Spanje op weg naar democratie
Na dertig grondwetten in honderd vijftig jaar
Iedere krantelezer, ook hij die geen speciale belangstelling heeft voor Spanje, moet dit jaar toch wel getroffen zijn geweest door de vele — dikwijls slechte — berichten die ons vanuit dat land bereikten. Op 31 augustus werd er reeds bekend gemaakt dat het aantal dodelijke slachtoffers (sinds 1 januari 1979) de 100 had overschreden. Die van de ETA, de organisatie van Baskische separatisten, en die van andere terroristische organisaties bij elkaar geteld.
Niemand was toen zo naïef dat hij meende dat het bij die 100 zou blijven. Maar toch hadden politieke kringen in Spanje en elders nog wel een sprankje hoop. Een hoop die gevestigd was op de 25e oktober, op de referendums in Baskenland en Catalonië. Men hoopte dat er nu ook weer, evenals in oktober 1976, wat soelaas zou komen. Toen werd namelijk het Pact van Moncloa gesloten.
Het was nog geen jaar na Franco's dood en vele aanslagen (van terroristische organisaties — zowel van uiterst links als van uiterst rechts) teisterden Spanje.
Meestal streden die organisaties voor een bepaalde ideologie, al deden de Baskische en Catalaanse separatisten ook toen reeds van zich horen.
De grote politieke partijen vonden het nodig een nationaal front te vormen. Iedereen deed daaraan mee, zowel Carrillo van de PCE, de Spaanse communisten, als Fraga Iribarne van de zeer rechtse Voiksalliantie (thans vervangen door de Democratische Alliantie).
Het was daarom een groot succes voor Suárez, die ook toen reeds premier was, dat hij zowel Fraga en Carrillo als Gonzalez (de leider van de socialisten) voor dit pact wist te winnen. Niemand kon toen meer in ernst beweren dat hij niet voor overleg, met wie dan ook, te vinden was. Spanje scheen op weg te zijn een democratie te worden. Helaas zijn er toch steeds groepen gebleven, de GRAPO (Revolutionaire Antifascistische Groepen van de Eerste Oktober) en de A.A.A. (Anticommunistische Apostolische Alliantie), die nergens mee tevreden waren, en dus door bleven vechten en schieten. Suárez stond echter sterk, want ieder die maar enigszins bona fide was, stond achter het Pact van Moncloa, het Pact van de Nationale Eenheid, het Pact waarin samenwerkten Fraga, Suárez, Gonzélez en Carrillo, de vier heren die nog steeds een begrip vormen voor iedere Spanjaard.
Baskisch-Catalaans verzet
Maar na oktober 1976 kwam er een nieuwe etappe. En nog wel een heel gevaarlijke. Want zoveel eendracht onder zo sterk verschillende mannen (van Fraga tot Carrillo) was wel een voordeel voor het centrale deel, voor het hart van Spanje (Castilië heet dat). Maar de volken aan de zee zoals Basken en Catalanen, zagen er alleen maar een groot gevaar in, een gevaar dat ze door de Castiiianen overheerst zouden worden. Want een coalitie of een Pact van „nationale eenheid" is in veel landen een goede oplossing. Maar in Spanje is echter juist het tegendeel het geval. Dat komt doordat daar vanouds bevolkingsgroepen zijn — de Catalanen en de Basken zijn het bekendst, fiet belangrijkst en het machtigst — die van een sterke nationale eenheid niet zo erg gediend zijn. Bij zo'n nationale eenheid hebben namelijk de Castilianen, de bewoners van Midden-Spanje, altijd nog aan het langste eind getrokken. Dat was 400 jaar geleden, onder Filips II, al zo en onder Franco was het nog net eender! Basken en Catalanen hadden dan ook wel enige reden zich af te vragen of die toestand ook na Franco's dood bestendigd zou worden. Zouden ook nu weer de Castilianen hun oude overwicht terugkrijgen in de regering en vooral ook aan het hoofd van leger en politie? Het leek er verdacht veel op dat het opnieuw die kant uit zou gaan. (Vandaar ook de grote, wederkerige, vijandschap tussen Basken en militairen en de vele moordaanslagen die die vijandschap tengevolge heeft gehad). Daardoor leefde het Baskische en het Catalaanse particularisme weer op en ontaardde soms zelfs in separatisme.
Generalitat, Tarradellas
De geschiedenis van drie jaar strijd, in het parlement en op straat, over de autonomie van beide streken heeft al een onnoemelijke stroom berichten en commentaren opgeleverd. En Sudrez scheen in die strijd alleen maar succes te kunhen behalen in Catalonië. Hij wist namelijk de Catalanen — twee jaar geleden ai — vrijwel volledig te neutraliseren door ze een voorlopig eigen bestuur terug te geven. Dat bestuur werd, in aansluiting bij de traditie en bij de „fueros", de oude privileges van Catalonië, voorzien van de historische naam „Generalitat" (Generaliteit). Wanneer dat alles alleen maar een stroom papieren maatregelen had opgeleverd (plus nog een aantal stro-mannen in de Generalitat), dan zouden de onverzettelijke Catalanen zich daardoor niet hebben laten afschepen. Maar Suárez, die al zo dikwijls iedereen te slim af is geweest, repatrieerde de historische leider, een zeer rode leider, Josep Tarradellas. Dank zij diens geweldige bestuurscapaciteiten keerde de rust in Catalonië terug.
Links nationalisme
In Baskenland was — en is — zo'n gezaghebbend en door ieder gerespecteerd man niet te vinden. Toch is Sudrez er ook daar in geslaagd iemand te vinden met wie hij praten kan en die enigszins als representatief kan gelden voor de rechtse en centrum-rechtse Basken. Dat was Carlos Garaicoechea, de gematigde leider van de christendemocratische PNV of Baskische Nationalistiche Partij.
Garaicoechea had het tijdens de onderhandelingen lang niet gemakkelijk. Want de linkse Baskische nationalisten stonden hierbij als de spreekwoordelijke stuurlui aan de wal en verweten hem iedere keer dat hij zijn eisen niet hoog genoeg stelde. De politieke partijen Herri en de iets gematigder Euskadiko Eskerra kraakten alles af wat hij deed en de terroristische organisaties-en ETA-PoliticoMilitar pleegden de ene aanslag na de andere. Garaicoechea was daardoor gedwongen zijn eisen zeer hoog te stellen.
Hij ging op een gegeven ogenblik zelfs zover dat hij in New York verklaringen aflegde om Suárez onder druk te zetten.
Daarin handelde hij bijna alsof hij het hoofd was van een onafhankelijke staat en toen het Madrileense dagblad ABC Garaicoechea beschuldigde van chantage, had het niet helemaal ongelijk.
Autonomie
Suárez en Garaicoechea, ieder met zijn staf, werden het tenslotte eens over de autonomie. Aan de Basken werden daarbij ongelooflijk veel rechten toegekend, evenals met de Catalanen gebeurde in diezelfde tijd. Het Baskisch en het Catalaans werden daarbij, ieder voor het eigen gebied, als officiële taal erkend.
Zelf mochten de deelregeringen het onderwijs, de radio en de televisie regelen.
Ze mogen de ruimtelijke ordening ter hand nemen, hun eigen politie en hun eigen rechterlijke macht organiseren en een eigen regering scheppen die verantwoordelijk zal zijn tegenover het Baskische (of Catalaanse) parlement. (Deze mate van autonomie doet zeker niet onder voor die van de Westduitse „Lander" binnen de Bondsrepubliek.)
Maar er bleven nog donkere schaduwen hangen boven de twee akkoorden, het statuut van Sau voor de Catalanen en het nog meer omstreden statuut van Guernica voor de Basken. (Beide statuten zijn genoemd naar de stad waar ze zijn vastgesteld.) Voor Herri Batasuna was langzamerhand alleen volledige soevereiniteit, afscheiding van Spanje dus, nog voldoende. Het riep daarom al zijn aanhangers op het referendum van 25 oktober te boycotten, om de betekenis er zoveel mogelijk aan te ontnemen. De statuten moesten bij referendum goedgekeurd worden door de Baskische en Catalaanse bevolking met de meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen. In Catalonië werd het statuut van Sau door alle partijen van enig belang gesteund.
De 25e oktober
Bij het referendum was het percentage stemonthoudingen — tot ieders verwondering — in Catalonië precies even hoog als in Baskenland, 40,23% namelijk. Het aantal tegenstemmers was in beide gewesten ook bijna even groot. Het grootste percentage tegenstemmers kwam uit de zuidelijkste provincies van ieder gewest, in Catalonië in de bekende „toeristenprovincie" Tarragona (8,6%) en in Baskenland in de provincie Alava (9,02%). Op Navarra komen we straks nog terug. Toch waren alle politici die bij deze grote operatie betrokken geweest waren, opgelucht dat de akkoorden door de vereiste meerderheid (50% + I) van het aantal uitgebrachte stemmen in elke daarbij betrokken provincie waren goedgekeurd. En ook dat er een redelijk percentage van de kiezers was opgekomen, ondanks het zeer ongunstige weer. Toch was het voor de politici, die zo lang, alsof hun leven ervan afhing, gestreden hadden voor autonomie, voor de befaamde Baskische en Catalaanse fueros of privileges, een hard gelag te bemerken dat er heel, heel veel mensen tamelijk onverschillig tegenover autonomie stonden. Ondanks alle dure leuzen en aangeheven eigen volksliederen vonden die blijkbaar dat ze nog wel andere, dat ze in sommige gevallen zelfs nog wel betere dingen aan hun hoofd hadden.
Wordt Spanje een modelstaat?
Er is veel belangstelling voor Spanje de laatste jaren. Heel West-Europa vraagt zich af wat er van dit land zal worden, nu het zo plotseling van Franco's autoritaire regime over moest schakelen op een staatsbestel met meer vrijheid. Koning Juan Carlos en premier Adolfo Suárez zijn daarbij dikwijls uitbundig toegejuicht.
In onze ogen soms wel wat te uitbundig, als we letten op de nieuwe, reeds in 1978 gereedgekomen grondwet, waarin de mogelijkheid tot echtscheiding en abortus is opengelaten. Ook te uitbundig omdat Spanje in 1979 de rol op zich heeft genomen de PLO (van Arafat) in West-Europa te introduceren; men denke aan het statiebezoek van Jasser Arafat aan Madrid. Het behoeft geen betoog dat zowel de nieuwe grondwet als het bezoek van Arafat de reputatie van Spanje in linkse kringen juist aanzienlijk heeft verbeterd.
Maar ook de autonomie van de Basken en de Catalanen heeft over het algemeen een goede pers gehad. Zelfs zeer gematigde bladen menen dat die autonomie zal leiden tot een versterking van het streek- en groepsbesef. Daardoor zou de moderne mens die in zijn werk steeds meer opzij geschoven wordt door de techniek en automatisering, de mens die overstelpt wordt door informaties over landen waarbij hij zich helemaal niet betrokken voelt, weer een natuurlijk milieu terugkrijgen. Binnen deze groep zou de mens dan opnieuw een zinvolle bestaansreden krijgen waarin hij meer is dan alleen maar een nummer. Gezin en kerk functioneren in onze samenleving maar heel slecht meer en daarom moet de streekgemeenschap gaan fungeren als een nieuw home, als een nieuw paradijs.
Misschien hebben de Basken en Catalanen ook zoiets verwacht van hun eigen deelstaatjes. Ze beweerden althans met trots dat ze al 150 jaar lang voor hun fueros gevochten hadden. We zagen hierboven dat het strijdvuur bij het referendum al danig bekoeld was.'
Nieuwe teneur
Maar daarna volgde voor de Basken helemaal een wrede ontgoocheling. Er bleek namelijk aan de tweedracht en de moordaanslagen nog geen eind te zijn gekomen. Daags na het referendum richtte de FNV (de gematigde nationalisten van Garaicoechea) zich tot de ETA-Militair en Herri Batasuna met het dringende verzoek de strijdbijl te begraven en samen te gaan bouwen aan de toekomst van Baskenland.
Van de zijde van Herri Batasuna werd echter te kennen gegeven dat zij en de ETA door zouden blijven strijden, op zijn minst tot op het ogenblik dat Navarra bij Baskenland zou zijn gevoegd. (Het provinciaal bestuur van Navarra had namelijk deelname aan het referendum van de hand gewezen, omdat een groot deel van Navarra zichzelf niet als Baskisch beschouwt.)
Links verdeeld
Op de 27e oktober volgde er een moordaanslag. Het slachtoffer was de socialistische militant en vakbondsbestuurder German Gonzélez Lopez in Guipüzcoa. Hoewel de verantwoordelijkheid voor deze aanslag werd opgeëist door een „autonoom commando",' meende iedereen dat de ETA hier in het spel moest zijn. De verontwaardiging en de woede onder Baskische socialisten en vakbondsleden stegen ten top. German Gonzalez was immers één van de hunnen geweest! Er werd tegen maandag 29 oktober een proteststaking uitgeroepen, een staking die ontaardde in een enorme woedeuitbarsting tegen de ETA. Nu waren de „Etarras" (de ETA-leden) veelal als verzetsstrijders beschouwd, die als zodanig in noodgevallen gastvrij verborgen werden, vooral in linkse kringen.
Doordat daaraan een eind dreigde te komen, kwam de ETA in het defensief en wees benepen alle verantwoordelijkheid voor de moord op German Gonzalez af.
Dat baatte echter niet meer en het gevolg was dat de ETA een andere vijand had gekregen. Ze streed nu niet meer (met sympathie van vele Basken) tegen de Spanjaarden, maar ze vond nu een bittere vijand in haar eigen Baskische volksgenoten. Ondanks het referendum was de haat, waren de gevaarlijke tegenstellingen gebleven.
Een rode markies
In Catalonië ging alles veel rustiger toe dan bij de Basken. Zowel voor het referendum als daarna. De grootste teleurstelling die de mensen daar te verteren kregen was dat de vuurrode en hooggeprezen Tarradellas van zijn voetstuk afviel.
Op 26 oktober kon het dagblad El Pais nog niet de uitslagen van het referendum meedelen. Maar het had wel een sappig nieuwtje. Tarradellas, de rode militant van de oude stempel, had het verzoek ingediend om in de adelstand verheven te worden. Met vermelding van de gewenste titel: Markies van Celladó (Celladó is de naam van zijn geboorteplaats).
Nu zijn er veel linkse mensen die even hard (of harder?) ais anderen om eer en roem verlegen zitten. Maar in de adelstand verheven worden, dat loopt toch wel de spuigaten uit, zelfs voor Spanje. Juan Carlos is er ook niet scheutig mee.
Het verzoek van Tarradellas was al lang een publiek geheim, schreef El Pais. Hij had aan de pers verzocht er voor 25 oktober geen melding van te maken, omdat naar zijn mening het bericht de deelname aan het Catalaanse referendum weleens ongunstig zou kunnen beïnvloeden! Aan dit verzoek hebben de ingewijden (El Pais enz.) ook voldaan, omdat een ongunstige uitslag van het referendum heel ernstig opgevat had kunnen worden.
Achter de schermen was er echter, vóór 25 oktober, al uitgebreid over geconfereerd. Er is namelijk al een Spanjaard die Markies van Celladó heet. Dit is theoretisch geen bezwaar, maar men suggereerde toch de titel Markies de Tarradellas te nemen. Een ander had al voorgesteld Tarradellas meteen nog maar een trapje hoger te laten klimmen, niet tot Markies maar tot Graaf van Celladó.
El Pais illustreerde dit bericht met een aantal karikaturen die een soort stripverhaaltje vormden. De korte inhoud daarvan was: Tarradellas, je hebt je hele Ie-, ven lang als een arme jongen geploeterd voor je Catalonië. Nu krijg je je loon; eervol, als markies, ga je de geschiedenis in.
Koning van vier religies
Al met al is er niet veel in Spanje dat echt nieuw is. In de laatste 150 jaar zijn er al bijna 30 grondwetten geweest, hebben vaak rechtse dictatuur en vaak linkse democratie elkaar afgewisseld en hebben Basken en Catalanen telkens weer gevochten voor hun fueros en hun identiteit. Of alle regelingen die nu getroffen zijn het langer uit zullen houden dan die van vroeger is lang niet zeker.
Eén ding is wel nieuw: de principes slijten af. Vroeger waren de Spaanse socialisten principieel republikeins. Dat zijn ze nu niet meer. En de christen-democratische (lees roomse) organisaties op politiek gebied zijn niet meer principieel anti-protestants. Door dit vervagen van de principes konden de socialisten instemmen met een democratisch koningschap in de grondwet. En ook bestaat er officiële godsdienstvrijheid, praktisch voor het eerst sinds Ferdinand „de Heilige" (1230-'52), die zich noemde de Koning van de Drie Religies (Christendom, Jodendom, Islam). Omdat ook het protestantisme nu officieel volkomen vrij is, zou men Juan Carlos de „koning van de vier religies" kunnen noemen.
Maar zouden de protestantse principes wél intact gebleven zijn?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 52 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 december 1979
Reformatorisch Dagblad | 52 Pagina's