Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van „Nu zijt wellekome" tot „Stille nacht"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van „Nu zijt wellekome" tot „Stille nacht"

Oude en nieuwe kerstliederen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de geschiedenis van het lied neemt het kerstlied een bijzondere plaats in. Zo weten we, dat reeds de oudchristelijke kerk de komst van het heil in de geboren Koning bezong. De liederen uit deze oudheid zijn de eeuwen door op onderscheiden manieren doorgegeven. De oudste dateren reeds van de 10e eeuw, terwijl vele thans nog bekende kerstliederen vooral in de Middeleeuwen in zwang kwamen.

Het bekende „Nu sijt wellecome" is het oudste loflied op Christus' geboorte dat in West- Europa in de volkstaal is gedicht. Het is een „leys", een bepaald soort geestelijk lied, dat verwijst naar het verbasterd overblijfsel van de oude Griekse aanroeping „Kyrie eleison" (Heer, ontferm U).

De oudste notatie van de melodie vinden we in een evangelarium van Otto III (908-1002). Een handschrift van voor 1394 (melodie met driestemmige zetting) bevindt zich in de Stadsbibliotheek te Erfurt.

In ons land verschijnt de melodie voor 't eerst in 1615 in de HYMNI OFTE LOFF-SANSEN, het eerste, doch nimmer als zodanig gebruikte gereformeerde gezangboek in Nederland. De lezing zoals die in 1621 in Theodotus' PARADIJS DER GHEESTELIJCKE EN KERKELIJCKE LOFSANGEN voorkomt, is de onder ons thans nog bekende. Eenvoud, tederheid en poëzie van dit kerstlied zijn van ongeëvenaarde schoonheid. Niet alleen dat, doch ook de melodie toont een opvallende verwantschap met vele melodieën uit het Geneefse Psalter.

Het zijn melodieën die op volksliedbasis zijn geschoeid en die door heel het volk werden gezongen, zowel in de kerk als op straat en in huis.

Grote kerstliederen

Er zijn een groot aantal kerstliederen die deze zelfde eigenschappen bezitten. We noemen b.v. „O zalig, heilig, Bethlehem", een oud Nederlands lied, dat voorkomt in THE PRIEEL DER GHEESTELIJCKE MELODIE Brugge, 1609: „Puer natus in Bethlehem", PSALMODIA 1553; de „Quem pastores laudavere"-melodie uit 1555, vertaald voorde liederen „Komt en laat ons Christus eren", of ,,Hoor de herders, hoe ze Hem loven".

Dan de liederen die in Luthers tijd zijn ontstaan, waarin opnieuw werd teruggegrepen op de oudkerkelijke hymne- en volksliedstructuren: „Vom Himmel hoch da komm ich her" (1535 of ouder), een lied dat Luther noemde: „Ein Kinderlied auf die Weihnacht". Een hele verzameling liederen uit deze tijd is bekend gebleven met de Duitse tekstaanhef: „Gelobet seist du Jesu Christ" (1524 - Walters Geystliche gesank Büchlein); „Es ist ein Ros entsprungen" (1609 - Praetorius); „Lobt Gott, ihr Christen alle gleich" (1554 - Nikolaus Herman); „Wie schön leuchtet der Morgenstern" (1599 - Philip Nicolaï); de Enchiridionliederen:,, Christum wir sollen loben schon" en ,,Herr Christ, der einig Gottes Sohn" (1524). Deze liederen waren in die tijd in allerlei vertalingen algemeen voiksgoed. Zij behoren min of meer tot het vaste ,,fonds" in de liedboekjes van die dagen. Ze werden niet minder bekend door de koorzettingen en instrumentale bewerkingen die verschillende componisten er over maakten.

Verwereldlijking

Ook bij het „Kindje wiegen", een van de vele kerstgebruiken dat zelfs de Reformatie lange tijd heeft overleefd, werden kerstliederen gezongen. Dat het volk sterk gehecht bleef aan de oude wiegeliederen, bewijst de opkomst in de Oude Kerk te Amsterdam in 1645, toen Dirck Sweelinck daar het „Kindje ging wiegen", d.w.z. oude kerstliederen op het orgel speelde.

Overigens heeft de Reformatie in ons land, met fijne intuïtie, de kerstzang voor de huiskamer gereserveerd. Ook keerde zij zich fel tegen allerlei kerstgebruiken als: de kerstkribbe en de kerstspelen, waarin reeds voor de reformatietijd een zekere verwereldlijking was ontstaan. Met die verwereldlijking van het kerstfeest is die van het kerstlied hand in hand gegaan. Hoe verder we de Middeleeuwen achter ons laten, des te meer zien we dat de band met het oude kerstlied wordt doorgesneden. Van Melchior Vulpius' „Nu daagt het in het Oosten" (1609) tot J.S. Bachs ,,lk kniel aan Uwe kribbe neer" (1736) is al een heel karakteristiek verschil tot ontwikkeling gekomen. Een verschuiving van het „bezongen heil" in de richting van het meer in de belangstelling komende „ik". Aanvankelijk geen verkeerde weg, getuige de verscheidene piëtische liederen van die dagen, doch deze hebben later wel tot ontsporingen geleid onder invloed van de kwispelstaartende tijdgeest.

Ruim een eeuw later (1868) verschijnt Bastiaans' bekende ,,Daar is uit 's werelds duist're wolken" en Mendelssohn's „Hoor de eng'len zingen d'eer". Voegen we daarbij succesvoile liedjes als: „In Bethlehems stal" en ,,'t Was nacht in Bethlems dreven", en niet te vergeten „Ere zij God" en „Stille Nacht", dan zitten we helemaal in de sfeer van onze huidige ,,volkskerstzangavonden" met kerkse buitenkerkelijken en bijbellezende burgemeesters (Dr. W. Mudde).

Stemming

Het „Ere zij God" en „Stille nacht" spannen misschien wel de kroon. G. A. Schuiz' creatie uit 1870 van het ons bekende „Ere zij God" lijkt een jaarlijks evenement. Men schijnt niet meer zonder de kerststemming van deze „engelenzang" te kunnen. In de melodie zoekt men tevergeefs naar een band met het verleden, terwijl de tekst een onjuiste weergave is van Lucas 2 vers 14. Het eveneens ingeburgerde „Stille nacht" is een pretentieloos wiegeliedje dat ontstond op 24 dec. 1818, toen het orgeltje in de kapel van het ingesneeuwde bergdorpje Oberndorf (Oostenrijk) de geest gaf en op korte termijn niet te repareren bleek. Joseph Mohr dichtte toen inderhaast een „passend" kerstlied voor de nachtmis, waarbij Frans Xavier Gruber, de plaatselijke onderwijzer- cantor, de ons zo bekende melodie componeerde.

Waarschijnlijk zou zij allang vergeten zijn, als niet 36 jaar later de dirigent van de koninklijke hofkapel te Berlijn in de mening verkeerde dat zij door Michael Haydn gecomponeerd was. Het liedje heeft in de loop der jaren zowel de lof als de kritiek doorstaan, terwijl het tot 1962 in geen enkel kerkboek in Europa voorkwam. Pas dan verschijnt het in de bundel: 119 Gezangen der Gereformeerde Kerken, en in 1973 in het Liedboek voor de Kerken.

Vlucht uit de werkelijkheid

Voor het Liedboek woog het oecumenisch aspect erg zwaar. Men koos de bekende tekst van de Amsterdamse Lutherse hoofdonderwijzer Johannes IJserinkhuysen. Een vertaling die heel wat minder naïef is dan het oorspronkelijke sluimerlied. In „onze" weergave staat geen onvertogen woord, dat niet in het heilsgebeuren zou passen. Doch wie ze naast de diepere vreugde en waarde van de grote klassieke kerstliederen zet, moet op haar inhoud wel afdingen. Bovendien mag niet worden vergeten, dat wij al sinds lang, door een foutief kopiëren van de voorlaatste regel uit de sopraansleutel in de vioolsleutel, deze een terts te hoog springen, waardoor wij nu juist net naar die,voor velen onbereikbare en week aandoende dominantseptime moeten opklimmen, waar Gruber oorspronkelijk de kwint noteerde. Als men het lied met deze correctie zingt, zal men bemerken, dat zij aan de romantiek ervan precies die overmaat ontneemt, die het voor velen zo onuitstaanbaar heeft gemaakt. Kortom: in de authentieke versie is de melodie beslist wat minder zoet. En ook een herstel van zijn oorspronkelijke vorm, gedacht voor twee solostemmen, gitaar en gerepeteerd koorrefrein, zou het lied zeker ten goede komen.

Meerwaarde

Laten we ons echter geen illusie maken. „Stille nacht" zal ondanks zijn gebreken wel net zo lang gezongen worden als wij Kerstfeest vieren met ónze gebreken. En om dat Kerstfeest gaat het toch'.'En in wezen hoort daar,,Stille nacht" niet bij, omdat het begeleidt in het loslaten van de kerkelijke stijl. Het past helemaal bij onze vlucht uit de werkelijkheid van het Kerstfeest, terwijl de meerwaarde van alle grote kerstliederen schuilt in het laten doorklinken van het Gloria in excelsis Deo, dat geworteld is in de liedstructuren van de oude kerkelijke hymnen, die op hun beurt weer teruggrijpen op de zang in tempel en synagoge. Die meerwaarde schuilt in het aanheffen van de boodschap, die voor het eerst en voor eeuwig, helder en klaar klonk in de kerstnacht: U is heden geboren de Zaligmaker, welke is Christus, de Heere, in de stad Davids. Die boodschap verdraagt geen slechte verpakking!

Dit artikel werd u aangeboden door: Reformatorisch Dagblad

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 december 1979

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's

Van „Nu zijt wellekome" tot „Stille nacht"

Bekijk de hele uitgave van woensdag 19 december 1979

Reformatorisch Dagblad | 24 Pagina's