brood" in het verblijf van. zoveel dragers van blauwe helmen of baretten. De souvenirs kupnen er nu te kust en te keur souvenirs kopen voor „thuis". Een winkelierster maakte van haar fraai uitgedoste winkel zelfs een soort cafetaria, waar de militairen rustig een kop (Turkse) koffie, een frisdrank of een ijsje kunnen gebruiken temidden van een enorme hoeveelheid snuisterijen, tot linnen bedrukte emblemen met de naam van „44 Painbat Johan Willem Friso" toe. Het „Dutchbat" in blauw op wit linnen gaat grif van de hand.
Incidenten
Met opzet zijn de VN-kleuren blauw en wit gekozen om de voertuigen en militairen te doen opvallen. Zij zijn er om alle bewegingen in het heuvelachtige terrein te controleren en hoe eerder zij dus opvallen hoe beter of het is, ook voor henzelf. Dit neemt echter niet weg, dat er toch op hen wordt geschoten, zoals nu reeds vele malen het geval was. Wie de lijsten van incidenten naleest, die worden gepubliceerd in „Dubbel vier", het weekblad van het Nederlands VN-detachement in Libanon, bemerkt, dat bijna elke dag ergens op posten, bezet door onze militairen of in de richting van de posities, die de Nederlandse militairen innemen, wordt geschoten. Gelukkig is het niet altijd even ernstig of zelfs ernst, want het komt wel voor, dat het schieten als grap bedoeld is, een misplaatste grap dan wel. Een voorbeeld daarvan was het tot stilstand brengen van een patrouillejeep op 20 oktober jl. met geweerschoten, afgevuurd door een aantal gewapende elementen. Bij het overleg met de PLO bleek dit incident een „grap" te zijn van een PLO-jongen, die volgens zijn meerderen ervoor zou 'worden gestraft. Vooral de DFF (DeFacto Forces) en gewapende groeperingen van de zgn. Leftist Movement (linkse bewegingen), die ook in het UNIVIL-gebied „huizen" maken zich schuldig aan beschietingen. De vuurgevechten tussen de PLO met eenheden of steunpunten van de „christelijke militia" maken de situatie nog gecompliceerder, waardoor er ogenblikken zijn, die voor vele leden van het Nederlandse detachement en van dat niet alleen, een nachtmerrie opleveren.
Na een half jaar
Kapitein J. van de Ven (vanaf 1956 werkzaam in het „militaire bedrijf') schetste na een halfjaar verblijf in Libanon in „De Achterbanier",, veertiendaags periodiek voor familieleden en andere relaties van onze militairen in Libanon, van 20 september de toestand o.m. als volgt:
„De gevechten die geleverd moesten worden in het Fiji-territoir, het gewondentransport dat werd beschoten en aantoonde hoe weinig respect men hier heeft voor het leven, zullen we niet gauw vergeten. Drie van onze Fiji-vrienden werden in een hinderlaag vermoord...
De bombardementen op Tyre, Sidon (beide plaatsen bekend uit de Bijbelse geschiedenis v.d.R) en Beiroet. Het zijn allemaal trieste ervaringen die je tot nadenken stemmen en waarbij je je steeds afvraagt of het zo wel kan doorgaan. Waarom, waarom, waarom? Is het dat allemaal wel waard? Wat kan UNIFIL doen om een verbetering in de huidige situatie te bewerkstelligen?...Moeten we meer mogelijkheden en faciliteiten krijgen? Moeten we eerst schieten en dan halt roepen?...Dat kan de bedoeling niet zijn. De weg van onderhandelen en tussentijdse regelingen wordt druk bewandeld door UNIFIL.
De realiteit is echter dat men in de voorgaande maanden de ervaring heeft opgedaan dat de elkaar bestrijdende partijen zich niet of nauwelijks aan hun afspraken houden...
Bombardementen en bomaanslagen, over en weer, zullen echter nooit bijdragen tot een wederzijdse oplossing, doch de reeds aanwezige haat ten opzichte van elkaar maar groter maken. Steeds brutaler en openlijker wordt UNIFIL bedreigd en geeft men ons te kennen dat we niet welkom zijn. Erg vreemd. Alle betrokken partijen vragen de VN de vrede te handhaven, toch wordt je aanwezigheid niet op prijs gesteld....
Zes maanden UNIFIL heeft je hopelijk rijker gemaakt. Niet in de betekenis van geld, maar wel met de gedachte dat we in Nederland ons gelukkig mogen prijzen me de vrijheid waarin we mogen leven...
De bevolking van Libanon heeft recht OD een beetje vrede. En daaraan een bijdrage mogen leveren is een goede zaak die weliswaar moeite kost maar in dankbaarheid gedaan moet worden".
Hulp aan bevolking
De moeitevolle taak in Libanon kent naast vele schaduwzijden ook tal van lichtpunten. De mannen „van het eerste uur" die inmiddels allen in Nederland terug zijn sloofden zich enorm uit en wisten zeer goede contacten te leggen met de plaatselijke bevolking. In Siddiqin, een overwegend mohammedaans dorpje, waarvan de inwoners nogal op Palestijnse hand waren, namen zij een schoolproject ter hand, aangezien er geen behoorlijk schoolgebouw meer was na de oorlogshandelingen. Een Nederlandse soldaat maakte een ontwerp voor een school met veertien lokalen voor de ruim driehonderd kinderen, die voor onderwijs in aanmerking kwamen. De bevolking zelf bracht zo'n ƒ45.000 bijeen. De genie voerde met hulp van de mannelijke bevolking het plan uit, maar geldgebrek zette het werk stop. De sergeant, die het initiatief nam, bracht zijn „achterban" in Nederland in actie met als resultaat veel materiaal ten behoeve van de inrichting van de school, zodat zes lokalen konden worden gebruikt, waardoor kinderen van de straat werden gehouden.
Dit is ook een kant van de UNIFIL - aanwezigheid, die aantoont hoe naast de vredebewarende taak ook vredelievende arbeid voor de bevolking kan worden verricht, waarvan nog tal van voorbeelden zouden zijn te noemen; het verstrekken van voedsel (restanten) en kleding, hulp bij opbouw van huizen, het verlenen van medewerking bij de bewerking van akkers enzovoort. Naastenliefde, tot uiting komend in het zoveel mogelijk waarborgen van de veiligheid, bescherming en hulpvaardigheid.
Stabiliteit ontbreekt
UNIFIL is nog altijd een bittere noodzaak in Libanon, waar het gezag van de Libanese regering verre van stabiel is.
De tegenstellingen tussen de „regeerders" onderling zijn (nog) groot. De ,,christelijke" president Sarkis zou het liefst de Syriërs zien verdwijnen en de Palestijnen in hun „macht" sterk willen beknotten. De islamitische premier El Hoss zou onder supervisie van UNIFIL alle aanwezige strijdkrachten in het zuiden willen „opruimen", inclusief de „christelijke milities" van Haddad.
Voor in Libanon de rust is weergekeerd, zal er nog veel water door de rivier de Litani, onder welke scheidslijn Israël geen Palestijnen en andere vijanden duldt, moeten stromen. Hetzelfde geldt eigenlijk voor Israël. Het oude Bondsvolk schijnt geen rust en vrede te ontvangen van de God des vredes. Wiens Zoon het als Messias blijft verwerpen, zonder en met UNIFIL.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 52 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 52 Pagina's